In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 mei 2022 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure betreffende de alimentatie voor een jongmeerderjarige, [verzoeker (voornaam)], die bij zijn moeder woont. De vader, die eerder verplicht was om alimentatie te betalen aan de moeder, heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van [verzoeker (voornaam)] om de alimentatie te verhogen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader vanaf de 18e verjaardag van [verzoeker (voornaam)] de alimentatie rechtstreeks aan hem moet betalen. De rechtbank heeft de behoefte van [verzoeker (voornaam)] vastgesteld op € 399,- per maand tot 1 januari 2022 en € 407,- per maand vanaf die datum. De vader is veroordeeld tot betaling van deze bedragen, ondanks zijn verweer dat hij slechts een lager bedrag zou moeten betalen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vader onvoldoende financiële informatie heeft verstrekt om zijn draagkracht te onderbouwen, waardoor de rechtbank ervan uitgaat dat hij volledig in de behoefte van [verzoeker (voornaam)] kan voorzien. Daarnaast is de vader veroordeeld in de proceskosten van de procedure, omdat hij zijn onderhoudsverplichting niet is nagekomen en de emotionele belasting voor [verzoeker (voornaam)] heeft vergroot. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan worden aangevochten bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.