4.3.3Bewezenverklaring van feiten 1 en 2
De rechtbank acht voor het overige wel bewezen dat verdachte het onder feiten 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Bewijsmiddelen
De relevante delen uit de bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
De bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
De feitelijke gang van zaken rondom de pakketten
Op basis van de bewijsmiddelen in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is ten aanzien van de feitelijke gang van zaken met betrekking tot de invoer van de cocaïne, het verdere vervoer door verdachte en de bevindingen daaromtrent, het volgende komen vast te staan.
Op 8 september 2021 is bij een bedrijf in Utrecht door DHL een drietal pakketten bezorgd uit Colombia, die wel geadresseerd waren aan het bedrijf, maar niet door hen waren besteld. Het bedrijf was gebeld door een man met een Surinaams accent die zei dat hij de pakketten zou komen halen. De medewerker van het bedrijf heeft vervolgens één van de dozen geopend, om te kijken of ze inderdaad niet voor hen waren bedoeld en stuitte op zakken met daarin bruinachtig poeder. Vervolgens heeft hij de politie gebeld.
Ter plaatse trof de politie drie identieke gele dozen aan met daarin twee plastic zakken met een bruinkleurige poederachtige substantie erin. De man die gebeld had (verdachte) bleek al buiten het bedrijf rond te lopen voor het ophalen van de pakketten en bij de doorzoeking van zijn auto werd in zijn kofferbak een geel DHL-pakket aangetroffen van dezelfde afzender als de drie pakketten die bij het bedrijf waren bezorgd. Verdachte is vervolgens aangehouden.
Op 9 september 2021 werd wederom een verdacht postpakket uit Colombia afgeleverd bij hetzelfde bedrijf in Utrecht. Dit pakket was identiek aan de drie eerder afgeleverde pakketten en bevatte de tekst “piece 1/4”. De pakketten van de dag ervoor bevatten de tekst “piece 2/4, 3/4 en 4/4”. Het pakket dat bij verdachte in de auto werd aangetroffen bevatte de tekst “piece 3/4”. Geconcludeerd wordt dat het in totaal om twee zendingen van elk vier pakketten moest gaan. De drie pakketten uit Amsterdam zijn onderschept in Utrecht en bevatten eveneens een bruine substantie. De zending is verstuurd op 27 augustus 2021 vanuit Colombia.
Onderzoek aan monsters van de in alle pakketten aangetroffen bruine substantie leverde een positief resultaat van cocaïne op. De totale bruine substantie woog 160 kilogram.
De betrokkenheid en rol van verdachte
Uit onderzoek aan de telefoon van verdachte is gebleken dat in zijn telefoon foto’s zaten met Waybill nummers, waaronder nummer [A] . Dit is het nummer dat hoort bij de zending waarvan het bij verdachte in de kofferbak aangetroffen pakket deel uitmaakte, evenals de drie pakketten die op 9 september zijn onderschept bij DHL in Utrecht.
Het pakket dat bij verdachte in de kofferbak is aangetroffen, is op 7 september 2021 door verdachte bij het DHL-postsorteercentrum opgehaald. Vlak nadat verdachte ter plaatse kwam, verscheen medeverdachte [medeverdachte] achter de balie. Zonder iets in te toetsen in het systeem, wat normaliter nodig is om te achterhalen om welke zending het gaat, liep medeverdachte naar achter en kwam terug met het pakket dat hij vervolgens aan verdachte overhandigde. Verdachte tekende niet voor ontvangst. Dit geheel is ongebruikelijk en atypisch kijkend naar de wereldwijde procedures van DHL.
Uit onderzoek aan de telefoon van verdachte is gebleken dat hij meermalen zoektermen heeft ingetoetst als ‘meest geïmporteerde producten colombia’ en ‘dhl track and trace international’. Ook is een Whatsapp-chat aangetroffen met contact [contact 1] (medeverdachte [medeverdachte] ), waarin wordt gesproken over de DHL-bezorgstatus van de pakketten. Tevens werd in zijn telefoon een conversatie aangetroffen met het tot op heden onbekend gebleven contact “ [contact 2] ” over het ophalen van zendingen. Door verdachte werd gestuurd “ja maar er zijn maar 3 geleverd”, waarop [contact 2] reageerde “aaja 1 heb jij al”. Dit komt overeen met de verdenking dat verdachte één van de vier pakketten van één van de zendingen al in het bezit had en dat hij de andere drie pakketten nog moest ophalen in Utrecht.
Opzet op de (verlengde) invoer
De rechtbank stelt voorop dat er in totaal ongeveer 160 kilogram cocaïne bevattend materiaal in de acht DHL-pakketten is aangetroffen en dat het hierbij dus ging om een miljoenentransport, waarvan mag worden aangenomen dat dit niet aan willekeurig gekozen personen wordt toevertrouwd. Daarom acht de rechtbank het zeer onaannemelijk dat er bij een dergelijk transport volstrekt onwetende personen worden betrokken. Dit brengt immers enorme risico’s met zich, zoals het risico dat diegene het ontdekt en zich de waardevolle drugs zou toe-eigenen of zou besluiten de politie in te lichten.
Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat de logistiek rond de invoer van verboden verdovende middelen complex is, waarbij meerdere personen betrokken plegen te zijn. Het is immers niet mogelijk dergelijke goederen via de reguliere weg vanuit Latijns-Amerika naar Europa te vervoeren. Drugs moeten verhuld worden gesmokkeld.
Alle individuele, identificeerbare handelingen van personen die betrekking hebben op die complexe logistiek moeten daarom in beginsel worden geacht gericht te zijn op de opzet
tot het binnen het grondgebied van - in dit geval - Nederland brengen van deze verboden verdovende middelen. Uit de tekst van artikel 1 vierde lid juncto artikel 2 aanhef en onder
A van de Opiumwet blijkt voorts wat onder het invoeren van verdovende middelen wordt begrepen. Dit is niet alleen het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de verdovende middelen zelf, maar ook het verrichten van handelingen gericht op het verdere vervoer, de opslag en de aflevering van verdovende middelen.
Uit de bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de rol van verdachte bestond uit het ophalen van de pakketten en het verder vervoeren hiervan binnen Nederland. Verdachte heeft voor iemand waarvan hij de volledige naam niet kent of niet wil noemen, pakketten afkomstig uit Colombia willen afhalen en willen vervoeren naar een volgende locatie. Daarmee heeft verdachte minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zich in die pakketten verdovende middelen bevonden. Dat geldt temeer nu de pakketten uit Colombia kwamen.
De rechtbank is daarenboven echter van oordeel dat het op grond van de combinatie van bovenstaande met de berichten op de telefoon van verdachte en die op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] niet anders kan zijn dan dat verdachte heeft geweten van de illegale activiteiten die te maken hadden met de invoer van verdovende middelen en dat geen sprake was van een legaal transport. Uit het uitlezen van de telefoon van [medeverdachte] blijkt immers dat verdachte hem op 12 december 2020 reeds over deze werkwijze van het gebruiken van bedrijfsnamen onder een ander nummer en e-mailadres informeerde. Dat is een constructie die gelijkend is aan de wijze waarop de onderschepte pakketten met cocaïne naar Nederland zijn verzonden. Uit de bewijsmiddelen blijkt hoeveel moeite er is gedaan om de pakketten veilig binnen Nederlands grondgebied te krijgen en te houden. Verdachte heeft het transport van de pakketten gevolgd en maakte deel uit van, en leverde een actieve bijdrage aan, de uitvoering van het plan om de pakketten voortijdig weg te halen bij de bedrijven waaraan ze geadresseerd waren. De verklaring van verdachte dat hij geen wetenschap had van de inhoud van de pakketten, schuift de rechtbank op grond van bovenstaande als ongeloofwaardig ter zijde.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en in samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er bij verdachte sprake is geweest van opzet gericht op de (verlengde) invoer van verdovende middelen.
Medeplegen
Voor medeplegen is noodzakelijk dat er sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met anderen. Dit betreft een samenwerking die is gericht op het voltooien (gezamenlijk uitvoeren) van het delict. Verdachte dient daarvoor een materiële of intellectuele bijdrage te leveren die van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling en de rol in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het delict. Het is niet nodig dat komt vast te staan dat een verdachte weet heeft van de (exacte) gedragingen die later of eerder in het traject door zijn medeverdachten worden verricht.
Uit de beschreven gang van zaken en de overige bewijsmiddelen, in onderling verband en
in samenhang bezien, blijkt naar het oordeel van de rechtbank van gezamenlijk en op elkaar afgestemd handelen. Verdachte is via zijn onbekend gebleven contact [contact 2] in het bezit gekomen van de benodigde track and trace codes om de acht pakketten uit de twee zendingen af te kunnen halen. Verdachte heeft verklaard dat hij twee track and trace codes van [contact 2] heeft gekregen en deze codes komen overeen met de twee zendingen die elk uit vier pakketten bestonden. Slechts één van deze pakketten heeft hij uiteindelijk kunnen afhalen voordat hij werd aangehouden. Daarnaast blijkt ook dat verdachte actief achter de overige pakketten is aangegaan door naar DHL en het bedrijf te bellen toen hem niet helder was waar de pakketten zich bevonden. Hiermee heeft verdachte een wezenlijke rol gespeeld in het gehele invoerproces door de pakketten op te halen teneinde deze verder te distribueren. Het handelen van verdachte is onderdeel geweest van een groter proces, dat al op 27 augustus 2021 is aangevangen door het verzenden van de pakketten vanuit Colombia.
Deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en in samenhang bezien, vertonen een proces van handelen waarbij de handelingen nauw op elkaar zijn afgestemd. Een nauw en bewust samenwerkingsverband tussen de gedragingen van verdachte en de medeverdachten is naar het oordeel van de rechtbank daarmee gegeven. De beoogde bijdrage van verdachte, bestaande uit het onderscheppen van de pakketten in Nederland en elders afleveren van de pakketten is als onmisbaar onderdeel van het transport aan te merken als een bijdrage van voldoende gewicht. Om die reden houdt de rechtbank verdachte ook verantwoordelijk voor de overige zeven pakketten die hij nog op had moeten halen en kunnen de gedragingen van verdachte worden gekwalificeerd als medeplegen van de invoer van alle pakketten.
Gehalte aan pure cocaïne
Uit de rapportage van het NFI blijkt dat in de twee leveringen respectievelijk circa 16% en 14% (zuivere) cocaïnebase is aangetoond. Dat betekent dat, na verlies van ongeveer 10% tijdens het zuiverings- en omzettingsproces, in de ene levering van 80 kilogram minimaal 11 kilogram aan pure cocaïne zat en in de andere levering van 80 kilogram minimaal 13 kilogram aan pure cocaïne. Dat opgeteld is samen 24 kilogram aan pure cocaïne.
Conclusie
De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde (verlengde) invoer van 24 kilogram aan pure cocaïne (feit 1) en dat hij een deel daarvan heeft vervoerd (feit 2).