ECLI:NL:RBMNE:2022:1954

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
23 mei 2022
Zaaknummer
16/241858-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van (verlengde) invoer van cocaïne vanuit Colombia en vervoeren binnen Nederland

Op 23 mei 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de invoer van cocaïne vanuit Colombia. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van het voorarrest, voor het medeplegen van de (verlengde) invoer van 24 kilogram cocaïne en het vervoeren van een hoeveelheid cocaïne binnen Nederland. De verdachte werd vrijgesproken van de ten laste gelegde hennepkwekerij, waardoor het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk werd verklaard in de ontnemingsvordering. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een wezenlijke rol heeft gespeeld in het invoerproces door pakketten op te halen en verder te distribueren. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet, waarbij de ernst van de feiten en de maatschappelijke impact van de drugshandel zwaar wogen in de strafmaat. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar concludeerde dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/241858-21
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 mei 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1967] te distrikt [distrikt] (Suriname),
thans gedetineerd in [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 16 december 2021, 9 maart 2022 en 9 mei 2022. Op laatstgenoemde datum heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden en is het onderzoek ter terechtzitting gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie, mr. A.E. Lohuis en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.P.M. Denissen, advocaat te Eersel, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij een aantal strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage I aan dit vonnis is gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1in de periode van 27 augustus 2021 tot en met 9 september 2021 Utrecht/Amsterdam, samen met (een) ander(en), 160 kilo cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht;
feit 2op 8 september 2021 te Utrecht, samen met (een) ander(en), 20 kilo cocaïne heeft vervoerd/aanwezig heeft gehad;
feit 3in de periode van 8 maart 2021 tot en met 9 september 2021 te Amsterdam, samen met (een) ander(en), hennep heeft geteeld, dan wel 411 hennepplanten aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feiten 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie vordert dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder feit 3 tenlastegelegde.
Voor zover relevant worden de standpunten van de officier van justitie hieronder besproken onder het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit primair een integrale vrijspraak. Subsidiair verzoekt de raadsman bij een bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 verdachte partieel vrij te spreken en de bewezenverklaring te beperken tot het aantal kilo’s aan pure cocaïne die in de pakketten is aangetroffen, volgens berekening van de raadsman 21,6 kilo respectievelijk 2,52 kilo.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van feit 3
Op 9 september 2021 wordt in de woning waar verdachte staat ingeschreven aan de [adres] in [woonplaats] een volledig in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. In de brievenbus worden brieven aangetroffen die op naam staan van verdachte. Verdachte en getuige [getuige] verklaren beiden dat de woning aan de [adres] is verhuurd aan een derde. Hoewel verdachte heeft verklaard niet te weten aan wie de woning verhuurd werd, omdat [getuige] dat zou hebben geregeld en ook [getuige] zegt hier niet over te kunnen verklaren omdat dit via verdachte ging, kan niet worden geconcludeerd dat verdachte zelf in de woning aan de [adres] verbleef. Verdachte zou daar enkel de post op (laten) halen. Aangezien de brievenbus zich op de begane grond bevond, terwijl de woning op de derde verdieping is gesitueerd, heeft de rechtbank op basis van het dossier niet de overtuiging dat verdachte wist dat zich in de woning een hennepkwekerij bevond. Om die reden zal de rechtbank verdachte vrijspreken van dit feit.
4.3.2
Partiële vrijspraak van feit 2
De rechtbank kan uit het dossier niet buiten redelijke twijfel afleiden dat met betrekking tot het vervoeren van de cocaïne sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een bijdrage van voldoende gewicht tussen verdachte en één of meer anderen. Om die reden zal de rechtbank verdachte vrijspreken van dit gedeelte van het onder feit 2 tenlastegelegde.
4.3.3
Bewezenverklaring van feiten 1 en 2
De rechtbank acht voor het overige wel bewezen dat verdachte het onder feiten 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Bewijsmiddelen
De relevante delen uit de bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
De bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
De feitelijke gang van zaken rondom de pakketten
Op basis van de bewijsmiddelen in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is ten aanzien van de feitelijke gang van zaken met betrekking tot de invoer van de cocaïne, het verdere vervoer door verdachte en de bevindingen daaromtrent, het volgende komen vast te staan.
Op 8 september 2021 is bij een bedrijf in Utrecht door DHL een drietal pakketten bezorgd uit Colombia, die wel geadresseerd waren aan het bedrijf, maar niet door hen waren besteld. Het bedrijf was gebeld door een man met een Surinaams accent die zei dat hij de pakketten zou komen halen. De medewerker van het bedrijf heeft vervolgens één van de dozen geopend, om te kijken of ze inderdaad niet voor hen waren bedoeld en stuitte op zakken met daarin bruinachtig poeder. Vervolgens heeft hij de politie gebeld.
Ter plaatse trof de politie drie identieke gele dozen aan met daarin twee plastic zakken met een bruinkleurige poederachtige substantie erin. De man die gebeld had (verdachte) bleek al buiten het bedrijf rond te lopen voor het ophalen van de pakketten en bij de doorzoeking van zijn auto werd in zijn kofferbak een geel DHL-pakket aangetroffen van dezelfde afzender als de drie pakketten die bij het bedrijf waren bezorgd. Verdachte is vervolgens aangehouden.
Op 9 september 2021 werd wederom een verdacht postpakket uit Colombia afgeleverd bij hetzelfde bedrijf in Utrecht. Dit pakket was identiek aan de drie eerder afgeleverde pakketten en bevatte de tekst “piece 1/4”. De pakketten van de dag ervoor bevatten de tekst “piece 2/4, 3/4 en 4/4”. Het pakket dat bij verdachte in de auto werd aangetroffen bevatte de tekst “piece 3/4”. Geconcludeerd wordt dat het in totaal om twee zendingen van elk vier pakketten moest gaan. De drie pakketten uit Amsterdam zijn onderschept in Utrecht en bevatten eveneens een bruine substantie. De zending is verstuurd op 27 augustus 2021 vanuit Colombia.
Onderzoek aan monsters van de in alle pakketten aangetroffen bruine substantie leverde een positief resultaat van cocaïne op. De totale bruine substantie woog 160 kilogram.
De betrokkenheid en rol van verdachte
Uit onderzoek aan de telefoon van verdachte is gebleken dat in zijn telefoon foto’s zaten met Waybill nummers, waaronder nummer [A] . Dit is het nummer dat hoort bij de zending waarvan het bij verdachte in de kofferbak aangetroffen pakket deel uitmaakte, evenals de drie pakketten die op 9 september zijn onderschept bij DHL in Utrecht.
Het pakket dat bij verdachte in de kofferbak is aangetroffen, is op 7 september 2021 door verdachte bij het DHL-postsorteercentrum opgehaald. Vlak nadat verdachte ter plaatse kwam, verscheen medeverdachte [medeverdachte] achter de balie. Zonder iets in te toetsen in het systeem, wat normaliter nodig is om te achterhalen om welke zending het gaat, liep medeverdachte naar achter en kwam terug met het pakket dat hij vervolgens aan verdachte overhandigde. Verdachte tekende niet voor ontvangst. Dit geheel is ongebruikelijk en atypisch kijkend naar de wereldwijde procedures van DHL.
Uit onderzoek aan de telefoon van verdachte is gebleken dat hij meermalen zoektermen heeft ingetoetst als ‘meest geïmporteerde producten colombia’ en ‘dhl track and trace international’. Ook is een Whatsapp-chat aangetroffen met contact [contact 1] (medeverdachte [medeverdachte] ), waarin wordt gesproken over de DHL-bezorgstatus van de pakketten. Tevens werd in zijn telefoon een conversatie aangetroffen met het tot op heden onbekend gebleven contact “ [contact 2] ” over het ophalen van zendingen. Door verdachte werd gestuurd “ja maar er zijn maar 3 geleverd”, waarop [contact 2] reageerde “aaja 1 heb jij al”. Dit komt overeen met de verdenking dat verdachte één van de vier pakketten van één van de zendingen al in het bezit had en dat hij de andere drie pakketten nog moest ophalen in Utrecht.
Opzet op de (verlengde) invoer
De rechtbank stelt voorop dat er in totaal ongeveer 160 kilogram cocaïne bevattend materiaal in de acht DHL-pakketten is aangetroffen en dat het hierbij dus ging om een miljoenentransport, waarvan mag worden aangenomen dat dit niet aan willekeurig gekozen personen wordt toevertrouwd. Daarom acht de rechtbank het zeer onaannemelijk dat er bij een dergelijk transport volstrekt onwetende personen worden betrokken. Dit brengt immers enorme risico’s met zich, zoals het risico dat diegene het ontdekt en zich de waardevolle drugs zou toe-eigenen of zou besluiten de politie in te lichten.
Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat de logistiek rond de invoer van verboden verdovende middelen complex is, waarbij meerdere personen betrokken plegen te zijn. Het is immers niet mogelijk dergelijke goederen via de reguliere weg vanuit Latijns-Amerika naar Europa te vervoeren. Drugs moeten verhuld worden gesmokkeld.
Alle individuele, identificeerbare handelingen van personen die betrekking hebben op die complexe logistiek moeten daarom in beginsel worden geacht gericht te zijn op de opzet
tot het binnen het grondgebied van - in dit geval - Nederland brengen van deze verboden verdovende middelen. Uit de tekst van artikel 1 vierde lid juncto artikel 2 aanhef en onder
A van de Opiumwet blijkt voorts wat onder het invoeren van verdovende middelen wordt begrepen. Dit is niet alleen het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de verdovende middelen zelf, maar ook het verrichten van handelingen gericht op het verdere vervoer, de opslag en de aflevering van verdovende middelen.
Uit de bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de rol van verdachte bestond uit het ophalen van de pakketten en het verder vervoeren hiervan binnen Nederland. Verdachte heeft voor iemand waarvan hij de volledige naam niet kent of niet wil noemen, pakketten afkomstig uit Colombia willen afhalen en willen vervoeren naar een volgende locatie. Daarmee heeft verdachte minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zich in die pakketten verdovende middelen bevonden. Dat geldt temeer nu de pakketten uit Colombia kwamen.
De rechtbank is daarenboven echter van oordeel dat het op grond van de combinatie van bovenstaande met de berichten op de telefoon van verdachte en die op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] niet anders kan zijn dan dat verdachte heeft geweten van de illegale activiteiten die te maken hadden met de invoer van verdovende middelen en dat geen sprake was van een legaal transport. Uit het uitlezen van de telefoon van [medeverdachte] blijkt immers dat verdachte hem op 12 december 2020 reeds over deze werkwijze van het gebruiken van bedrijfsnamen onder een ander nummer en e-mailadres informeerde. Dat is een constructie die gelijkend is aan de wijze waarop de onderschepte pakketten met cocaïne naar Nederland zijn verzonden. Uit de bewijsmiddelen blijkt hoeveel moeite er is gedaan om de pakketten veilig binnen Nederlands grondgebied te krijgen en te houden. Verdachte heeft het transport van de pakketten gevolgd en maakte deel uit van, en leverde een actieve bijdrage aan, de uitvoering van het plan om de pakketten voortijdig weg te halen bij de bedrijven waaraan ze geadresseerd waren. De verklaring van verdachte dat hij geen wetenschap had van de inhoud van de pakketten, schuift de rechtbank op grond van bovenstaande als ongeloofwaardig ter zijde.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en in samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er bij verdachte sprake is geweest van opzet gericht op de (verlengde) invoer van verdovende middelen.
Medeplegen
Voor medeplegen is noodzakelijk dat er sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met anderen. Dit betreft een samenwerking die is gericht op het voltooien (gezamenlijk uitvoeren) van het delict. Verdachte dient daarvoor een materiële of intellectuele bijdrage te leveren die van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling en de rol in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het delict. Het is niet nodig dat komt vast te staan dat een verdachte weet heeft van de (exacte) gedragingen die later of eerder in het traject door zijn medeverdachten worden verricht.
Uit de beschreven gang van zaken en de overige bewijsmiddelen, in onderling verband en
in samenhang bezien, blijkt naar het oordeel van de rechtbank van gezamenlijk en op elkaar afgestemd handelen. Verdachte is via zijn onbekend gebleven contact [contact 2] in het bezit gekomen van de benodigde track and trace codes om de acht pakketten uit de twee zendingen af te kunnen halen. Verdachte heeft verklaard dat hij twee track and trace codes van [contact 2] heeft gekregen en deze codes komen overeen met de twee zendingen die elk uit vier pakketten bestonden. Slechts één van deze pakketten heeft hij uiteindelijk kunnen afhalen voordat hij werd aangehouden. Daarnaast blijkt ook dat verdachte actief achter de overige pakketten is aangegaan door naar DHL en het bedrijf te bellen toen hem niet helder was waar de pakketten zich bevonden. Hiermee heeft verdachte een wezenlijke rol gespeeld in het gehele invoerproces door de pakketten op te halen teneinde deze verder te distribueren. Het handelen van verdachte is onderdeel geweest van een groter proces, dat al op 27 augustus 2021 is aangevangen door het verzenden van de pakketten vanuit Colombia.
Deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en in samenhang bezien, vertonen een proces van handelen waarbij de handelingen nauw op elkaar zijn afgestemd. Een nauw en bewust samenwerkingsverband tussen de gedragingen van verdachte en de medeverdachten is naar het oordeel van de rechtbank daarmee gegeven. De beoogde bijdrage van verdachte, bestaande uit het onderscheppen van de pakketten in Nederland en elders afleveren van de pakketten is als onmisbaar onderdeel van het transport aan te merken als een bijdrage van voldoende gewicht. Om die reden houdt de rechtbank verdachte ook verantwoordelijk voor de overige zeven pakketten die hij nog op had moeten halen en kunnen de gedragingen van verdachte worden gekwalificeerd als medeplegen van de invoer van alle pakketten.
Gehalte aan pure cocaïne
Uit de rapportage van het NFI blijkt dat in de twee leveringen respectievelijk circa 16% en 14% (zuivere) cocaïnebase is aangetoond. Dat betekent dat, na verlies van ongeveer 10% tijdens het zuiverings- en omzettingsproces, in de ene levering van 80 kilogram minimaal 11 kilogram aan pure cocaïne zat en in de andere levering van 80 kilogram minimaal 13 kilogram aan pure cocaïne. Dat opgeteld is samen 24 kilogram aan pure cocaïne.
Conclusie
De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde (verlengde) invoer van 24 kilogram aan pure cocaïne (feit 1) en dat hij een deel daarvan heeft vervoerd (feit 2).

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
in de periode van 27 augustus 2021 tot en met 9 september 2021 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 24 kilo cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
op 8 september 2021 te Utrecht, opzettelijk heeft vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
De door verdachte gepleegde feiten beschouwt de rechtbank als een eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 Wetboek van Strafrecht. Het vervoeren van de harddrugs maakt immers onderdeel uit van de verweten invoer van harddrugs en betreft daarmee een gedraging die onder meerdere strafrechtelijke bepalingen strafbaar is gesteld.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
de eendaadse samenloop van
het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod (feit 1)
en
het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod (feit 2).

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaren, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank – als zij tot een bewezenverklaring komt – een lagere straf op de leggen dan de eis van de officier van justitie en in overweging te nemen een voorwaardelijk deel op te leggen. Verder acht de raadsman het van belang dat rekening moet worden gehouden met het gewicht van het gehalte aan pure cocaïne dat in de pakketten is aangetroffen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren opleggen met aftrek van het voorarrest. De rechtbank overweegt hieronder hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de (verlengde) invoer van ongeveer 24 kilogram pure cocaïne die werd vervoerd in een hoeveelheid ander materiaal van in totaal ongeveer 160 kg .
De rechtbank is van oordeel dat het invoeren en vervoeren van harddrugs ernstige feiten zijn. Harddrugs, zoals onder meer cocaïne, bevatten immers stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid en sterk verslavend zijn. Daarnaast ontstaat door de handel in harddrugs schade en overlast voor de samenleving. De strafbaarheid en de grote winstgevendheid ervan brengt mee dat de handel in cocaïne een ontwrichtende invloed heeft op de samenleving. Voorts zijn liquidaties die in het criminele circuit worden gepleegd veelal direct of indirect het gevolg van conflicten in de onderwereld met betrekking tot grootschalige drugshandel. Ook brengt de handel in harddrugs mee dat een zwart-geld circuit ontstaat met alle gevolgen van dien.
Het is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet meer dan terecht dat er voor de handel in cocaïne lange, onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd. Enerzijds dient dit als vergelding voor de ontwrichting waar de dader indirect aan heeft bijgedragen. Anderzijds heeft het opleggen van vrijheidsstraffen tot doel anderen ervan te weerhouden zich met de drugscriminaliteit in te laten.
De rechtbank houdt daarnaast rekening met de rol van verdachte, die weliswaar essentieel te noemen is, maar die in verhouding met andere rollen bij deze vorm van cocaïnesmokkel iets minder groot is.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van 10 november 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet recentelijk eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport over verdachte van 25 januari 2022, waarin wordt geadviseerd aan verdachte een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
8.3.3
De straf
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Omdat het gaat om een eendaadse samenloop, neemt de rechtbank de invoer van ongeveer 24 kilogram cocaïne als uitgangspunt bij het bepalen van de straf. Als uitgangspunt geldt het invoeren van de harddrugs.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat alle in beslag genomen goederen worden onttrokken aan het verkeer.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen over het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan verkeer
Nagenoemde voorwerpen (drugs en postpakketten met vermoedelijk verdovende middelen) zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met betrekking tot dit voorwerp zijn bovendien de onder feiten 1 en 2 bewezen verklaarde feiten begaan.
De rechtbank zal deze daarom aan het verkeer onttrekken:
o 1 STK Drugs G2873282 117 Sv (Omschrijving: G2873282);
o 1 STK Postpakket (Omschrijving: G2873288 BETREFT EEN DHL PAKKET AFKOMSTIG UIT COLOMBIA MET, Geel);;
o 1 STK Postpakket (Omschrijving: G2873290 BETREFT EEN DHL PAKKET AFKOMSTIG UIT COLOMBIA MET, Geel);
o 1 STK Postpakket (Omschrijving: G2873852 VERMOEDELIJK MET VERDOVENDE MIDDELEN);
o 1 STK Postpakket (Omschrijving: G2877179 SUMMIT BESLAG HEL205.001.01 / MD4R021088_686714, Geel);
o 1 STK Postpakket (Omschrijving: G2877180 SUMMIT BESLAG HEL205.001.02 / MD4R021088_686718, Geel);
o 1 STK Postpakket (Omschrijving: G2877181 SUMMIT BESLAG HEL205.001.03 / MD4R021088_686721, Geel).

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36b, 36c, 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 10 en 13a van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- onttrekt aan het verkeer:
o 1 STK Drugs G2873282 117 Sv (Omschrijving: G2873282);
o 1 STK Postpakket (Omschrijving: G2873288 BETREFT EEN DHL PAKKET AFKOMSTIG UIT COLOMBIA MET, Geel);
o 1 STK Postpakket (Omschrijving: G2873290 BETREFT EEN DHL PAKKET AFKOMSTIG UIT COLOMBIA MET, Geel);
o 1 STK Postpakket (Omschrijving: G2873852 VERMOEDELIJK MET VERDOVENDE MIDDELEN);
o 1 STK Postpakket (Omschrijving: G2877179 SUMMIT BESLAG HEL205.001.01 / MD4R021088_686714, Geel);
o 1 STK Postpakket (Omschrijving: G2877180 SUMMIT BESLAG HEL205.001.02 / MD4R021088_686718, Geel);
o 1 STK Postpakket (Omschrijving: G2877181 SUMMIT BESLAG HEL205.001.03 / MD4R021088_686721, Geel);
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak, voorzitter, mr. A.A.T. Werner en mr. J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Neijenhuis, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 mei 2022.
Mr. Werner en mr. Wiersma zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 27 augustus 2021 tot en met 9 september 2021 te Utrecht en/of Amsterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 160 kilo cocaine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 8 september 2021 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 20 kilo cocaine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 maart 2021 tot en met 9 september 2021 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 411 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
Bijlage II: de bewijsmiddelen [1]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 mei 2022
Ik heb van [contact 2] twee track and trace codes gekregen om zendingen op te halen en te vervoeren. Op 7 september 2021 heb ik één van de pakketten opgehaald bij het DHL-ophaalpunt in Utrecht bij [medeverdachte] . Met hem had ik al eerder contact gehad. Nadat ik die ene doos had opgehaald, hoorde van [contact 2] ik dat er nog drie andere pakketten bij hoorden. Ik heb toen de klantenservice van DHL gebeld om te vragen waar de pakketten waren. Ook heb ik van hen het nummer gekregen van het bedrijf (de rechtbank begrijpt: locatie A). Dat bedrijf heb ik vervolgens gebeld. Voordat ik de pakketten kon ophalen, werd ik aangehouden.
Het proces-verbaal van bevindingen van 10 september 2021, p. 11-15 (A)
Op woensdag 8 september 2021 kwam ik ter plaatse bij het bedrijf. Ik hoorde dat de medewerker het volgende verklaarde: "Vanmorgen zijn er door DHL meerdere pakketten geleverd. Toen ik begin van de middag deze dozen wilde uitpakken werd er door een onbekende man naar het bedrijf gebeld. Ik hoorde dat deze man met een Surinaams accent sprak. Ik hoorde dat de man zei dat er drie pakketten waren geleverd die hij wilde komen ophalen. De man zei dat hij nog even iets moest doen in Hilversum en daarna naar ons bedrijf zou komen. Op dat moment zocht ik hier nog niks achter. Omdat de pakketten wel aan ons adres waren geadresseerd wilde ik kijken of er toch geen spullen voor ons bedrijf in zaten. Hierop heb ik een van de dozen geopend om de inhoud te bekijken. Ik zag dat er twee grote zakken in de doos zaten. Ik heb met een mesje een van deze zakken geopend. Ik zag dat er een bruinachtig poeder in zat. Ik rook tegelijk ook een vreemde lucht uit het pakket komen. Toen ik naar het label op de doos keek zag ik dat er als land van herkomst Colombia
op stond.” Ik zag dat er drie gele dozen met opdruk DHL in het pand stonden. Ik zag dat deze dozen er flink beschadigd uitzagen.
Terwijl ik in gesprek was hoorde ik dat enkele medewerkers zeiden dat de onbekende
man die gebeld had nu vermoedelijk bij het pand was. Ik zag dat er een donkergetinte man, mogelijk van Surinaamse afkomst, het pand lopend passeerde. Ik zag dat deze man daarbij naar het pand keek. Ter hoogte van de "naam straat" hield ik de man staande. Ik zag dat de man mij een Nederlands rijbewijs overhandigde waaruit bleek dat hij was: [verdachte] .
Ik zag dat de kofferbak van de Ford Focus was afgedekt met een daarvoor bedoelde
rolhoes. Toen ik de kofferbak opende zag ik dat er een geel DHL postpakket in de
laadruimte lag. Ik zag dat dit pakket er qua vorm en kleur vrijwel identiek uitzag
als de drie pakketten die bij het bedrijf waren afgeleverd. Hierbij viel op dat de afzender van dit pakket dezelfde afzender betrof als die van de drie eerder aangetroffen pakketten.
Het proces-verbaal van bevindingen van 9 september 2021, p. 27-28 + bijlage (A)
Op 9 september 2021 hoorden wij dat er wederom een verdachte postpakket uit Colombia was afgeleverd op Locatie A. Ter plaatse zagen wij dat het pakket identiek was aan de drie gisteren aangetroffen pakketten. Wij zagen dat dit pakket voorzien was van hetzelfde verzendadres en afleveradres als de eerdere pakketten. Wij zagen dat het pakket dat vandaag was afgeleverd was voorzien van de tekst "piece 1/4". De drie pakketten die gisteren inbeslaggenomen waren, waren voorzien van de tekst "piece 2/4, 3/4 en 4/4". Hieruit maakten wij op dat de gehele zending nu inbeslaggenomen was. Het pakket dat in het voertuig van verdachte [verdachte] was aangetroffen was voorzien van de tekst "Piece 3/4". Hieruit maakten wij op dat dit een aparte zending betrof, niet behorend bij de zending die op locatie A was afgeleverd. Omdat dit pakket wel dezelfde afzender en inhoud had hadden wij het vermoedden dat het een tweede zending betrof waar vermoedelijk verdovende middelen in zaten. Dit pakket was geadresseerd aan: Bedrijf 2 Locatie B.
Op het pakket dat in de auto van verdachte [verdachte] was aangetroffen stonden de volgende gegevens:
Track and tracenummer: [nummer] , goednummer: [goednummer]
Toen wij dit track and tracenummer invoerden op de website www.dhlexpress.n1 zagen wij dat alle verzend informatie zichtbaar werd. Wij zagen dat dit een zending was die uit vier pakketten bestond. Wij zagen dat de gehele zending bestond uit de volgende vier goednummers:
[goednummer]
Wij zagen dat het pakket met goednummer [goednummer] op dinsdag 7 september om 07:57 uur de volgende status had gekregen: "Gereed voor afhaling door ontvanger, volgens afspraak."
Wij zagen via de track and trace informatie de volgende meest recente status: donderdag September, 09 2021 09:54 Lokale tijd I Verwerkt in sorteercentrum AMSTERDAM - NETHERLANDS, THEAMSTERDAM - NETHERLANDS, THE
3 Stuks [goednummer] . Augustus, 27 2021 15:02 Lokale tijd I Geaccepteerd voor verzending [plaats] - COLOMBIA 4 Stuks.
Het proces-verbaal van bevindingen van 10 september 2021, p 37-38 (A)
lk hoorde dat collega [verbalisant] tegen mij zei dat hij op zoek was naar drie postpakketten waarvan hij wel pakketnummers had maar die hij niet kon traceren via open bronnen. De nummers van de pakketten waren:
[goednummer]
Omdat deze pakketten vermoedelijk ook cocaïne konden bevatten heb ik direct telefonisch contact gezocht met de security officier van DHL. Het is mij ambtshalve bekend dat hij kan zien waar een postpakket zich op een moment bevindt. Ik hoorde dat hij zei dat de pakketten op dat moment verwerkt werden op het depot, gelegen aan de [adres] te [plaats] . Nadat ik, samen met collega [A] , de postpakketten bij de [adres] had opgehaald brachten wij die onverwijld over naar het beslaghuis gelegen aan de [adres] te [plaats] . Aldaar heb ik een van de postpakketten geopend. In dit postpakket zat een zak met een bruine substantie.
Het proces-verbaal van bevindingen van 25 september 2021, p. 57-84 (A)
De hierna uitgewerkte beelden zijn afkomstig van verschillende cameraposities van binnen en buiten de DHL vestiging aan de [adres] te [plaats] . Videobeelden van het ophalen van postpakket met Waybill nummer [nummer] en pakketnummer [goednummer] op 7 september 2021. Vrijwel direct na binnenkomst van [verdachte] , komt de DHL medewerker met donkere huidskleur naar de balie in de afhaalruimte. De DHL security officer geeft aan dat dit abnormaal snel plaatsheeft ten opzichte van de normale situatie. [verdachte] en de DHL medewerker praten kennelijk met elkaar. Er is duidelijk te zien dat de DHL medewerker zijn handen tijdens het gesprek boven het numerieke gedeelte van het toetsenbord houdt, maar hij toetst NIETS in. Normaal gesproken bekijkt een DHL medewerker dan een zendingsnummer of Waybill nummer om de zending te kunnen vinden. Na niets ingetoetst te hebben, loopt de DHL medewerker met donkere huidskleur in de richting van de ruimte waar de pakketten klaar staan om afgehaald te worden. Hij neemt daarbij geen papieren mee of ander bewijs wat het pakketnummer is dat hij moet zoeken. De DHL medewerker met donkere huidskleur loopt de ruimte in waar de pakketten klaar liggen, zonder dat hij papieren bij zich heeft met het pakketnummer dat hij zoekt. De DHL medewerker met donkere huidskleur loopt de ruimte in waar de pakketten klaar liggen en loopt zonder twijfelen richting de gele stelling en de plaats waar het betreffende pakket ligt. De DHL medewerker met donkere huidskleur pakt vanaf de onderkant van de stelling de gele doos die hij op 6 september 2021 uit de bestelauto had gepakt en op het karretje klaar had gezet in de ruimte. De DHL medewerker met donkere huidskleur scant de barcode van het pakket (deze handeling zou gelogd moeten worden door het systeem van DHL). [verdachte] tilt het pakket van het karretje op. Gelijktijdig pakt de donkere DHL medewerker de handheld waarop ontvangers van pakketten een handtekening voor ontvangst moeten zetten. Op de beelden is te zien dat de donkere DHL medewerker ZELF een beweging met de vinger over het scherm van de handheld maakt en kennelijk tekent voor ontvangst van het pakket. [verdachte] loopt met het pakket de DHL vestiging uit.
Het proces-verbaal van bevindingen van 12 september 2021, p. 41-44 (A)
De telefoon werd in beslag genomen nadat [verdachte] was aangehouden. Er waren in totaal 98 user accounts voor diverse apps en websites ingevoerd in de telefoon. Vele
accounts stonden vermeld onder naam van " [accountnaam] " of " [verdachte] ". Bij de zoekslagen die gedaan waren vielen enkele zaken op. Deze staan hieronder weergegeven.
11-8-2021 05:14:57(UTC+0) meest geimporteerde.produckten colombia
11-8-2021 05:16:52(UTC+0) meest geimporteerde.produckten colombia
31-8-2021 15:30:19(UTC+0) brazilie zending
31-8-2021 19:20:09(UTC+0) route zending dhl Brazilië
31-8-2021 19:38:54(UTC+0) route zending dhl Brazilië
5-9-2021 11:49:05(UTC+0) DHL track and trace international
Het proces-verbaal van bevindingen van 19 september 2021, p. 45-49 (A)
Er werd nader onderzoek ingesteld naar de in de telefoon van [verdachte] aangetroffen informatie.
WhatsApp [contact 1]Op de telefoon werd de volgende WhatsApp chat aangetroffen met contact " [contact 1] " Op woensdag 8-9-2021 om 08:40 uur wordt door [verdachte] een afbeelding van een DHL bezorgstatus gedeeld. Het verschil in tijdstip tussen de schermafbeelding en de getoonde tijd in de extractie valt te verklaren door de in Nederland gehanteerde zomertijd van plus twee uur ten opzichte van UTC-tijd. Aan contact " [contact 1] " wordt aangegeven dat de pakketten in Brussel waren en "vrij" zijn. Vervolgens is er zes maal een "Outgoing Call" naar " [contact 1] ". Het is onduidelijk of dit gesprek wordt beantwoord. [verdachte] geeft vervolgens aan " [contact 1] " aan: "Al gebeld". Het tijdstip van 10:09 uur (12:09 uur Nederlandse tijd) komt overeen met het telefonisch contact dat [verdachte] heeft gehad met het bedrijf over het ophalen van de pakketten. Door [verdachte] wordt aangegeven dat hij ze bij (naam bedrijf) kan ophalen.
Wickr [wickr contact]Deels gelijktijdig met bovenstaande chat via WhatsApp voert iemand met de gebruikersnaam " [wickr contact] ", in de telefoon via de app Wickr, een gesprek met het contact " [wickr contact] ". Uit de verklaring van [verdachte] blijkt dat " [wickr contact] " zijn vriend of kennis [contact 2] is. Over " [wickr contact] " zegt hij dat hij dit mogelijk zelf is. In deze chat staan opmerkingen die in verband kunnen worden gebracht met het ophalen van (post) zendingen. Zo wordt er door beiden gesproken over op "rood" en "groen" staan. Uit de verklaring van [verdachte] blijkt dat bij groen een pakket is vrijgegeven en bij rood dat het pakket nog gecontroleerd wordt.
Bovenstaande is overeenkomstig de situatie waarin [verdachte] werd aangehouden waarbij er 1 pakket in zijn auto werd aangetroffen en 3 bij het betreffende bedrijf. Ook dag, datum en tijdstip komen overeen. Uit bovenstaande chats kan worden afgeleid dat [verdachte] met twee andere personen " [wickr contact] " en " [contact 1] " afzonderlijk contact heeft over de aangetroffen zending bij (bedrijfsnaam).
In de telefoon van [verdachte] werden onder andere afbeeldingen aangetroffen van Waybill nummers. Uit de metadata van de foto blijkt dat de foto's gemaakt zijn met een Samsung SM-G975F, een zelfde type telefoon als die van [verdachte] .
Images
64 6568 3593
Het proces-verbaal van bevindingen van 13 januari 2021, p. 93-103 (B)
Het onderzoek naar de uitlezing van de telefoon van verdachte [medeverdachte] had als doel om:
Het contact tussen verdachte [medeverdachte] en verdachte [verdachte] verder te kunnen duiden.
Het telefoonnummer van verdachte [verdachte] ( [telefoonnummer] ) bleek in de contacten aanwezig te zijn onder de naam "Taxi".
Ik zag dat de berichtenhistorie tussen Taxi (verdachte [verdachte] ) en [medeverdachte] (verdachte [medeverdachte] )
aanving op 27 december 2019. Ik zag dat de laatste inhoud van de chat een spraakoproep van Taxi was op 8 september 2021 om 11:47.48 uur (09:47:48 uur UTC+0). Ik zag dat er op 12 december 2020 een aantal relevante berichten te lezen waren. Ik zag dat Taxi aan [medeverdachte] had geschreven of het mogelijk was dat ze een bedrijf en hun nummer konden gebruiken. Ik zag direct na deze berichten een gemiste spraakoproep van Taxi om 13:41 uur. Er was in de apphistorie geen reactie van [medeverdachte] te lezen. Het eerstvolgende bericht dateerde van 4 februari 2021 waarin [medeverdachte] alleen "17" verstuurde aan Taxi. Opvallend aan de berichten van 12 december 2020 is dat Taxi ( [verdachte] ) een constructie beschrijft die gelijkend is aan de wijze waarop de onderschepte pakketten met cocaïne naar Nederland zijn verzonden.
Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 30 september 2021, p. 223-332
Proces-verbaalnummer : PL0900-2021287131-35
Naam/nummer onderzoek : 31sjaak21
Goednummer : PL0900-2021287131-2877179
SIN : AAPH2243NL
Relatie met SIN: : AAPH2017NL, AAPH2056NL, AAPH2057NL, AAPH2058NL
Indicatief cocaïne
Goednummer : PL0900-2021287131-2877181
SIN : AAPH2240NL
Relatie met SIN: AAPH2059NL, AAPH2060NL, AAPH2061NL, AAPH2062NL
Indicatief cocaïne
Goednummer : PL0900-2021287131-2877180
SIN : AAPH2241NL
Relatie met SIN: AAPH2063NL, AAPH2064NL, AAPH2065NL, AAPH2066NL
Indicatief cocaïne
Goednummer : PL0900-2021287131-2873852
SIN : AAPH2242NL
AAPH2067NL, AAPH2068NL, AAPH2069NL, AAPH2070NL
Indicatief cocaïne
Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 9 september 2021, p. 233-237
Proces-verbaalnummer : PL0900-2021287131-21
Goednummer : PL0900-2021287131-2873289
SIN : AAPD2984NL
Relatie met SIN: AA0V8096NL
Indicatief cocaïne
Goednummer : PL0900-2021287131-2873288
SIN : AAPD2985NL
Relatie met SIN: AA0V8098NL
Indicatief cocaïne
Goednummer : PL0900-2021287131-2873290
SIN : AAPD2987NL
Relatie met SIN: AA0V8099NL
Indicatief cocaïne
Goednummer : PL0900-2021287131-2873282
SIN : AAPD2986NL
Relatie met SIN: AA0V8097NL
Indicatief cocaïne
Het NFI-rapport onderzoek aan cocaïne bevattend smokkelwaar van 22 november 2021, p. 238-243
Politieregistratienummers: PL0900-2021287131-21 PL0900-2021287131-35
2021.09.14.103 aanvraag 1
AA0V8096NL 1 doos met 4 zakken a 5 kg per stuk bruin poeder totaal 20 kg
AA0V8098NL 1 doos met 4 zakken bruin poeder a 5 kg per stuk totaal 20 kg
AA0V8099NL 1 doos met 4 zakken bruin poeder a 5 kg totaal 20 kg
AA0V8097NL 1 doos met 4 zakken bruin poeder a 5 kg per stuk totaal 20 kg
Resultaat:
bevat een zout van cocaïne; vermoedelijk een zout van cocaïne en koper- en/of ijzerthiocyanaat complexen Gemiddeld is het equivalent van ca. 16% cocaïnebase aangetoond.
2021.09.14.103 aanvraag 2
AAPH2017NL zak 1 van 4 met bruin poeder, ca 5000 gram, aaph2243nl
AAPH2056NL zak 2 van 4 met bruin poeder, ca 5000 gram, aaph2243nl
AAPH2057NL zak 3 van 4 met bruin poeder, ca 5000 gram, aaph2243nl
AAPH2058NL zak 4 van 4 met bruin poeder, ca 5000 gram, aaph2243nl
AAPH2059NL zak 1 van 4 met bruin poeder, ca 5000 gram, aaph2240nl
AAPH2060NL zak 2 van 4 met bruin poeder, ca 5000 gram, aaph2240nl
AAPH2061NL zak 3 van 4 met bruin poeder, ca 5000 gram, aaph2240nl
AAPH2062NL zak 4 van 4 met bruin poeder, ca 5000 gram, aaph2240nl
AAPH2063NL zak 1 van 4 met bruin poeder, ca 5000 gram, aaph2241nl
AAPH2064NL zak 2 van 4 met bruin poeder, ca 5000 gram, aaph2241nl
AAPH2065NL zak 3 van 4 met bruin poeder, ca 5000 gram, aaph2241nl
AAPH2066NL zak 4 van 4 met bruin poeder, ca 5000 gram, aaph2241nl
AAPH2067NL zak 1 van 4 met bruin poeder, ca 5000 gram, aaph2242nl
AAPH2068NL zak 2 van 4 met bruin poeder, ca 5000 gram, aaph2242nl
AAPH2069NL zak 3 van 4 met bruin poeder, ca 5000 gram, aaph2242nl
AAPH2070NL zak 4 van 4 met bruin poeder, ca 5000 gram, aaph2242nl
Resultaat: bevat een zout van cocaïne; vermoedelijk een zout van cocaïne en koper- en/of ijzerthiocyanaat comlexen Gemiddeld is het equivalent van ca. 14% cocaïnebase aangetoond.
Interpretatie en conclusieVraagstelling 1Het onderzoeksmateriaal bestaat voornamelijk uit slecht in water oplosbaar zouten bestaande uit cocaïne en koper en/of ijzerthiocyanaat complexen. Dergelijke zouten worden met enige regelmaat voor onderzoek aangeboden aan het NFI en zijn gerelateerd aan heimelijke cocaïne invoer. Cocaïne is vermeld op lijst I van de Opiumwet. In artikel 1 lid 2 van de Opiumwet worden - voor toepassing van de Opiumwet en de daarop berustende bepalingen - zouten van cocaïne gelijkgesteld aan cocaïne zelf.
Vraagstelling 2Gemiddeld is in het materiaal uit aanvraag 1 en 2 respectievelijk het equivalent van ca. 16% en 14% cocaïnebase aangetoond. Dit is zoals eerder vermeld een minimaal gehalte aan cocaïne. Volgens opgave betrof elke aanvraag 16 pakketten van vijf kg, dus in totaal 80 kg. Op basis van het gemiddelde gehalte cocaïne (zie tabel 2) volgt de ruwe schatting dat de partij uit aanvraag 1 minimaal 13 kg cocaïne (als de base) en de partij uit aanvraag 2 minimaal 11 kg cocaïne (als de base) heeft bevat. Na de extractie van de cocaïne uit het dragermateriaal wordt de cocaïnebase nog gezuiverd en omgezet in cocaïne HCI, het gangbare eindproduct op de Nederlandse drugsmarkt. Uitgaande van circa 10% verlies tijdens dit bewerkingsproces, is de opbrengst aan cocaïne HCl (zogenaamde 'snuifcocaïne') minimaal 13 kg voor aanvraag 1 en minimaal 11 kg cocaïne HCI voor aanvraag 2. Om de opbrengst te verhogen kunnen hieraan nog versnijdingsmiddelen worden toegevoegd.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 december 2021 en 11 februari 2022, genaamd onderzoeksnummer MD4R021088, genaamd 31Sjaak21, doorgenummerd pagina 1 tot en met 295 (hierna: A), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland. Daarnaast wordt verwezen naar het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 februari 2022 en 14 februari 2022, in de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte] , doorgenummerd pagina 1 tot en met 224 (hierna: B). Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.