ECLI:NL:RBMNE:2022:1951
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- P.J.M. Mol
- A.M. Zwijnenberg
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening tegen tijdelijke plaatsing van afvalcontainers
Op 23 mei 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer UTR 22/1191. Verzoeker had op 11 maart 2022 een verzoek om voorlopige voorziening ingediend tegen de tijdelijke plaatsing van afvalcontainers voor zijn woning. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De voorzieningenrechter overweegt dat een verzoek om voorlopige voorziening alleen kan worden ingediend als er een connex bezwaar- of beroepschrift is ingediend tegen een besluit in de zin van de Awb. In deze zaak bleek dat verzoeker geen kopie van het bezwaarschrift had overgelegd, ondanks herhaalde verzoeken van de voorzieningenrechter. De gemachtigde van verzoeker had op 12 april 2022 aangegeven niet langer de belangen van verzoeker te behartigen, en verzoeker zelf heeft niet gereageerd op het verzoek om het bezwaarschrift te verstrekken.
Aangezien er geen connex procedure aanhangig was, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, en is openbaar uitgesproken op 23 mei 2022.