Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het verzoekschrift van 1 februari 2022 met bijlagen;
- het e-mailbericht van de heer [A] van 18 april 2022.
2.De feiten
[B](hierna: de moeder). De moeder is in 1991 overleden.
[C].
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van de erkenning van verzoeker door zijn juridische vader, de heer [C]. Verzoeker, die inmiddels 55 jaar oud is, heeft het verzoek ingediend op 1 februari 2022, waarbij hij stelt dat de heer [A] zijn biologische vader is. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker al sinds zijn jeugd op de hoogte was van het feit dat de heer [C] niet zijn biologische vader is, maar dat hij pas recentelijk het verzoek heeft ingediend, wat resulteert in een ruime termijnoverschrijding. De rechtbank heeft de wettelijke termijn van artikel 1:205 lid 4 BW als niet ontoelaatbare inmenging in het door artikel 8 EVRM beschermde familie- en gezinsleven beoordeeld. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de belangen van rechtszekerheid en de rol van de heer [C] als sociale en juridische ouder zwaarder wegen dan de wens van verzoeker om de juridische werkelijkheid in overeenstemming te brengen met de biologische werkelijkheid. Hierdoor is het verzoek tot vernietiging van de erkenning afgewezen. Tevens is het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de heer [A] afgewezen, aangezien de heer [C] de juridische vader blijft en volgens de wet niet meer dan twee juridische ouders mogelijk zijn.