5.2.Ondanks dat de wet de mogelijkheid biedt om een verzoek om schadevergoeding buiten zitting af te doen, mocht dat in dit geval niet. De rechtbank is namelijk van oordeel dat opposante ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld om te reageren op een door de rechtbank in de uitspraak ingenomen conclusie. De rechtbank heeft in de buiten-zittinguitspraak geoordeeld dat sprake is van overschrijding van de redelijke beslistermijn, maar dat een bijzondere omstandigheid maakt dat opposante geen recht op immateriële schadevergoeding toekomt. Opposante zou jarenlang hebben stilgezeten. Deze conclusie komt van de rechtbank zelf. Opposante is niet in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren en kreeg - naar eigen zeggen - een verrassingsuitspraak. Opposante betoogt terecht dat zij zich niet heeft kunnen verweren tegen deze conclusie van de rechtbank. Zij heeft in haar verzetschrift en op de zitting toegelicht waarom zij van mening is dat geen sprake is van een bijzondere omstandigheid. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank in de buiten-zittinguitspraak ten onrechte heeft geoordeeld dat het verzoek om schadevergoeding kennelijk, dus buiten redelijke twijfel, ongegrond was en het verzoek ten onrechte buiten zitting afgedaan.
6. Het verzet is gegrond wat het verzoek om schadevergoeding betreft. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak op dit punt vervalt. De rechtbank hervat het onderzoek in de stand waarin dat zich bevond voordat die buiten-zittinguitspraak werd gedaan.
Kan de rechtbank meteen uitspraak doen op het verzoek om schadevergoeding?
7. Partijen zijn beide uitgenodigd voor de zitting over het verzet. De rechtbank is van oordeel dat nader onderzoek na de zitting niet kan bijdragen aan de beoordeling van het verzoek om schadevergoeding. De rechtbank doet daarom op grond van artikel 8:55, tiende lid, van de Awb niet alleen uitspraak op het verzet en beroep, maar ook op het verzoek om schadevergoeding.
Schadevergoeding vanwege overschrijding van de redelijke termijn?
8. De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn voor het nemen van een besluit is overschreden, dat het verzoek om schadevergoeding moet worden toegewezen en overweegt daartoe als volgt.
9. De behandeling van zaken als deze, met een bezwaar- en beroepstermijn, mag als uitgangspunt maximaal twee jaar in beslag nemen. Die periode begint te lopen vanaf de datum waarop het bezwaarschrift door verweerder is ontvangen. Daarbij is een termijn van zes maanden voor de behandeling van bezwaar en een termijn van anderhalf jaar voor de behandeling van het beroep redelijk.
10. De rechtbank stelt vast dat verweerder het bezwaarschrift op 24 januari 2015 heeft ontvangen. Bij uitspraak op bezwaar van 18 augustus 2020 heeft verweerder de naheffingsaanslag vernietigd, een dwangsombedrag en een proceskostenvergoeding toegekend. Op diezelfde dag om 16:26 uur stelt opposante hiervan op de hoogte te zijn geraakt. Door deze kennisneming is aan de periode van (veronderstelde) spanning en frustratie die door de lopende procedure werd veroorzaakt een einde gekomen. De behandeling van deze zaak heeft daarmee afgerond vijf jaar en bijna zeven maanden geduurd, terwijl de bezwaarfase zes maanden mocht duren. Er is geen rechtvaardiging voor deze lange behandelduur.
11. Bij overschrijding van de redelijke termijn voor het nemen van een besluit worden spanning en frustratie als grond voor vergoeding van immateriële schade verondersteld, behalve als sprake is van bijzondere omstandigheden.Niet is gebleken van bijzondere feiten of omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat er in dit geval geen spanning en frustratie is geweest die als immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komen. De omstandigheid dat opposante jarenlang heeft stilgezeten, kan niet als een dergelijke bijzondere omstandigheid worden aangemerkt. De rechtbank vindt steunt voor dit oordeel in een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).
12. Dat betekent een overschrijding van de redelijke termijn met afgerond vijf jaar en één maand. Die overschrijding wordt geheel aan verweerder toegerekend. De rechtbank zal, uitgaande van een tarief van € 500,- per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond, verweerder met overeenkomstige toepassing van artikel 8:88, eerste lid, van de Awb veroordelen tot betaling van een bedrag van € 5.500,- aan opposante als vergoeding voor de door haar geleden immateriële schade. Gelet op de huidige stand van de rechtspraak ziet de rechtbank geen aanleiding voor matiging van de schadevergoeding voor overschrijding van de redelijke termijn.
13. Het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn wordt toegewezen.
14. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door opposante gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 0,5 punt voor het indienen van het verzetschrift en 0,5 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,-, en een wegingsfactor 1).
15. Omdat het verzoek om schadevergoeding wordt toegewezen, bestaat aanleiding om te bepalen dat verweerder het griffierecht moet vergoeden.