ECLI:NL:RBMNE:2022:1923
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot verwijdering van aandachtsvestiging in politiesysteem afgewezen
In deze zaak heeft eiser, een inwoner van [plaats], beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om verwijdering van een aandachtsvestiging in het politiesysteem BVH. Deze aandachtsvestiging, die op 19 november 2021 is opgenomen, houdt in dat eiser een vaste contactpersoon bij de politie heeft en dat hij alleen via deze contactpersoon aangifte kan doen. Eiser heeft op 2 december 2021 verzocht om deze aandachtsvestiging te verwijderen, maar dit verzoek is door de korpschef van politie op 10 december 2021 afgewezen.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 6 mei 2022, waarbij eiser aanwezig was met zijn gemachtigde, en de korpschef vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. Na de behandeling heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de korpschef het verzoek tot verwijdering van de aandachtsvestiging terecht heeft afgewezen. De rechtbank overwoog dat de aandachtsvestiging noodzakelijk is voor de dagelijkse politietaak, gezien het feit dat eiser regelmatig contact heeft gezocht met verschillende afdelingen van de politie.
Eiser heeft tijdens de zitting aangevoerd dat het noodzakelijk is dat de rechtbank inzage krijgt in de mutaties van een voorval van 19 november 2021, dat de aanleiding zou zijn voor de aandachtsvestiging. De rechtbank oordeelde echter dat het niet nodig was om deze mutaties te overleggen, omdat zij al tot de conclusie kwam dat de aandachtsvestiging niet onjuist was. Eiser heeft ook geklaagd over de werkwijze van zijn contactpersoon, maar de rechtbank vond geen aanleiding om aan te nemen dat de korpschef niet deze persoon als contactpersoon mocht aanwijzen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg. Eiser krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier.