ECLI:NL:RBMNE:2022:1918

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 mei 2022
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
16/311266-21 (hoofdzaak) en 16/047653-22 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meerdere zedenfeiten tegen vier slachtoffers, waaronder verkrachting en kinderpornografie

Op 20 mei 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 26-jarige man, die werd beschuldigd van vijf zedenfeiten tegen vier (jeugdige) slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting, ontucht, aanranding en het vervaardigen en verspreiden van kinderpornografisch materiaal. De feiten vonden plaats in Utrecht tussen oktober 2021 en februari 2021. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan drie van de slachtoffers en is er een contactverbod opgelegd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafoplegging. De verdachte heeft tijdens de zittingen zijn verantwoordelijkheid niet volledig genomen en heeft de gevolgen van zijn daden voor de slachtoffers niet onderkend. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychologische rapportages over de verdachte, die zijn verminderd toerekeningsvatbaarheid bevestigden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een hogere straf had geëist, afgewezen, maar heeft desondanks een aanzienlijke gevangenisstraf opgelegd, gezien de ernst van de feiten en de bescherming van de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/311266-21 (hoofdzaak) en 16/047653-22 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 mei 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1996] op [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Zwolle Zuid 1.
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 16 februari 2022 (pro forma) en 6 mei 2022 (inhoudelijke behandeling).
Tijdens de inhoudelijke behandeling heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. T. Tanghe, en van dat wat verdachte en zijn raadsman, mr. B. van Elst, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank gesproken met en geluisterd naar mr. L.V.S. Cassese, advocaat te Almelo, die namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] het woord heeft gevoerd, naar mr. C.H. Dijkstra, advocaat te Amersfoort, die namens de benadeelde partij [slachtoffer 2] het woord heeft gevoerd, en naar mrs. M.J. Hamer en M.J. Schimmel, beiden advocaat te Bussum, die namens de benadeelde partij [slachtoffer 3] het woord hebben gevoerd.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte van vijf strafbare feiten. Deze verdenking staat beschreven in de tenlastelegging. De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Kort en feitelijk weergegeven, komt de verdenking er op neer dat verdachte:
16/311266-21
Feit 1
op 7 oktober 2021 in Utrecht [slachtoffer 4] heeft aangerand door in haar billen te knijpen.
Feit 2:
in of omstreeks de periode van 1 februari 2021 tot en met 1 april 2021 in Utrecht kinderpornografisch materiaal heeft gemaakt, heeft verspreid en/of in bezit heeft gehad, bij welke seksuele gedragingen de minderjarige [slachtoffer 1] schijnbaar betrokken was.
Feit 3:
op 9 mei 2021 in Utrecht [slachtoffer 2] heeft aangerand door haar billen en/of borsten te betasten, alsmede te masturberen in haar bijzijn en vervolgens over haar heen te ejaculeren.
Feit 4:
op of omstreeks de periode van 27 september 2021 tot en met 28 september 2021 in Utrecht [slachtoffer 3] heeft verkracht door zijn penis in haar vagina te brengen.
16/047653-22
op of omstreeks de periode van 9 februari 2021 tot en met 22 februari 2021 te Utrecht ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 1] , terwijl zij de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, door zijn vingers en/of zijn penis in haar mond te brengen, alsmede zich te laten betasten, zich te laten aftrekken en/of zijn penis te laten likken, terwijl het voornoemde werd gevolgd van geweld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat alle feiten wettig en overtuigend te bewijzen zijn. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte de feiten 1, 2 en 3 op de dagvaarding met parketnummer 16/311266-21, alsmede feit 1 op de dagvaarding met parketnummer 16/047653-22, heeft bekend.
Ten aanzien van feit 4 op de dagvaarding met parketnummer 16/311266-21 heeft de officier van justitie aangevoerd dat – kort gezegd – de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] , die de officier van justitie betrouwbaar acht, in voldoende mate wordt ondersteund door bewijsmiddelen uit een andere bron dan de verklaring van aangeefster. De moeder van [slachtoffer 1] heeft haar de bewuste dag opgehaald en emoties en een gedragsverandering bij [slachtoffer 1] waargenomen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ter terechtzitting gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank over de feiten 1, 2 en 3 op de dagvaarding met parketnummer 16/311266-21. Ook heeft de raadsman geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van het tenlastegelegde feit op de dagvaarding met parketnummer 16/047653-22.
De raadsman heeft ter terechtzitting vrijspraak bepleit van feit 4 op de dagvaarding met parketnummer 16/311266-21. In de visie van de raadsman laat de dunne bewijsconstructie, in samenhang met de ontkennende verklaring van verdachte, te veel ruimte voor twijfel en moet vrijspraak volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs [1]
De feiten 1 en 2 op de dagvaarding met parketnummer 16/311266-21 en het feit op de dagvaarding met parketnummer 16/047653-22 zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft deze feiten bekend en de raadsman heeft ter zake van deze feiten geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de bewijsmiddelen en verwijst met voetnoten naar de vindplaats van het bewijsmiddel.
Feit 1 (16/311266-21):
- een proces-verbaal van aangifte van 7 oktober 2021 [2] ;
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 6 mei 2022 [3] ;
- een proces-verbaal van bevindingen van 8 oktober 2021 [4] ;
Feit 2 (16/311266-21) en het feit op tenlastelegging met parketnummer 16/047653-22:
- een proces-verbaal van aangifte van 19 april 2021 [5] ;
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 6 mei 2022 [6] ;
- een proces-verbaal van bevindingen van 13 december 2021 [7] ;
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de geweldscomponent, zoals dat is tenlastegelegd in het feit op de dagvaarding met parketnummer 16/047653-22. Verdachte ontkent geweld te hebben gebruikt. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat het vastpakken van haar armen en in haar gezicht slaan door verdachte op een zondag is gebeurd. De nacht ervoor hebben zij en verdachte niet bij elkaar geslapen en geen seks gehad. Het geweld is derhalve niet gevolgd op de ontuchtige handelingen, maar heeft pas later, op een andere dag, plaatsgevonden.
Deze bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt ter bewijs van het feit waarop ze gezien hun inhoud betrekking hebben.
Feit 3 (16/311266-21):
Uit een proces-verbaal van bevindingen, te weten een informatief gesprek zeden met [slachtoffer 2] , geboren op [2002] , blijkt onder meer het volgende. [8]
[slachtoffer 2] sprak met [verdachte] af dat ze naar hem toe zou komen. Van te voren had ze hem laten weten, dat hij geen verwachtingen moest hebben. Dat zij nog niet klaar was om snel dingen met elkaar te gaan doen. Zondag 9 mei 2021 was [bijnaam] (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2]) rond 19.00 u in Utrecht.
Hierna wilde [verdachte] dingen van haar. Ze zei dat hij wist dat ze niet voor zulke dingen was gekomen. Hij bleef doorgaan met aanraken. [verdachte] betast haar dan onder haar T-shirt aan haar borsten. Ook betast hij haar blote billen. [verdachte] probeerde meer aan te raken maar ze duwde zijn hand weg en ging uiteindelijk huilend op de punt van zijn bed zitten.
[verdachte] ging door met intimideren. [verdachte] trekt zichzelf uiteindelijk ook af op bed, waar [slachtoffer 2] bij is. Hij komt op zichzelf klaar en op haar klaar omdat hij zich een beetje naar haar toe draait.
Uit de aangifte, gedaan door [slachtoffer 2] , blijkt onder meer het volgende. [9]
V: Tegen wie kom je aangifte doen?
A: Volgens mij is zijn echte naam: [verdachte] .
V: Vertel ons eens alles over wat er op Moederdag 2021 is gebeurd?
A: Ik heb hem toen gezegd dat ik geen seksuele dingen wilde. We waren muziek aan het luisteren en wiet aan het roken en toen ineens ging hij zijn pik uit zijn broek halen en zich af trekken. Ik zei: ‘ja sorry, ik heb van te voren al gezegd dat ik hier geen zin in heb en dat ik niet wilde.’ Hij zei dat het oké was en stopte hem terug in zijn broek. Daarna ging hij weer naast me zitten en aan mijn borsten zitten. Hierna zei ik weer dat ik dit niet wilde. Het leek of dit niet werkte want hij lachte er om. Toen ben ik gaan huilen en ging op het bed met mijn rug naar hem toe zitten. Ik zei toen: ‘ik weet niet meer wat ik moet om het je duidelijk te maken, ik heb het nu al tien keer gezegd dat ik niet wil, hoe moet ik mijn grenzen nog duidelijker maken?’ Hij wilde toen toch dat ik hem ging pijpen of op een andere manier aan hem ging zitten. Of dat hij aan mij ging zitten. Hij bleef maar doordrammen. Hij pakte mij toen heel stevig aan mijn arm en zei dat ik normaal moest doen en niet zo’n drama moest maken. [..] Hij vroeg: ‘Wil jij op bed slapen dan ga ik op de bank.’ Hij kwam alsnog bij mij in bed slapen. Toen haalde hij weer zijn ding uit zijn broek en ging mij aan mijn borsten en billen aanraken. Ik was zo moe van de hele avond vechten maar zei nog één keer nee. Uiteindelijk heeft hij zichzelf vermaakt door aan mij te zitten.
V: Wat bedoel je met de zin: ‘Uiteindelijk heeft hij zichzelf vermaakt door aan mij te zitten.’
A: Hij zat aan mij, hij raakte mij aan de billen en borsten en trok zichzelf af. Hij is klaargekomen op mijn shirt.
V: Op een gegeven moment zeg je dat hij is klaargekomen op je shirt. Hoe ging dat?
A: Hij was aan het aftrekken tegelijkertijd zat hij met zijn handen onder mijn shirt. Hij kwam klaar aan mijn voorzijde op mijn shirt.
Ter terechtzitting heeft verdachte – kort gezegd en onder meer – verklaard dat hij seks wilde hebben met [slachtoffer 2] . Ook heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer 2] aan hem te kennen heeft gegeven dit niet te willen. Verdachte heeft gezegd dat hij zich aan [slachtoffer 2] heeft opgedrongen door gedurende circa vijf à tien minuten op [slachtoffer 2] in te praten en aan het lichaam van [slachtoffer 2] te zitten. Verdachte heeft verklaard dat hij zichzelf uiteindelijk heeft afgetrokken. [10]
Feit 4 (16/311266-21):
Uit een proces-verbaal van bevindingen, te weten een informatief gesprek zeden met [slachtoffer 3] , geboren [2003] , blijkt onder meer het volgende. [11]
[slachtoffer 3] vertelde dat:
het gisteravond/nacht is gebeurd tussen 1 en 2 uur vannacht (28 september 2021);
[verdachte] , ze weet zijn achternaam niet;
hij begon aan haar te zitten, wat ze niet wilde;
dat hij op de bank zijn onderbroek naar beneden deed;
ze aan zijn geslachtsdeel moest zitten: ze moest hem aftrekken;
ze dat niet wilde en dat ze afstandelijk werd;
dat ze naar zijn kamer is gegaan om een sigaret uit haar tas te pakken;
dat hij daar haar kleren uit deed;
ze zei dat ze het niet wilde;
hij haar op bed duwde;
hij op haar kwam liggen;
hij zijn geslachtsdeel in haar vagina deed;
dat hij dit deed tot hij klaar was;
hij zei: nu heb ik mijn zin
Uit de aangifte, gedaan door [slachtoffer 3] , blijkt onder meer het volgende. [12]
V: Tegen wie kom je aangifte doen?
A: [verdachte] , zijn achternaam weet ik niet uit mijn hoofd.
V: Waar heeft de verkrachting plaatsgevonden?
A: In zijn huis in Utrecht.
V: In welke periode heeft het plaatsgevonden?
A: Maandag, de nacht van maandag 27 op dinsdag 28 september 2021.
V: Vertel ons eens over wat er op maandag/dinsdagnacht 28 september 2021 is gebeurd?
A: We hadden afgesproken dat ik bij hem zou gaan slapen. Rond 00.00-01.00 uur begon het. Hij wilde dat ik aan zijn geslachtsdeel ging zitten. Ik ben toen naar zijn kamer gelopen om een sigaretje te pakken en te roken op het balkon. Hij stond opeens achter mij en deed hardhandig mijn kleren uit en toen heeft hij dat gedaan.
V: Waaraan kon [verdachte] merken dat je niet wilde?
A: Ik werd afstandelijk en ging aan het eind van de bank zitten met mijn telefoon en
ik liep weg om te gaan roken. En ook dat mijn geslachtsdeel pijn deed en ik zei toen
wel "au".
V: Heb je nog iets tegen hem gezegd toen het gebeurde?
A: Ik heb gehuild.
O: Je vertelde dat jullie een film keken op de bank in de woonkamer
V: Wat gebeurde er toen?
A: Eerst nog niks en toen wilde hij dat je aan zijn geslachtsdeel ging zitten.
V: Hoe weet je dat hij dat wilde?
A: Hij zat in zijn onderbroek en liet zijn geslachtsdeel eruit hangen. Hij pakte toen mijn hand en die deed hij op zijn geslachtsdeel. Ik wilde dat niet en ging verder zitten en haalde mijn hand weg en werd afstandelijk.
0: Je ging naar de slaapkamer van [verdachte] om sigaretten te halen vertelde je.
V: Wat gebeurde er toen in de slaapkamer?
A: Hij stond achter [bijnaam] en deed mijn kleren uit en deed [bijnaam] op bed en ging bovenop [bijnaam] liggen.
V: Hoe kon hij jouw kleren uit doen?
A: Ja hardhandig
V: Hoe stond jij daar?
A: Ik keek naar het kastje waar mijn tas op lag en stond met mijn rug naar de deur en toen stond hij opeens achter [bijnaam] . Ik voelde dat hij mijn kleren uit deed en [bijnaam] toen op bed duwde.
V: Hoe zat het met je onderbroek?
A: Ja die ging ook naar beneden maar ik weet niet of dat tegelijk ging. Daarna duwde hij [bijnaam] op zijn bed met mijn rug erop en kwam hij op [bijnaam] liggen.
V: En toen?
A: Toen deed hij zwitsal op zijn geslachtsdeel. Het was olie ofzo. Hij bleef wel met zijn onderlichaam op [bijnaam] liggen en ging iets omhoog om het te pakken.
V: En toen?
A: Deed hij zijn geslachtsdeel in mijn geslachtsdeel.
V: Toen je gedoucht had wat toen?
A: Toen ik wegliep zei hij tegen [bijnaam] “dit is wat ik wou”.
Uit het over een uitgeluisterd geluidsfragment opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, blijkt onder meer het volgende. [13]
Ik herken de vrouwelijke stem, als zijnde de stem van aangever [slachtoffer 3] . [slachtoffer 3] : “Hij wilde dat ik aan zijn geslachtsdeel ging, zitten, maar dat wilde ik niet en toen ging ik heel afstandelijk doen en afstandelijk zitten. [..] Toen deed hij heel hardhandig mijn kleren uit en duwde hij mij op bed en toen met pijn en alles, want ja je wilde het tegen houden. Pijn, als je iets niet wilt, dan gaat het zeg maar gewoon niet en dat klinkt raar, maar je geslachtsdeel houdt het tegen, omdat je het niet wil en dan duwt hij door en toen was hij klaar. [..] Ik ben naar binnen gelopen en mijn spullen gepakt, nog steeds huilend en toen liep ik naar de deur. Hij zei toen letterlijk tegen [bijnaam] : “Nu heb ik mijn zin gehad, ik heb geneukt en nu kun je gaan.”
De moeder van [slachtoffer 3] wordt als getuige gehoord. Uit het over dit verhoor opgemaakte proces-verbaal blijkt onder meer het volgende. [14]
Het was nachts en ik kreeg een Whatsappje van [slachtoffer 3] . Toen ik onderweg was daarheen belde ze mij huilend op. Ze vroeg of ik er snel zou zijn. Toen ik daar aankwam liep [slachtoffer 3] naar de auto toe. Ze kwam in de auto zitten en ze moest huilen. Het was voor mij wel erg duidelijk dat ze erg verdrietig was. Dat er iets tegen haar zin gebeurd was. [..] [slachtoffer 3] is in de auto al die tijd blijven huilen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij seks heeft gehad met [slachtoffer 3] . [15]
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 3 (16/311266-21)
Voor de rechtbank staat vast dat verdachte de borsten en billen van [slachtoffer 2] heeft betast, alsmede dat verdachte heeft gemasturbeerd in het bijzijn van [slachtoffer 2] en vervolgens over haar heen heeft geëjaculeerd. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer 2] (op voorhand) aan hem duidelijk had gemaakt dat zij geen seks met hem wilde hebben. [slachtoffer 2] zou zich daarentegen niet uitdrukkelijk hebben verzet tegen het masturberen door verdachte. Omdat [slachtoffer 2] zich niet tegen het masturberen door verdachte heeft verzet, zou – in de visie van verdachte – sprake zijn geweest van instemming.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is geweest van instemming. Daartoe overweegt de rechtbank dat [slachtoffer 2] (op voorhand) aan verdachte heeft aangegeven niet open te staan voor “seksuele dingen”. Wanneer verdachte voor de eerste keer zijn penis uit zijn broek haalt, herhaalt [slachtoffer 2] haar standpunt, neemt ze een afstandelijke houding aan en gaat ze op een andere plek op de bank (verder van verdachte af) zitten. Ondanks deze afwijzende en afhoudende houding, heeft verdachte zich naar eigen zeggen gedurende vijf à tien minuten aan [slachtoffer 2] opgedrongen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [slachtoffer 2] verbaal en non verbaal op duidelijke wijze kenbaar gemaakt dat zij geen activiteiten van welke seksuele aard dan ook met verdachte wilde ondernemen. Door de borsten en billen van [slachtoffer 2] te betasten, alsmede in haar bijzijn te masturberen en vervolgens (over haar heen) te ejaculeren heeft verdachte gehandeld in strijd met een sociaal-ethische norm.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte de eerbaarheid van [slachtoffer 2] dan ook aangerand, zodat verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld.
Feit 4 (16/311266-21)
Wat in onderhavige zaak niet ter discussie staat en door de rechtbank daarom als vaststaand feit wordt beschouwd, is dat verdachte seksueel is binnengedrongen bij [slachtoffer 3] door zijn penis in haar vagina te duwen. In de visie van verdachte was echter – anders dan [slachtoffer 3] bij de politie heeft verklaard – sprake van gewenst seksueel contact. Uit het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering volgt dat het bewijs dat een verdachte een strafbaar feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op basis van de enkele verklaring van de aangever/aangeefster (in dit geval [slachtoffer 3] ). Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door de aangever/aangeefster genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal, zoals in onderhavige zaak door de raadsman is bepleit.
De rechtbank ziet zich daarom voor de vraag gesteld in hoeverre de verklaring van [slachtoffer 3] als betrouwbaar aan te merken is en ook of deze verklaring steun vindt in de overige bewijsmiddelen die zich in het strafdossier bevinden.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 3] nauwkeurige, gedetailleerde en concrete verklaringen heeft afgelegd bij de politie. De verklaringen die zij bij de politie heeft afgelegd op 28 september 2021 en 14 oktober 2021 komen in de kern op hetzelfde neer en ondersteunen elkaar over en weer. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 3] .
Daarnaast vindt de rechtbank dat het dossier voldoende steun bevat voor de verklaring van [slachtoffer 3] . Daarbij betrekt de rechtbank de omstandigheid dat [slachtoffer 3] kort na het incident contact zoekt met haar moeder om haar op te halen bij de woning van verdachte. Toen de moeder van [slachtoffer 3] ter plaatse kwam, stapte [slachtoffer 3] hevig geëmotioneerd in de auto. Naar het oordeel van de rechtbank is de door de moeder van [slachtoffer 3] waargenomen emotie een belangrijke indicator die de lezing van [slachtoffer 3] ondersteunt.
Ook hecht de rechtbank (steun)bewijswaarde aan het geluidsfragment dat op de telefoon van [slachtoffer 3] wordt aangetroffen en waarin zij haar ervaringen deelt met een vriend. In het bijzonder acht de rechtbank van belang dat tijdens het informatief gesprek zeden en de aangifte door [slachtoffer 3] wordt verklaard dat verdachte zou hebben gezegd: “Nu heb ik mijn zin” en “Dit is wat ik wou”. Op het geluidsfragment is te horen dat [slachtoffer 3] aan haar vriend heeft verteld dat verdachte zou hebben gezegd: “Nu heb ik mijn zin gehad”. Aangezien de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 3] betrouwbaar vindt, stelt de rechtbank vast dat verdachte deze uitlating heeft gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank brengt deze conclusie mede met zich dat verdachte zich – gelet op zijn uitlating – bewust moet zijn geweest van het feit dat
hijzijn zin heeft gekregen en dat het seksuele contact dus
tegende zin van [slachtoffer 3] in heeft plaatsgevonden.
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat verdachte [slachtoffer 3] heeft verkracht, zodat verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/311266-21
Feit 1:
op 7 oktober 2021 te Utrecht, door een feitelijkheid, [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, immers heeft hij, verdachte, met zijn, verdachtes, hand in de billen van voornoemde [slachtoffer 4] (op de kleding) geknepen
en bestaande die feitelijkheid hieruit dat verdachte:
- dicht achter [slachtoffer 4] heeft gestaan/gelopen en
- vervolgens onverhoeds in de billen van voornoemde [slachtoffer 4] heeft geknepen.
Feit 2:
op meerdere tijdstippen in de periode van 1 februari 2021 tot en met 1 april 2021 te Utrecht afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [2005] , is betrokken, heeft vervaardigd, heeft verspreid en in bezit heeft gehad, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit het oraal en vaginaal penetreren van het lichaam van die [slachtoffer 1] en het door die [slachtoffer 1] laten betasten van zijn, verdachtes, geslachtsdeel.
Feit 3:
op 9 mei 2021 te Utrecht, door geweld en een andere feitelijkheid, [slachtoffer 2] , geboren op [2002] , heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft hij, verdachte:
- met zijn, verdachtes, hand de billen en borsten van voornoemde [slachtoffer 2] betast; en
- gemasturbeerd in het bijzijn van die [slachtoffer 2] en vervolgens geëjaculeerd over het shirt van die [slachtoffer 2]
en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheid hieruit dat verdachte:
- zich (fysiek) heeft opgedrongen aan die [slachtoffer 2] ;
- de arm van die [slachtoffer 2] (stevig) heeft vastgepakt;
- voorbij is gegaan aan de verbale en non verbale uitingen van die [slachtoffer 2] , waaruit (ondubbelzinnig) bleek dat die [slachtoffer 2] die seksuele handelingen niet wilde ondergaan en/of verrichten.
Feit 4:
in de periode van 27 september 2021 tot en met 28 september 2021 te Utrecht, door geweld en een andere feitelijkheid, [slachtoffer 3] , geboren op [2003] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3] , immers heeft verdachte:
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 3] gebracht en gehouden;
en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheid hieruit dat verdachte:
- zich (fysiek) heeft opgedrongen aan die [slachtoffer 3] ;
- de hand van die [slachtoffer 3] heeft gepakt en op zijn, verdachtes, geslachtsdeel heeft gelegd;
- hardhandig de kleren van die [slachtoffer 3] heeft uitgetrokken;
- vervolgens die [slachtoffer 3] op zijn, verdachtes, bed heeft geduwd;
- vervolgens bovenop die [slachtoffer 3] is gaan liggen;
- voorbij is gegaan aan de verbale en non verbale uitingen van die [slachtoffer 3] , waaruit (ondubbelzinnig) bleek dat die [slachtoffer 3] die seksuele handelingen niet wilde ondergaan en verrichten.
16/047653-22
in of omstreeks de periode van 9 februari 2021 tot en met 22 februari 2021 te Utrecht, met [slachtoffer 1] , geboren op [2005] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
- het brengen van penis in de vagina van die [slachtoffer 1] ;
- het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] ;
- het zich laten betasten/aftrekken/likken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 1] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/311266-21
Feiten 1 en 3:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.
Feit 2:
afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen, verspreiden en in bezit hebben.
Feit 4:
verkrachting.
16/047653-22
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, zoals dit door Reclassering Nederland is geadviseerd in de rapportage van 29 maart 2022. Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel (op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht) en een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht) wordt opgelegd.
De officier van justitie heeft gevorderd de te stellen (bijzondere) voorwaarden (uitgezonderd de contactverboden) en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat aan verdachte geen gevangenisstraf wordt opgelegd die de duur van het reeds ondergane voorarrest overstijgt. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat hij vrijspraak van het zwaarste feit (de verkrachting van [slachtoffer 3] ) heeft bepleit, alsmede dat verdachte op een kinderlijk niveau functioneert en in verminderde mate toerekeningsvatbaar is voor de verwijten die aan hem gemaakt worden.
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt over de gevorderde maatregelen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de aanranding van [slachtoffer 4] door in het openbaar in haar billen te knijpen. Door aldus te handelen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 4] en heeft hij haar gevoelens van veiligheid weggenomen. Voor verdachte is het – naar eigen zeggen – een manier van flirten en doet hij dit tijdens het uitgaan vaker. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij op geen enkele wijze rekening heeft gehouden met de gevolgen die zijn handelen voor [slachtoffer 4] hadden.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer 1] , alsmede het filmen, voorhanden hebben en verspreiden van de filmopnames van deze ontuchtige handelingen met [slachtoffer 1] . In beide verbodsbepalingen staat de wens van de wetgever centraal om de jeugdige (wellicht tegen zichzelf) in bescherming te nemen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich enkel heeft laten leiden door zijn eigen seksuele verlangens en daarbij geen rekening heeft gehouden met de jeugdigheid van [slachtoffer 1] . Verdachte is echter nog een stap verder gegaan. Door – naar eigen zeggen vanwege wraakgevoelens tegenover [slachtoffer 1] – de gemaakte beelden over sociale media te verspreiden, heeft verdachte een extra niveau van leed toegevoegd. [slachtoffer 1] zal de rest van haar leven rekening moeten houden met de mogelijkheid dat op enig moment de door verdachte gemaakte beelden (weer) opduiken. Zoals ook uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] naar voren komt, heeft verdachte daarmee niet enkel een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] , maar heeft hij tevens bewerkstelligd dat [slachtoffer 1] voor langere tijd op indringende wijze geconfronteerd zal worden met het handelen van verdachte. Ook dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de aanranding van [slachtoffer 2] door haar te betasten, in haar bijzijn te masturberen en vervolgens over haar heen te ejaculeren. De rechtbank rekent het verdachte aan dat [slachtoffer 2] hem vanaf het eerste moment duidelijk heeft gemaakt dat zij niet geïnteresseerd was in enig seksueel contact met hem. Verdachte bleef, ondanks de verbale en non-verbale signalen van [slachtoffer 2] , aandringen en heeft zich ook op fysieke wijze opgedrongen aan [slachtoffer 2] . Aldus heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 2] .
Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de verkrachting van [slachtoffer 3] . Verdachte heeft op hardhandige wijze [slachtoffer 3] van haar kleding ontdaan en haar vervolgens vaginaal gepenetreerd. Door aldus te handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van [slachtoffer 3] . Verkrachting is een ernstig strafbaar feit en het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van verkrachting langdurig psychische problematiek kunnen ondervinden. Dit komt ook in de slachtofferverklaring van [slachtoffer 3] naar voren. Dat verdachte zich op geen enkel moment heeft bekommerd om de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer, rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Alles overziend, heeft verdachte zich in een tijdsbestek van slechts enkele maanden schuldig gemaakt aan vijf strafbare feiten, gepleegd ten opzichte van de zedelijkheid van vier (jeugdige) slachtoffers. De ernst van het bewezenverklaarde rechtvaardigt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, wat de rechtbank dan ook als uitgangspunt neemt.
De persoon van verdachte
Over de persoon van verdachte zijn de volgende rapportages opgemaakt. Allereerst heeft de rechtbank acht geslagen op de pro justitia-rapportage van 4 maart 2022, opgemaakt door drs. G.A. van den Nagel, klinisch psycholoog. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de reclasseringsrapportage van 29 maart 2022, opgemaakt door M. Eikelenboom-Colen, reclasseringsmedewerker. Uit deze rapportages leidt de rechtbank het volgende af.
Beide rapporteurs onderkennen gelijke risicofactoren die spelen bij verdachte. Zo constateren de rapporteurs dat verdachte functioneert op een zwakbegaafd niveau, een beperkt sociaal oordeelsvermogen heeft en een hoge seksuele drive kent. Ook tekenen beide rapporteurs op dat verdachte sterk afhankelijk is van (de relatie met) zijn moeder, wat met zich heeft gebracht dat verdachte zich onvoldoende heeft ontwikkeld op het terrein van interne sturing en structurering. Dit gegeven, in combinatie met de seksuele preoccupatie c.q. hyperseksualiteit van verdachte, maakt dat de beperkte ontwikkeling van verdachte in enige mate heeft doorgewerkt in de (gedrags)keuzes die verdachte maakt.
Anderzijds is verdachte goed op de hoogte van datgene wat wel en niet mag. Verdachte laat zich hierdoor echter onvoldoende leiden. Met andere woorden: de gewetensfunctie van verdachte is gebrekkig ontwikkeld. De rechtbank leidt hier uit af dat verdachte – zoals de raadsman in beginsel terecht heeft betoogd – functioneert op een lager niveau dan zijn kalenderleeftijd doet vermoeden. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het advies van de rapporteurs, strekkende tot het in verminderde mate toerekenen van de aan verdachte ten laste gelegde feiten, overnemen en meewegen bij de uiteindelijk op te leggen straf.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 februari 2022 op naam van verdachte. Verdachte is in 2018 door deze rechtbank veroordeeld voor betrokkenheid bij diverse (gewelddadige) diefstallen. Voor deze betrokkenheid heeft verdachte een (deels onvoorwaardelijke) periode in jeugddetentie opgelegd gekregen. In onderhavige zaak is echter sprake van strafbare feiten die naar hun aard en strekking behoren tot een andersoortige categorie. De rechtbank weegt de documentatie van verdachte dan ook niet in strafvermeerderende zin en ook niet in strafverminderende zin mee bij de op te leggen straf.
Oplegging van straf
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de aard en de ernst van de strafbare feiten, met geen andere straf worden volstaan dan met een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. Bij de bepaling van de duur van deze vrijheidsstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting (de ‘LOVS-oriëntatiepunten’). De LOVS-oriëntatiepunten gaan alleen al voor een verkrachting uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. Verdachte heeft zich naast de verkrachting van [slachtoffer 3] bovendien schuldig gemaakt aan twee aanrandingen, ontucht en het vervaardigen, in bezit hebben en verspreiden van kinderporno. Al deze strafbare feiten tezamen, in combinatie met het feit dat de rechtbank verdachte verminderd toerekeningsvatbaar acht, maken dat de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren als uitgangspunt neemt.
De rechtbank acht het noodzakelijk dat verdachte voor zijn problematiek wordt behandeld. Daarom bepaalt de rechtbank dat van de gevangenisstraf voor de duur van drie jaren een gedeelte van één jaar voorwaardelijk wordt opgelegd met een proeftijd van drie jaren. Aan dit voorwaardelijke deel verbindt de rechtbank de algemene en bijzondere voorwaarden, die door de reclassering zijn geadviseerd in het rapport van 29 maart 2022, met uitzondering van de voorwaarden dat verdachte zich onthoudt van contact met de slachtoffers en inzage geeft in zijn sociale contacten, sociale media daaronder begrepen. De rechtbank ziet af van deze voorwaarden omdat zij van oordeel is dat het contactverbod beter past in het kader van de hierna op te leggen 38v-maatregel en is voorts van oordeel is dat de voorgestelde inzageplicht disproportioneel en te onbepaald van karakter is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidsstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank komt tot een lagere strafoplegging dan door de officier van justitie is gevorderd. Gelet echter op de hoogte van de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, acht de rechtbank de oplegging van de gevangenisstraf voor de voornoemde duur passend en geboden.
Dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden
Op basis van het verhandelde ter terechtzitting en het voorliggende strafdossier houdt de rechtbank er ernstig rekening mee dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, indien verdachte niet (direct) wordt behandeld voor zijn gedrag en daar inzicht in gaat verwerven. De rechtbank beveelt dan ook dat de volgende bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn:
  • i.) de meldplicht bij de reclassering;
  • ii.) de ambulante behandelverplichting (met mogelijkheid tot klinische opname);
  • iii.) de verplichting om medewerking te verlenen aan een traject richting begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • iv.) de verplichting om medewerking te verlenen aan een traject richting het verkrijgen en behouden van dagbesteding.
Oplegging van vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr)
Ook is de rechtbank op basis van het verhandelde ter terechtzitting en het voorliggende strafdossier van oordeel dat – ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten – aan verdachte een maatregel die strekt tot de beperking van de vrijheid moet worden opgelegd. Deze vrijheidsbeperkende maatregel legt de rechtbank op overeenkomstig artikel 38v Sr en houdt in dat verdachte op geen enkele wijze, direct of indirect, ook niet via derden, contact zoekt, maakt of heeft met [slachtoffer 4] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] . De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van vijf jaren. Daarnaast bepaalt de rechtbank dat voor elke keer dat verdachte zich niet aan deze maatregel houdt vervangende hechtenis voor de duur van 14 dagen zal worden toegepast. Daarbij geldt dat de vervangende hechtenis voor een maximale duur van zes maanden kan worden opgelegd en dat toepassing van de vervangende hechtenis verdachte niet ontheft van deze maatregel.
Oplegging van gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr
De Wet langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking maakt het sinds 1 januari 2018 mogelijk om bij een veroordeling tot een gevangenisstraf wegens een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam – en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld – een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. In onderhavige zaak wordt verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf en voldoen alle vijf bewezen verklaarde feiten aan voornoemde criteria.
De rechtbank ziet, met de officier van justitie, aanleiding om de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38z Sr op te leggen. Het recidiverisico wordt door de reclassering als matig-hoog ingeschat en verdachte heeft zich in een relatief kort tijdsbestek schuldig gemaakt aan vijf strafbare feiten; allen gericht tegen de zedelijkheid van verschillende slachtoffers. De feiten waarvoor verdachte wordt veroordeeld zijn zeer ingrijpend en traumatiserend voor de slachtoffers en leiden daarnaast tot maatschappelijke onrust in de samenleving. De rechtbank vindt het dan ook van groot belang dat verdachte niet opnieuw in de fout gaat en vertrouwt er – gelet op verdachte zijn problematiek en zijn eerdere (afhoudende) houding tegenover de reclassering – niet volledig op dat het recidiverisico na detentie tot een aanvaardbaar niveau is teruggedrongen. De rechtbank vindt het daarom in het kader van het terugdringen van het recidiverisico en ter bescherming van de veiligheid van anderen noodzakelijk om verdachte langdurig onder toezicht te stellen met oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z Sr. Na ommekomst van de gevangenisstraf kan vervolgens worden beoordeeld in hoeverre het recidiverisico nog aanwezig is en welke voorwaarden moeten worden opgelegd ter bescherming van de veiligheid van anderen. Tegen de tijd dat de gevangenisstraf afloopt, zal de officier van justitie een nieuw reclasseringsadvies op laten maken.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de mobiele telefoon van verdachte verbeurd zal worden verklaard.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt over de in beslag genomen telefoon.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de in beslag genomen mobiele telefoon verbeurd verklaren omdat de mobiele telefoon is gebruikt bij de vervaardiging van kinderporno (feit 2 op de dagvaarding met parketnummer 16/311266-21).

10.BENADEELDE PARTIJ

In het geding hebben zich [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] als benadeelde partij gevoegd. Hun vorderingen houden het volgende in.
[slachtoffer 1] vordert een bedrag van 38.353,96 euro. Dit bedrag bestaat uit 131,96 euro aan materiële schade en 38.222,- euro aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 (16/047653-22) ten laste gelegde.
[slachtoffer 2] vordert een bedrag van 2.500,- euro aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 3 (16/311266-21) ten laste gelegde.
[slachtoffer 3] vordert een bedrag van 6.000,- euro aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 4 (16/311266-21) ten laste gelegde.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de drie vorderingen benadeelde partij integraal toewijst, met toewijzing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 1] te hoog is en vraagt de rechtbank om deze vordering te matigen.
Over de vorderingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] maakt de raadsman geen opmerkingen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De conclusies van de rechtbank brengen met zich dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van de benadeelde partijen en dat verdachte in beginsel verplicht is om de geleden schade te vergoeden.
De vordering van [slachtoffer 1]
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit. Verdachte is aansprakelijk voor die schade. De rechtbank vindt dat deze schade voldoende is onderbouwd en zal deze kostenpost ad 131,96 euro toewijzen.
De rechtbank overweegt verder dat uit het procesdossier volgt dat sprake is van zowel schade aan de eer of goede naam, alsook dat de aard en de ernst van de normschending meebrengt dat sprake is van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid onder b van het Burgerlijk Wetboek, wat heeft geresulteerd in schade voor [slachtoffer 1] . Naar het oordeel van de rechtbank heeft [slachtoffer 1] dan ook recht op een immateriële schadevergoeding die naar billijkheid wordt vastgesteld. De rechtbank acht een bedrag van 4.000,- euro billijk. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van de immateriële schade dan ook tot dit bedrag toewijzen.
De rechtbank zal [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat behandeling van dat gedeelte van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit gedeelte van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering van [slachtoffer 2]
De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsman – van oordeel dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen immateriële schade heeft geleden, dat verdachte aansprakelijk is voor de schade die [slachtoffer 2] geleden heeft en dat een bedrag van 2.500,- euro aan immateriële schade billijk is. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van de immateriële schade van [slachtoffer 2] dan ook toewijzen.
De vordering van [slachtoffer 3]
De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsman – van oordeel dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen immateriële schade heeft geldeden, dat verdachte aansprakelijk is voor de schade die [slachtoffer 3] geleden heeft en dat een bedrag van 6.000,- euro aan immateriële schade billijk is. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van de immateriële schade van [slachtoffer 3] dan ook toewijzen.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
Bovendien zal de rechtbank de gevorderde wettelijke rente toewijzen tot de dag der algehele voldoening, te weten:
  • over het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] vanaf 1 februari 2021;
  • over het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 2] vanaf 9 mei 2021;
  • over het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 3] vanaf 27 september 2021.
Daarnaast zal de rechtbank als extra waarborg de gevorderde schadevergoedingsmaatregelen opleggen. Deze maatregelen brengen met zich dat het CJIB de inning van de vorderingen zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast.
Proceskosten
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door de benadeelde partijen gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 38v, 38w, 38z, 57, 240b, 242, 245 en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder parketnummer 16/311266-21 onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 bewezen, zoals hiervoor in rubriek 5 staat vermeld;
- verklaart het onder parketnummer 16/047653-22 tenlastegelegde feit bewezen, zoals hiervoor in rubriek 5 staat vermeld
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte hiervan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging van straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van drie (3) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf
in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat
een gedeelte van één (1) jaar van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij
een proeftijd van drie jarenvast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- en als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte:
o zich meldt bij Reclassering Nederland, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk vindt. De reclassering neemt contact op met verdachte over de eerste afspraak;
o zich ambulant laat behandelen door forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering (ook inhoudende contact met een factteam). De behandeling start zo spoedig mogelijk en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dit noodzakelijk vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
o zich laat opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor de plaatsing, indien de reclassering – in overleg met de hoofdbehandelaar van de forensische polikliniek – dit noodzakelijk vindt en wanneer de voortgang in de ambulante behandeling uitblijft. De opname duurt maximaal een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Indien de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
o verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, indien dit door de reclassering nodig wordt bevonden. Het verblijft duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor verdachte heeft opgesteld;
o medewerking verleent aan het verkrijgen en behouden van dagbesteding. Verdachte werkt eveneens mee aan de geboden begeleiding hierbij vanuit Reinaerde of soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering, en houdt zich aan de afspraken die deze instelling met verdachte maakt;
- beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
Oplegging van maatregel
- legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van vijf jaren en beveelt dat verdachte:
o op geen enkele wijze, direct of indirect, contact zoekt, maakt of heeft met [slachtoffer 4] (geboren: [2001] ), [slachtoffer 1] (geboren: [2005] ), [slachtoffer 2] ( [2002] ) en/of [slachtoffer 3] (geboren: [2003] );
o beveelt dat voor iedere keer dat verdachte zich niet aan deze maatregel houdt vervangende hechtenis voor de duur van twee weken zal worden toegepast, tot een maximum van 6 maanden;
o bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolgde de opgelegde maatregel niet opheft;
- legt aan verdachte op de maatregel strekken tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht;
Beslag
- verklaart verbeurd de in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen met de volgende goednummers:
o mobiele telefoon (G-2908978);
Benadeelde partij: [slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag van 4.131,96 euro, waarvan 131,96 euro aan materiële schade en 4.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf 1 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 1] , een bedrag van 4.131,96 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf 1 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 51 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat de gijzeling de verplichting tot betaling niet opheft;
- bepaalt dat bij volledige voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt.
Benadeelde partij: [slachtoffer 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag van 2.500,- euro aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf 9 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 2] , een bedrag van 2.500,- euro, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf 9 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 35 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat de gijzeling de verplichting tot betaling niet opheft;
- bepaalt dat bij volledige voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt.
Benadeelde partij: [slachtoffer 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] , een bedrag van 4.000,- euro aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf 27 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 3] , een bedrag van 4.000,- euro, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf 27 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 50 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat de gijzeling de verplichting tot betaling niet opheft;
- bepaalt dat bij volledige voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van Rijssen, voorzitter, mr. L.M.G. de Weerd en mr. A. Scheper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.B. Venema, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 mei 2022.
mr. A. Scheper is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/311266-21
Feit 1:
hij op of omstreeks 7 oktober 2021 te Utrecht, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij, verdachte, met zijn, verdachtes, hand in de bil(len) van voornoemde [slachtoffer 4] (op de kleding) geknepen, althans de bil(len) van voornoemde [slachtoffer 4] (op de kleding) betast en/of aangeraakt, en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte
- dicht achter/naast voornoemde [slachtoffer 4] heeft gestaan/gelopen en/of
- ( vervolgens)onverhoeds in de billen van voornoemde [slachtoffer 4] heeft geknepen en/of de billen van voornoemde [slachtoffer 4] heeft aangeraakt;
( art 246 Wetboek van Strafrecht )
Feit 2:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2021 tot en met 1 april 2021 te Utrecht, althans in Nederland, één of meer afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [2005] , is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft vervaardigd en/of heeft verspreid en/of in bezit heeft gehad, welke seksuele gedragingen onder meer - zakelijk weergegeven - bestonden uit het oraal en/of vaginaal penetreren van het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of het (door die [slachtoffer 1] ) laten betasten van zijn, verdachtes, geslachtsdeel;
( art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 3:
hij op of omstreeks 9 mei 2021 te Utrecht, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 2] , geboren op [2002] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij, verdachte:
- met zijn, verdachtes, hand(en) meermalen, althans eenmaal, de bil(len) en/of borst(en) van voornoemde [slachtoffer 2] betast en/of aangeraakt en/of
- gemasturbeerd in het bijzijn van die [slachtoffer 2] en vervolgens geëjaculeerd over (het shirt van) die [slachtoffer 2] en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte:
- zich (fysiek) heeft opgedrongen aan die [slachtoffer 2] en/of
- de arm van die [slachtoffer 2] (stevig) heeft vastgepakt en/of
- voorbij is gegaan aan de verbale en non verbale uitingen van die [slachtoffer 2] , waaruit (ondubbelzinnig) bleek dat die [slachtoffer 2] die seksuele handelingen niet wilde ondergaan en/of verrichten, in elk geval dat het de wil van die [slachtoffer 2] was dat die seksuele handelingen zouden stoppen, in ieder geval niet (langer) door zouden gaan, en/of
- ( aldus) een zodanige psychische druk heeft doen opleveren, in elk geval heeft doen ontstaan, dat die [slachtoffer 2] geen, in elk geval onvoldoende, weerstand kon bieden, in ieder geval het doen ontstaan van een situatie waarin die [slachtoffer 2] verdachte niet kon weerhouden van de door hem, verdachte, (beschreven) handelingen en/of hier tegen geen, in elk geval onvoldoende, verzet kon bieden en/of zich hieraan niet kon onttrekken;
( art 246 Wetboek van Strafrecht )
Feit 4:
hij op of omstreeks de periode van 27 september 2021 tot en met 28 september 2021 te Utrecht, althans in Nederland, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer 3] , geboren op [2003] , heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3] , immers heeft verdachte:
- zijn vinger(s) en/of zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 3] geduwd/gebracht en/of gehouden en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte:
- zich (fysiek) heeft opgedrongen aan die [slachtoffer 3] en/of
- de hand(en) van die [slachtoffer 3] heeft (vast)gepakt en op zijn, verdachtes, geslachtsdeel heeft gelegd;
- ( hardhandig) de kleren van die [slachtoffer 3] heeft uitgetrokken en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 3] op zijn, verdachtes, bed heeft geduwd, althans heeft bewerkstelligd dat die [slachtoffer 3] op zijn, verdachtes, bed kwam te liggen, en/of
- ( vervolgens) (boven)op die [slachtoffer 3] is gaan liggen en/of
- voorbij is gegaan aan de verbale en non verbale uitingen van die [slachtoffer 3] , waaruit (ondubbelzinnig) bleek dat die [slachtoffer 3] die seksuele handelingen niet wilde ondergaan en/of verrichten, in elk geval dat het de wil van die [slachtoffer 3] was dat die seksuele handelingen zouden stoppen, in ieder geval niet (langer) door zouden gaan, en/of
- ( aldus) een zodanige psychische druk heeft doen opleveren, in elk geval heeft doen ontstaan, dat die [slachtoffer 3] geen, in elk geval onvoldoende, weerstand kon bieden, in ieder geval het doen ontstaan van een situatie waarin die [slachtoffer 3] verdachte niet kon weerhouden van de door hem, verdachte, (beschreven) handelingen en/of hier tegen geen, in elk geval onvoldoende, verzet kon bieden en/of zich hieraan niet kon onttrekken;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
16/047653-22
hij in of omstreeks de periode van 9 februari 2021 tot en met 22 februari 2021 te Utrecht, met [slachtoffer 1] , geboren op [2005] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
- het brengen van zijn vinger(s) en/of penis in de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
- het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] en/of
- het zich laten betasten/aftrekken/likken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 1] ,
welk bovenomschreven feit werd gevolgd van geweld, te weten het vastpakken van de arm(en) van die [slachtoffer 1] en/of het (vervolgens) in het gezicht slaan van die [slachtoffer 1] ;
Artikel 245 juncto 248 lid 5 wetboek van strafrecht
( art 245 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. De processen-verbaal zijn allemaal in de wettelijke vorm opgemaakt. Ter zake van feit 1 op de dagvaarding met parketnummer 16/311266-21 zijn de processen-verbaal als bijlage opgenomen bij het proces-verbaalnummer PL0900-2021319911 (doorgenummerde pagina’s 1 t/m 42). Ter zake van feit 2, 3 en 4 op de dagvaarding met parketnummer 16/311266-21 en feit 1 op de dagvaarding met parketnummer 16/047653-22 zijn de processen-verbaal als bijlage opgenomen bij de proces-verbaalnummers PL0600-2021144279 / PL1700-2021140815 / PL0900-2021310288 (doorgenummerde pagina’s 1 t/m 181).
2.Proces-verbaal van aangifte (inclusief fotobijlage) van 7 oktober 2021 (p. 3 t/m 9).
3.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 6 mei 2022.
4.Proces-verbaal van bevindingen (uitkijken camerabeelden) van 8 oktober 2021 (p. 15 t/m 18).
5.Proces-verbaal van aangifte van 12 april 2021 (p. 10 t/m 21).
6.De verklaring van verdachtes, afgelegd ter terechtzitting van 6 mei 2022.
7.Proces-verbaal van bevindingen (uitlezen mastgegevens) van 13 december 2022 (p. 160 t/m 163).
8.Proces-verbaal van bevindingen (informatief gesprek zeden) van 19 mei 2021 (p. 46 t/m 48).
9.Proces-verbaal van aangifte (inclusief bijlages) van 9 november 2021 (p. 49 t/m 61).
10.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 6 mei 2022.
11.Proces-verbaal van bevindingen (informatief gesprek zeden) van 28 september 2021 (p. 68 t/m 70).
12.Proces-verbaal van aangifte (inclusief bijlage) van 14 oktober 2021 (p. 71 t/m 78).
13.Proces-verbaal van bevindingen (uitwerking audiofragment) van 28 oktober 2021.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige (incl. bijlage) van 4 oktober 2021 (p. 82 t/m 88).
15.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 6 mei 2022.