ECLI:NL:RBMNE:2022:1913
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 20 mei 2022, hebben verzoekers bezwaar ingediend tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest. Dit besluit, genomen op 30 november 2021, hield in dat verzoekers een last onder dwangsom opgelegd kregen om het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van recreatieverblijven en een kantoorvilla te staken voor 1 januari 2022. Verzoekers vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, maar trokken dit verzoek in nadat het college had toegezegd de begunstigingstermijn te verlengen tot 1 februari 2022. Verzoekers verzochten echter wel om een proceskostenveroordeling tegen het college.
De voorzieningenrechter heeft het college in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar het college heeft hierop niet gereageerd. De voorzieningenrechter concludeert dat het college geen gebruik wilde maken van de mogelijkheid om gehoord te worden en heeft daarom besloten het onderzoek op zitting achterwege te laten. De rechter overweegt dat, wanneer een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de verzoeker, de voorzieningenrechter het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het college met de toezegging van 23 december 2021 tegemoet is gekomen aan het verzoek om een voorlopige voorziening, omdat dit was gedaan om te voorkomen dat verzoekers dwangsommen zouden verbeuren. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe en stelt de kosten vast op € 759,-, die het college aan verzoekers moet betalen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.