ECLI:NL:RBMNE:2022:1911

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 mei 2022
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
UTR 22/831
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in Wob-zaak met tegenstrijdige belangen tussen Ausnutria, COKZ en Biofood

Op 6 mei 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak tussen de Stichting Controle Orgaan Kwaliteits Zaken (COKZ) en de bedrijven Ausnutria B.V. en Biofoodnutrition S.E. Het geschil ontstond naar aanleiding van een verzoek van Biofood om documenten openbaar te maken over Ausnutria op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Het COKZ had dit verzoek gedeeltelijk afgewezen, wat leidde tot beroep van zowel Biofood als Ausnutria. Ausnutria verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening om feitelijke openbaarmaking van de documenten te voorkomen, terwijl Biofood meer documenten openbaar wilde laten maken.

De voorzieningenrechter weegt de belangen van de partijen en oordeelt dat de belangen van Ausnutria zwaarder wegen. De rechter stelt dat als de documenten openbaar worden gemaakt, de beroepsprocedure van Ausnutria feitelijk zinledig zou worden. De voorzieningenrechter wijst het verzoek van Ausnutria toe en schorst het bestreden besluit van het COKZ, met de verplichting voor het COKZ om het griffierecht en proceskosten aan Ausnutria te vergoeden. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/831

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 mei 2022 in de zaak tussen

Ausnutria B.V ., gevestigd in Heerenveen , en de aan haar concern gelieerde rechtspersonen, waaronder
Lypack Leeuwarden B.V., gevestigd in Leeuwarden ,
(gemachtigde: mr. J.G. Geertsma)
en

de Stichting Controle Orgaan Kwaliteits Zaken

(gemachtigden: mr. J.P. Heinrich en mr. B.R. Boerboom).
Verder heeft als partij aan het geding deelgenomen:
Biofoodnutrition S.E ., gevestigd in Londen , Verenigd Koninkrijk,
(gemachtigde: mr. C.J. Dekker).
Partijen worden hierna Ausnutria , het COKZ en Biofood genoemd.

Procesverloop

Op 19 februari 2021 heeft Biofood bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit een verzoek ingediend om op grond van de Wet openbaarheid van bestuur documenten openbaar te maken over Ausnutria .
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft het verzoek naar het COKZ doorgestuurd voor zover het ziet op de onder het COKZ berustende documenten.
Bij besluit van 31 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft het COKZ het verzoek afgewezen.
Op 21 januari 2022 heeft Biofood beroep ingesteld omdat het COKZ niet tijdig had beslist op haar bezwaren tegen het primaire besluit.
Bij besluit van 31 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft het COKZ alsnog beslist op het door Biofood gemaakte bezwaar, waarbij het primaire besluit gedeeltelijk is herroepen en alsnog is beslist tot openbaarmaking van een deel van de documenten.
Ausnutria heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank Noord-Nederland. Zij heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De rechtbank Noord-Nederland heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening van Ausnutria aan deze rechtbank doorgestuurd om het gezamenlijk te kunnen behandelen met het beroep van Biofood , dat van rechtswege is ontstaan tegen het bestreden besluit.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek van Ausnutria om het onderzoek op de zitting met gesloten deuren te laten plaatshebben afgewezen.
Het verzoek om een voorlopige voorziening is behandeld op de zitting van 6 mei 2022. Ausnutria heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] en [B] , bijgestaan door mr. O.S. Pluimer als kantoorgenoot van de gemachtigde. Het COKZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.A. Sijbrandij en ing. [C] , bijgestaan door de gemachtigden. Biofood heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter direct mondeling uitspraak gedaan en meegedeeld dat daartegen geen rechtsmiddel openstaat. Dit proces-verbaal is daarvan de schriftelijke uitwerking.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het bestreden besluit;
  • draagt het COKZ op het betaalde griffierecht van € 365,- aan verzoekers te vergoeden;
  • veroordeelt het COKZ in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.518,-.

Overwegingen

1. Met het bestreden besluit is beslist om documenten over Ausnutria gedeeltelijk openbaar te maken. Het beroep van Biofood dat van rechtswege is ontstaan tegen het bestreden besluit is erop gericht om méér documenten openbaar te laten maken. Het beroep van Ausnutria is gericht tegen de beslissing om de documenten uit het bestreden besluit openbaar te maken.
2. Met het verzoek om een voorlopige voorziening tot schorsing van het bestreden besluit wil Ausnutria de feitelijke openbaarmaking van deze documenten voorkomen in afwachting van de behandeling van haar beroep. Zij heeft een spoedeisend belang bij een beslissing van de voorzieningenrechter, omdat het COKZ nu al tot feitelijke openbaarmaking wil overgaan.
3. De voorzieningenrechter vindt dat de zaak zich er niet voor leent om nu al op het beroep van Ausnutria te beslissen. Daardoor zouden de beroepen van Ausnutria en Biofood uit elkaar gaan lopen, terwijl zij tegen hetzelfde besluit gericht zijn. Dat is geen efficiënte rechtspleging. Er zijn bovendien verstrekkende inhoudelijke standpunten gewisseld, onder andere over de vraag hoe de Wet openbaarheid van bestuur zich in deze zaak verhoudt tot Europees recht. De voorlopigevoorzieningprocedure is een spoedprocedure en is niet geschikt om daarover een uitgebreid debat te voeren. De voorzieningenrechter zal het beroep dus niet ‘kortsluiten’, en zal gelet hierop ook in het kader van de voorlopige voorziening geen oordeel geven over de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
4. De voorzieningenrechter weegt de belangen van partijen bij het al dan niet treffen van een voorlopige voorziening. Ausnutria heeft een zwaarwegend belang vanuit haar positie in de beroepsprocedure. Als de documenten vooruitlopend daarop al openbaar worden is die procedure immers feitelijk zinledig geworden: de openbaarmaking van de documenten is onomkeerbaar. Voor het COKZ is van belang dat zij uitvoering kan geven aan het bestreden besluit dat volgens haar op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Biofood heeft belang bij openbaarmaking van de documenten in het algemeen, maar heeft daarnaast een bedrijfsbelang. Zij heeft toegelicht dat zij de documenten wil gebruiken in een civiele procedure tegen Ausnutria .
5. De voorzieningenrechter oordeelt dat de belangen van Ausnutria bij het voorkomen van de feitelijke openbaarmaking van de documenten nu zwaarder wegen. Het belang om de beroepsprocedure inhoudelijk verder te kunnen voeren geeft daarbij de doorslag. De belangen van het COKZ en Biofood wegen daartegenover minder zwaar. De voorzieningenrechter vindt het bedrijfsbelang van Biofood niet actueel: op de zitting is toegelicht dat in de civiele procedure op het vonnis van de rechtbank wordt gewacht en dat de documenten kunnen worden gebruikt in een mogelijke hogerberoepsprocedure. Dat is nu onvoldoende concreet. Als het belang van Biofood in het licht hiervan later concreter en spoedeisender wordt en als het beroep dan nog niet is behandeld, kan Biofood de voorzieningenrechter verzoeken om de schorsing van het bestreden besluit op te heffen, waarna de belangen van partijen opnieuw zullen worden gewogen bij de stand van zaken op dat moment.
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en schorst het bestreden besluit. De schorsing geldt totdat de rechtbank op het beroep heeft beslist.
7. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet het COKZ aan Ausnutria het door haar betaalde griffierecht vergoeden, en een vergoeding voor de proceskosten. Die vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoek en 1 punt voor de aanwezigheid op de zitting met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2022.
de griffier is verhinderd om het
proces-verbaal te ondertekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.