ECLI:NL:RBMNE:2022:1910

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
9591567
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
  • I.L. Rijbout
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

T-Mobile Netherlands B.V. tegen [gedaagde] inzake consumentenrecht en kredietovereenkomst

In deze zaak vordert T-Mobile Netherlands B.V. betaling van een bedrag van € 1.120,41 van [gedaagde], bestaande uit hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten, als gevolg van een tekortkoming in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomsten. [gedaagde] heeft op 22 juli 2020 een overeenkomst gesloten voor het gebruik van een telefoonnetwerk en een kredietovereenkomst voor de aankoop van een mobiele telefoon. T-Mobile stelt dat [gedaagde] in verzuim is en dat de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden. [gedaagde] betwist de vordering en stelt dat hij niet de juiste partij is en dat er geen ontbindingsverklaring is ontvangen. De kantonrechter oordeelt dat er sprake is van twee nauw met elkaar verbonden overeenkomsten en dat T-Mobile als contractspartij moet worden aangemerkt. De kantonrechter wijst de vordering van T-Mobile gedeeltelijk toe, waarbij de wettelijke rente over de abonnementskosten en schadevergoeding wordt toegewezen. De zaak wordt verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling van de kredietwaardigheidstoets en de mogelijkheid van vernietiging van de overeenkomst.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9591567 UC EXPL 21-8891 AP/1183
Vonnis van 25 mei 2022
inzake
de besloten vennootschap
T-Mobile Netherlands B.V.,
gevestigd te Den Haag,
verder ook te noemen T-Mobile,
eisende partij,
gemachtigde: Flanderijn & Van Eck,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. D. van der Wal.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft op 22 juli 2020 een overeenkomst gesloten voor het gebruik van een telefoonnetwerk (hierna te noemen: de gebruikscomponent). Daarnaast heeft hij een overeenkomst gesloten met betrekking tot de koop van een mobiele telefoon, met behulp van een goederenkrediet (hierna te noemen: de toestelcomponent). Daarnaast heeft [gedaagde] ook een abonnement afgesloten op enkele streamingdiensten.
2.2.
Er is sprake van een schriftelijke overeenkomst, die is gesloten op een van de vestigingen van T-Mobile en dus binnen de verkoopruimte van T-Mobile.
2.3.
[gedaagde] heeft bij het sluiten van de overeenkomst de volgende stukken gekregen:
  • Overzicht van je overeenkomst met T-Mobile Netherlands BV
  • Standaardinformatie inzake consumptief krediet
  • Algemene Voorwaarden T-Mobile Netherlands BV abonnee consument
  • Voorwaarden “roam like at home”
  • T-Mobile recycle deal toestelterugverkoopvoorwaarden
2.4.
In het deel “overzicht van je overeenkomst met T-Mobile Netherlands BV” staat: “Op je Abonnement zijn de Algemene Voorwaarden T-Mobile Abonnee Consument, Voorwaarden Roam like at Home en het Tarievenoverzicht (Prijslijst) van toepassing.”
2.5.
In datzelfde deel staat ook gespecificeerd welk toestel [gedaagde] ontvangt in het kader van de kredietovereenkomst, wat de duur is van de kredietovereenkomst, wat de maandtermijnen zijn en wat het totaal aan toestelkrediet bedraagt (€ 960,00).
2.6.
Op de door [gedaagde] ondertekende overeenkomst staat het adres [adres] in [plaats 1] .

3.Het geschil

3.1.
T-Mobile vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, primair veroordeling van [gedaagde] om aan haar te voldoen € 1.120,41 (bestaande uit € 1.080,41 aan hoofdsom en € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de rente over de hoofdsom vanaf 3 december 2021 totdat alles is betaald. Subsidiair vordert zij dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de kredietovereenkomst tussen T-Mobile en [gedaagde] wordt ontbonden en [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 1.120,41, vermeerderd met de wettelijke rente over de (nog openstaande) hoofdsom vanaf 3 december 2021 totdat alles is betaald. Zowel primair als subsidiair verzoekt T-Mobile de kantonrechter [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelt T-Mobile dat [gedaagde] jegens haar toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen ingevolge de tussen partijen gesloten overeenkomst(en).
3.3.
T-Mobile stelt dat sprake is van een overeenkomst die bestaat uit een goederenkredietovereenkomst (“de toestelcomponent”) en een overeenkomst ter zake van het verstrekken van telecommunicatiediensten (“de gebruikscomponent”). De overeenkomsten hadden een looptijd van 24 maanden en zijn op 22 juli 2020 ingegaan. [gedaagde] heeft de facturen die hij kreeg voor het gebruik van het toestel en de termijnen voor het afbetalen van het toestel niet betaald. T-Mobile heeft [gedaagde] gesommeerd tot betaling over te gaan, maar ook daarna heeft hij niet betaald. T-Mobile heeft daarop de overeenkomst per 22 februari 2021 ontbonden en dat per brief van 23 februari 2021 aan [gedaagde] laten weten. T-Mobile vordert nu betaling van de facturen die zij [gedaagde] heeft gestuurd voordat zij de overeenkomst heeft beëindigd. Daarnaast vordert zij schadevergoeding omdat zij inkomsten misloopt doordat de overeenkomst eerder geëindigd is. Die schade heeft zij begroot. Verder vordert zij de resterende afbetalingstermijnen voor de telefoon. Omdat [gedaagde] in verzuim is vordert T-Mobile ook rente en buitengerechtelijke incassokosten.
3.4.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van T-Mobile in de proceskosten. [gedaagde] stelt dat een bedrag van € 829,66 niet toewijsbaar is, omdat hij dat bedrag niet verschuldigd is aan T-Mobile, maar aan [onderneming] B.V. Verder betwist [gedaagde] dat de overeenkomst ontbonden is, omdat een ontbindingsverklaring ontbreekt. Tot slot stelt hij dat hij geen buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is, omdat hij geen incassobrieven heeft ontvangen. Die zijn volgens [gedaagde] niet naar zijn huisadres gestuurd.
3.5.
Bij conclusie van dupliek heeft [gedaagde] een aantal nieuwe verweren gevoerd. Zo stelt hij dat het krediet niet kosteloos was, omdat de buitengerechtelijke incassokosten moeten worden aangeduid als kosten zoals bedoeld in de wet. Er zou daarom geen sprake zijn van een zogenaamd “zacht krediet”, waardoor de bepalingen van titel 7:2A BW en titel 7:2B BW van toepassing zijn. T-Mobiel heeft volgens [gedaagde] in strijd gehandeld met die bepalingen. [gedaagde] stelt dat T-Mobile onjuiste informatie heeft verstrekt en verbindt daaraan de conclusie dat sprake is van een oneerlijke handelspraktijk op grond van artikel 6:193j lid 3 BW Verder betwist [gedaagde] dat T-Mobile een kredietwaardigheidstoets heeft uitgevoerd en meent zij dat de kantonrechter de overeenkomst ambtshalve dient te vernietigen.
3.6.
T-Mobile is nog niet in de gelegenheid gesteld te reageren op deze nieuwe verweren.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt vast dat in deze zaak sprake is van een overeenkomst tussen een professionele partij en een consument.
4.2.
Feitelijk is sprake van twee overeenkomsten die nauw verband houden met elkaar. Eén overeenkomst met betrekking tot het leveren van telefoondiensten (de gebruikscomponent) en één overeenkomst met betrekking tot koop op afbetaling van een telefoontoestel, die (tevens) dient te worden gekwalificeerd als een kredietovereenkomst (de toestelcomponent). De splitsing van deze overeenkomst is met name van belang omdat daarop verschillende regels van toepassing zijn. T-Mobile splitst de twee overeenkomsten ook nadrukkelijk in haar algemene voorwaarden. Onder de titel “T-Mobile recycle deal, toestelterugverkoopvoorwaarden” staat:

Toestelkredietovereenkomst: Wanneer de Klant in termijnen voor het Toestel betaalt, sluit de Klant een Toestelkredietovereenkomst af.
Overeenkomst voor mobiele telefonie: De overeenkomst voor mobiele telefonie (hierna Abonnement) waarop de Algemene Voorwaarden Abonnee Consument van toepassing zijn. Het Abonnement staat los van de Toestelkredietovereenkomst.”
De gebruikscomponent oftewel het abonnement
4.3.
Voor wat betreft gebruikscomponent is in ieder geval erkend dat T-Mobile partij is. Ook is niet betwist dat [gedaagde] de facturen van 24 oktober 2020, 24 december 2020, 29 januari 2021 en 25 februari 2021 onbetaald heeft gelaten. Deze facturen zijn uitgesplitst voor wat betreft de abonnementskosten en het toestelkrediet. Wanneer het vaste bedrag van € 40,00 per maand aan toestelkrediet in mindering wordt gebracht op de eerste drie facturen dan resteren de volgende bedragen aan abonnementskosten:
Factuur 24 oktober 2020 € 57,48
Factuur 24 december 2020 € 51,49
Factuur 29 januari 2021 € 36,88
Totaal € 145,85
De factuur van 25 februari 2021 is de eindafrekening. De abonnementskosten op die factuur bedragen € 10,96 (4,53 + 7,73 - 1,10), zodat het totale bedrag dat T-Mobile aan abonnementskosten vordert op
€ 156,81komt. [gedaagde] heeft niet betwist dat hij de abonnementskosten aan T-Mobile moet betalen, zodat dit deel van de vordering kan worden toegewezen
De schadevergoeding
4.4.
T-Mobile heeft gesteld dat zij [gedaagde] betalingsherinneringen en aanmaningen heeft gestuurd. [gedaagde] betwist niet dat de aanmaningen zijn verstuurd, maar stelt dat zij naar een ander adres dan zijn huisadres zijn gestuurd. T-Mobile heeft daarop gesteld, en dat is door [gedaagde] niet betwist, dat zij de betalingsherinneringen naar het door [gedaagde] bij haar opgegeven adres heeft gestuurd. Dat mocht T-Mobile doen, en daarom was [gedaagde] in verzuim.
4.5.
Gelet op het verzuim mocht T-Mobile daarna op grond van artikel 11 van de algemene voorwaarden en op grond van artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de overeenkomst ontbinden.
4.6.
De volgende vraag die moet worden beantwoord is of de overeenkomst door T-Mobile rechtsgeldig is ontbonden. De wet bepaalt in artikel 6: 267 BW dat de ontbinding plaats vindt door een schriftelijke verklaring van de daartoe gerechtigde. De brief van T-Mobile van 23 februari 2021 is een schriftelijke verklaring gericht op ontbinding. Het is ongelukkig dat T-Mobile aangeeft dat zij heeft ontbonden per 22 februari 2021, terwijl de brief is gedateerd op 23 februari 2021. Dit betekent echter niet dat er geen ontbinding heeft plaatsgevonden, maar dat pas van ontbinding mag worden uitgegaan op het moment dat deze verklaring [gedaagde] bereikt heeft. Dat de brief [gedaagde] bereikt heeft staat niet ter discussie, en dus is de overeenkomst ontbonden.
4.7.
T-Mobile heeft in de eindfactuur een bedrag aan schadevergoeding in rekening gebracht van
€ 139,85. Zij baseert die vordering op artikel 6:277 lid 1 BW, dat bepaalt dat de partij van wie de tekortkoming een grond voor ontbinding heeft opgeleverd, verplicht is de schade te vergoeden die de wederpartij lijdt, doordat geen wederzijdse nakoming maar ontbinding van de overeenkomst plaatsvindt. T-Mobile heeft daarbij als uitgangspunt genomen de maandprijs van de goedkoopste bundel die [gedaagde] had kunnen kiezen (ook al heeft hij een duurdere gekozen), vermenigvuldigd met het aantal maandtermijnen tussen het moment van ontbinding en het moment waarop de overeenkomst zou zijn geëindigd bij reguliere nakoming, en vervolgens 50% van dat bedrag gehanteerd, overeenkomstig de aanbeveling in het meest recente rapport van het LOVCK&T over ambtshalve toetsing. De kantonrechter vindt dat bedrag redelijk, zodat ook dat bedrag wordt toegewezen.
Wettelijke rente
4.8.
T-Mobile heeft over de abonnementskosten en de schadevergoeding de wettelijke rente gevorderd vanaf de dag der dagvaarding. Daartegen is geen afzonderlijk verweer gevoerd. De wettelijke rente zal daarom over deze bedragen worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.9.
T-Mobile vordert een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van
€ 40,00. Dit bedrag is, zo blijkt uit de aan de dagvaarding gehechte berekening, gebaseerd op het hiervoor besproken bedrag aan schadevergoeding dat T-Mobile heeft gevorderd. Vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen omdat in de brief van 15 maart 2021 onvoldoende duidelijk is welk bedrag betaald moet worden om die kosten te voorkomen. In de brief staat vetgedrukt dat € 1.080,41 binnen vijftien dagen betaald moet worden. Daaronder staat wel dat € 139,85 op tijd betaald moet worden om incassokosten te voorkomen, maar dat is niet vetgedrukt en daarbij is niet vermeld dat dat binnen vijftien dagen na ontvangst moet gebeuren.
De toestelcomponent oftewel de kredietovereenkomst
4.10.
[gedaagde] stelt dat T-Mobile niet ontvankelijk is in haar vordering, dan wel dat de vordering moet worden afgewezen omdat [onderneming] B.V. zijn contractspartij is en niet T-Mobile.
4.11.
Het antwoord op de vraag of iemand jegens een ander bij het sluiten van een overeenkomst in eigen naam - dat wil zeggen als wederpartij van die ander - is opgetreden hangt volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad af van hetgeen hij en die ander daarover naar elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Tot de omstandigheden die daarbij in aanmerking moeten worden genomen behoort de voor de wederpartij kenbare hoedanigheid en de context waarin partijen optraden. Het gaat daarbij vooral om het moment waarop de overeenkomst werd gesloten en minder hoe partijen zich nadien ten opzichte van elkaar hebben gedragen.
4.12.
Vast staat dat [gedaagde] de overeenkomsten beiden, tegelijkertijd, bij de T-Mobile shop in [plaats 2] heeft gesloten. [gedaagde] heeft bij die gelegenheid een stuk ondertekend met de naam “Overzicht van de je overeenkomst met T-Mobile Netherlands B.V.” Binnen deze overeenkomst wordt zowel het abonnement gespecificeerd onder de kop “je abonnement” als de kredietovereenkomst onder de kop “je toestel”. De overeenkomst gaat dus met zoveel woorden uit van één overeenkomst met T-Mobile Netherlands B.V., bestaande uit twee onderdelen. T-Mobile wordt daarmee nadrukkelijk ten aanzien van beide overeenkomst als contractspartij genoemd. Nu niet anders is gesteld, gaat de kantonrechter ervan uit dat [gedaagde] de telefoon ook op dat moment heeft meegekregen, zonder tussenkomst van een andere partij. Kortom, dat [gedaagde] op dat moment heeft gedacht dat hij met een andere partij dan T-Mobile contracteerde is niet aannemelijk. De kantonrechter onderkent wel dat het wellicht verwarrend is dat vervolgens in de bijgevoegde standaardinformatie inzake consumptief krediet staat dat “de aanbieder van het krediet” [onderneming] B.V. is., maar dat maakt haar nog geen contractspartij. T-Mobile kan immers ook het krediet toezeggen in plaats van zelf verlenen. Die situatie heeft zich hier voorgedaan en dus moet T-Mobile worden aangemerkt als contractspartij.
4.13.
Vervolgens moet worden vastgesteld welke regels op deze kredietovereenkomst van toepassing zijn, en met name of titel 7:2A BW van toepassing is, nu daarin enkele specifieke vereisten genoemd staan waarop [gedaagde] in deze procedure een beroep doet.
4.14.
Op grond van artikel 7:58 lid 2 onder e BW zijn de bepalingen van titel 7:2A BW niet van toepassing op kredietovereenkomsten zonder rente en andere kosten. Op grond van artikel 7:57 lid 1 onder g wordt onder “totale kosten van het krediet” voor de consument verstaan: alle kosten die de consument moet maken voor een consumptief krediet, bijvoorbeeld de rente, commissielonen, administratiekosten, vergoedingen voor bemiddelaars en de kosten voor nevendiensten die een consument verplicht in combinatie met het krediet moet afnemen, waaronder verzekerings-premies, bijbehorende assurantiebelasting en de kosten voor betaalmiddelen waarmee kredietopnemingen kunnen worden verricht.
4.15.
Hiervoor is reeds vastgesteld dat de buitengerechtelijke incassokosten niet worden gevorderd in het kader van de kredietovereenkomst, maar in het kader van het abonnement. Zij zijn daarom niet van belang voor de beoordeling van de kredietovereenkomst.
4.16.
T-Mobile vordert in deze procedure de wettelijke rente over al het gevorderde, dus ook over wat wordt gevorderd op grond van kredietovereenkomst. [gedaagde] stelt dat de wettelijke rente ook behoort tot de extra kosten als bedoeld in artikel 7:58 lid 2 onder e BW. De kantonrechter is van oordeel dat dat niet opgaat. De feiten zijn anders dan in de door [gedaagde] aangehaalde zaak (ECLI: NL: RBAMS:2021:1611), waarin in de algemene voorwaarden was bepaald dat bij niet-tijdige betaling wettelijke rente is verschuldigd over de vervallen termijnen. In de standaardinformatie inzake consumptief krediet in deze zaak staat nadrukkelijk vermeld dat voor het krediet geen andere rente en /of andere kosten in rekening worden gebracht, ook niet bij betalingsachterstand. De wettelijke rente die in deze procedure wordt gevorderd is gebaseerd is op de wet en niet op de overeenkomst. De rente wordt daarom ook niet gevorderd met ingang van de vervaldata van de facturen, maar met ingang van de dag van de dagvaarding. Dat betekent dat er niet alsnog sprake is van een kredietovereenkomst waarop afdeling 7:2A BW van toepassing is, evenmin is er sprake van dat T-Mobile [gedaagde] daarover onjuist heeft geïnformeerd.
4.17.
[gedaagde] stelt verder dat T-Mobile heeft nagelaten zijn kredietwaardigheid te toetsen, omdat hij nooit inkomensgegevens heeft overgelegd. T-Mobile heeft daarmee volgens [gedaagde] haar pré-contractuele verplichtingen geschonden.
4.18.
Op grond van artikel 4:34 lid 1 Wet op het financieel toezicht (Wft) dient een kredietverstrekker voor de totstandkoming van een kredietovereenkomst in het belang van de consument informatie in te winnen over diens financiële positie en te beoordelen, ter voorkoming van overkreditering van de consument, of het aangaan van de overeenkomst verantwoord is. De kantonrechter dient in dit kader (ambtshalve) te onderzoeken of de kredietgever de verplichting van artikel 8 van Richtlijn 2008/48 EG (de verplichting om de kredietwaardigheid van de consument te beoordelen) is nagekomen.
4.19.
Vooralsnog beschikt de kantonrechter in deze procedure slechts over de overgelegde “standaardinformatie inzake consumptief krediet”, waarin staat vermeld: “Voordat u krediet kunt opnemen, beoordelen wij uw kredietwaardigheid. Wij maken hiervoor gebruik van een creditscoring systeem in combinatie met een inkomens en lastentoets. Daarnaast kunnen wij informatie opvragen bij het Bureau Krediet Registratie”. T-Mobile heeft dit verder niet met stukken onderbouwd. Omdat [gedaagde] pas bij conclusie van dupliek heeft betwist dat een dergelijke toets heeft plaatsgevonden, zal T-Mobile alsnog in de gelegenheid worden gesteld zich daarover uit te laten en zal zij in de gelegenheid worden gesteld daarvan bewijsstukken over te leggen.
4.20.
De kantonrechter overweegt verder dat, indien vast zou komen te staan dat T-Mobile geen kredietwaardigheidstoets heeft uitgevoerd, het mogelijk is dat zij de kredietovereenkomst op grond van artikel 3:40 lid 2 BW (ambtshalve) zal vernietigen. Ingevolge artikel 3:53 jo 6:203 BW moet [gedaagde] bij vernietiging van de overeenkomst in beginsel de telefoon teruggeven en is T-Mobile gehouden termijnbedragen die door [gedaagde] voldaan zijn, terug te betalen. Partijen mogen zich daarover nog uitlaten bij akte.
4.21.
De zaak zal worden verwezen naar de rol om T-Mobile in de gelegenheid te stellen om bij akte de 4.19 genoemde informatie te verschaffen en zich uit te laten over hetgeen in 4.20 is overwogen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 8 juni 2022 te 9.30 uur, waar T-Mobile zich schriftelijk dient uit te laten omtrent hetgeen is overwogen in overwegingen 4.19 en 4.20 van dit vonnis;
5.2.
[gedaagde] zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld om daarop schriftelijk te reageren;
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijbout, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2022.