[verweerder] voert verweer. Hij stelt zich op het standpunt dat er geen redelijke grond is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst en verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af te wijzen en
[verzoekster] te gebieden hem binnen drie dagen na de beschikking toe te laten tot de bedongen werkzaamheden, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
subsidiair, indien de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden:
II. [verzoekster] te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 5.772,54 bruto, een aanvullende transitievergoeding van € 2.886,27 bruto en een billijke vergoeding van € 44.219,52 bruto dan wel een nader door de kantonrechter te bepalen bedrag;
III. bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de voor [verzoekster] geldende opzegtermijn van ten minste één kalendermaand rekenend vanaf het einde van een vier wekelijkse periode zonder aftrek van de periode die is gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de datum van dagtekening van de ontbindingsbeschikking;
IV. [verzoekster] te veroordelen tot betaling aan [verweerder] van een correcte eindafrekening van het dienstverband onder verstrekking van een deugdelijke loonspecificatie, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
V. [verzoekster] te veroordelen tot betaling aan [verweerder] van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de onder II. genoemde vergoedingen tot aan de dag van algehele voldoening;
VI. te bepalen dat [verzoekster] geen rechten kan ontlenen aan het tussen haar en [verweerder] overeengekomen concurrentiebeding en relatiebeding nu [verzoekster] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten;
VII. in het geval het gevorderde onder punt VI. niet wordt toegewezen, het tussen
[verzoekster] en [verweerder] overeengekomen concurrentiebeding en relatiebeding te vernietigen;
VIII. voor zover het concurrentiebeding en relatiebeding niet worden vernietigd,
[verzoekster] te veroordelen tot het betalen van een vergoeding aan [verweerder] ter hoogte van € 132.658,56 bruto, althans een andere in goede justitie te bepalen vergoeding;
primair en subsidiair:
IX. [verzoekster] te veroordelen tot betaling van het loon inclusief vakantiegeld vanaf 30 januari 2022 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn beëindigd ad € 3.401,50 bruto per vier weken, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW alsmede de wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening, onder verstrekking van een deugdelijke loonspecificatie, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
X. [verzoekster] te veroordelen tot het betalen van de overuren en openstaande declaraties van [verweerder] , tot op heden begroot op € 9.115,47 bruto respectievelijk € 227,63 netto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening, onder verstrekking van een deugdelijke loonspecificatie, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
XI. [verzoekster] te veroordelen in de kosten van de procedure.