ECLI:NL:RBMNE:2022:1883
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag compensatie transitievergoeding wegens beëindiging arbeidsovereenkomst voor afloop opzegverbod
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkgever en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de afwijzing van een aanvraag om compensatie van de transitievergoeding. De werkgever, vertegenwoordigd door mr. J. Brakke, had een transitievergoeding van € 24.689,- bruto betaald aan een werknemer die langdurig arbeidsongeschikt was. De arbeidsovereenkomst was beëindigd op 15 oktober 2018, terwijl de werknemer op 13 april 2017 ziek was geworden. De werkgever verzocht het Uwv om compensatie van de transitievergoeding, maar deze aanvraag werd afgewezen omdat de arbeidsovereenkomst was beëindigd vóór het einde van het opzegverbod van twee jaar, dat op 13 april 2019 eindigde.
De rechtbank oordeelde dat de wet duidelijk is en dat er geen ruimte is voor een andere uitleg. De voorwaarden voor compensatie zijn dat de arbeidsovereenkomst moet zijn beëindigd na afloop van het opzegverbod. De rechtbank verwierp het beroep van de werkgever op het evenredigheidsbeginsel, omdat de wet in formele zin geen ruimte biedt voor compensatie als niet aan de voorwaarden is voldaan. Ook het beroep op het rechtszekerheidsbeginsel werd afgewezen, omdat de werkgever had kunnen wachten met de beëindiging van het dienstverband totdat de inhoud van de compensatieregeling duidelijk was.
De rechtbank concludeerde dat het Uwv de aanvraag van de werkgever terecht had afgewezen en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.