ECLI:NL:RBMNE:2022:188
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek tegen rechter-commissaris in faillissementszaak ongegrond verklaard
Op 25 januari 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een verzoek tot wraking van mr. P.J. Neijt, rechter-commissaris in het faillissement van verzoeker, ongegrond verklaard. Verzoeker had op 22 januari 2022 een wrakingsverzoek ingediend, omdat hij meende dat de rechter-commissaris onterecht volhardde in het houden van een faillissementshoorzitting. Verzoeker stelde dat deze zitting geen toegevoegde waarde had, aangezien zijn gemachtigde al per brief de voortgang van het faillissement had toegelicht. Bovendien vreesde verzoeker voor een coronabesmetting en voelde hij zich bedreigd door de uitnodigingsbrieven voor de hoorzitting.
De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter-commissaris om een hoorzitting te bepalen een procesbeslissing is en dat een negatieve ervaring met deze beslissing geen grond vormt voor een wrakingsverzoek. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter-commissaris. Daarnaast werd vastgesteld dat het wrakingsverzoek voor een deel te laat was ingediend, aangezien verzoeker meer dan 19 dagen na de relevante feiten zijn verzoek had ingediend, zonder dat er bijzondere omstandigheden waren die dit tijdsverloop rechtvaardigden.
De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond voor zover het betrekking had op de beslissing van de rechter-commissaris om een hoorzitting te bepalen en verklaarde verzoeker voor het overige niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek. De procedure in de faillissementszaak met zaaknummer F.16/21/114 dient voortgezet te worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken door de wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, bijgestaan door de griffier.