Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
mr. M.C.J. Freijters. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de zitting is gezegd.
2.Waar het in deze procedure over gaat
- heeft [eiser] de stacaravan, staande op standplaats [nummer] in [handelsnaam] (hierna: standplaats [nummer] ), gekocht van de heer [C] en mevrouw [D] (hierna tezamen en in mannelijk enkelvoud te noemen: [D] ) voor € 8.000,00;
- heeft [D] zijn huurderschap met betrekking tot de huur van standplaats [nummer] met medewerking van [gedaagde] bij akte overgedragen aan [eiser] , waardoor [eiser] huurder van standplaats [nummer] is geworden
3.Het geschil tussen partijen
met behoud van de standplaatsmag doorverkopen, welke toezegging [gedaagde] dan ook moet nakomen, alsook ii) dat ook later het parkbeheer de verwachting bij hem heeft gewekt dat dit het geval was.
4.De beoordeling van de kantonrechter
verkopen.
Echter, [eiser] heeft niet gesteld en het is de kantonrechter uit de door [eiser] overgelegde stukken ook niet gebleken, dat [E (voornaam)] tegen [eiser] heeft gezegd dat bij verkoop van de stacaravan [gedaagde] (altijd) haar
medewerkingaan de
overdrachtvan [eiser] ’s
huurderschapmet betrekking tot de huur van standplaats [nummer] aan een (willekeurige) toekomstige koper van [eiser] stacaravan zal verlenen althans dat [gedaagde] (altijd) haar
toestemmingzal geven om de stacaravan
met voortzetting van de standplaatsovereenkomstte verkopen. Gelet hierop heeft [eiser] dus geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd die tot de conclusie kunnen leiden dat [gedaagde] (in de persoon van haar toenmalige beheerder [E (voornaam)] ) aan [eiser] een toezegging heeft gedaan die de strekking heeft dat [eiser] te allen tijde zijn stacaravan
met behoud van standplaats[nummer] mag doorverkopen.
[gedaagde] daarna, in de toekomst haar medewerking zou verlenen aan de overdracht van [eiser] ’s huurderschap met betrekking tot standplaats [nummer] aan een koper van de stacaravan. De op 27 mei 2020 gegeven toestemming om de stacaravan op te knappen en [eiser] ’s recht om zijn stacaravan te verkopen zijn dan ook geen omstandigheden die ertoe kunnen leiden dat [gedaagde] de in artikel 15.2 van de AV 2016 bedoelde toestemming moet verlenen.
niet voor hem geldten dat
[gedaagde]
daaromwel moet meewerken aan de overdracht van zijn huurderschap aan een koper bij verkoop van zijn stacaravan ondanks dat zijn stacaravan ouder is dan 20 jaar.
onder de dan geldende voorwaarden. Daarmee heeft [eiser] zich op voorhand verbonden aan door [gedaagde] na 2016 opgestelde AV’s, dus zo ook aan de in 2020 opgestelde AV 2020. Als voldoende gemotiveerd gesteld en niet voldoende gemotiveerd weersproken staat vast, dat [eiser] begin 2021 de AV 2020 van
[gedaagde] heeft ontvangen. Omdat hij de AV 2020 toen heeft ontvangen, maken deze AV
in ieder gevalper 1 januari 2022 onderdeel uit van de
verlengdehuurovereenkomst inzake standplaats [nummer] . Van het niet ter hand stellen van deze AV zoals bedoeld in artikel 6:233 van het BW is dan ook geen sprake. Het beroep van [eiser] tijdens de mondelinge behandeling op artikel 6:237, aanhef en onder c, van het BW gaat niet op, reeds omdat
[gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat [eiser] wel de bevoegdheid heeft om de huurovereenkomst te ontbinden wegens de AV 2020 waarbij bepalingen in de AV 2016 zijn gewijzigd dan wel aangevuld. Gelet op het voorgaande gaat het beroep van [eiser] op vernietigbaarheid van artikel 11.3.g. van de AV 2020 niet op. Anders dan [eiser] heeft betoogd, volgt uit de AV 2020, in het bijzonder artikel 4.6. van de AV 2020 in samenhang bezien met artikel 11.3.g. van de AV 2020, dat artikel 11.3.g. van de AV 2020 ook geldt voor oude stacaravans die vóór de inwerkingtreding van de AV 2020 op de camping [handelsnaam] aanwezig waren.
Het voorgaande betekent dat [eiser] niet worden gevolgd in zijn voormelde stelling dat artikel 11.3.g. van de AV 2020 niet voor hem geldt en dat ook daarom zijn primaire vordering niet kan worden toegewezen.
In deze procedure heeft [eiser] [D] niet gedagvaard. Reeds daarom kan de gevorderde vernietiging van de met [D] gesloten koopovereenkomst wegens dwaling in deze procedure niet worden toegewezen.
Omdat niet [gedaagde] maar [D] partij is bij de koopovereenkomst zouden de gevolgen van een mogelijke vernietiging van de koopovereenkomst wegens dwaling er alleen toe kunnen leiden dat voor [D] jegens [eiser] ongedaanmakingsverbintenissen ontstaan. Omdat [gedaagde] geen partij is bij de koopovereenkomst inzake de stacaravan heeft een eventuele vernietiging van deze overeenkomst wegens dwaling geen gevolgen voor haar. Zij zou na de vernietiging van de koopovereenkomst wegens dwaling dan ook niet kunnen worden verplicht om de aan [D] betaalde koopsom aan [eiser] te betalen.
met behoud van standplaats[nummer] mag doorverkopen. Zie ter motivering hiervan wat onder rechtsoverweging 4.6. staat. Niet is komen vast te staan dat een dergelijke mededeling is gedaan.