ECLI:NL:RBMNE:2022:1860
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 11 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die zijn rijbewijs ongeldig verklaard zag door de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, heeft een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen. Echter, het verzoek is niet-ontvankelijk verklaard omdat verzoeker het griffierecht van € 184,- niet op tijd heeft betaald.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De griffier had verzoeker per aangetekende brief op 23 april 2022 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen. Op 10 mei 2022 was het griffierecht echter nog niet door de rechtbank ontvangen, en verzoeker heeft geen geldige reden gegeven voor het niet tijdig betalen.
Daarom heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier, en is uitgesproken in het openbaar. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, zoals vermeld in de relevante artikelen van de Awb.