ECLI:NL:RBMNE:2022:1860

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
13 mei 2022
Zaaknummer
UTR - 22 _ 1737
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 11 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die zijn rijbewijs ongeldig verklaard zag door de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, heeft een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen. Echter, het verzoek is niet-ontvankelijk verklaard omdat verzoeker het griffierecht van € 184,- niet op tijd heeft betaald.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De griffier had verzoeker per aangetekende brief op 23 april 2022 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen. Op 10 mei 2022 was het griffierecht echter nog niet door de rechtbank ontvangen, en verzoeker heeft geen geldige reden gegeven voor het niet tijdig betalen.

Daarom heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier, en is uitgesproken in het openbaar. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, zoals vermeld in de relevante artikelen van de Awb.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1737

uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 mei 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 12 april 2022 (primaire besluit) heeft verweerder het rijbewijs van verzoeker ongeldig verklaard.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die een verzoek om een voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht € 184,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Als het griffierecht niet of niet op tijd wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als voor het niet of niet op tijd betalen van het griffierecht een geldige reden wordt gegeven. [1]
3. De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 23 april 2022 verzoeker in de gelegenheid gesteld het griffierecht binnen twee weken te betalen. Op 10 mei 2022 was het griffierecht nog niet door de rechtbank ontvangen. Verzoeker heeft het griffierecht dus niet binnen de gestelde termijn betaald en heeft hiervoor geen (geldige) reden gegeven.
4. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:82 van de Awb en artikel 8:41 van de Awb.