ECLI:NL:RBMNE:2022:1857

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
13 mei 2022
Zaaknummer
537389 / HA RK 22-85
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in civiele herroepingsprocedure tegen de Staat der Nederlanden

Op 10 mei 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. J.P. Killian, de behandelend kantonrechter in een civiele herroepingsprocedure. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de vrees voor partijdigheid van de rechter, aangezien deze lid is van de Klachtencommissie van de politie eenheid Midden-Nederland. De verzoeker stelde dat de rechter hierdoor een band heeft met de politie, die betrokken was bij de zaak, en dat dit de onpartijdigheid van de rechter zou kunnen schaden.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard. De kamer oordeelde dat het lidmaatschap van de klachtencommissie niet automatisch leidt tot een schijn van partijdigheid. De rechter is onafhankelijk en de klachtencommissie behandelt klachten over de politie, wat niet betekent dat er een objectieve vrees voor partijdigheid bestaat. De wrakingskamer benadrukte dat de onpartijdigheid van de rechter wordt verondersteld, tenzij het tegendeel vaststaat. De argumenten van de verzoeker werden niet overtuigend genoeg geacht om aan te nemen dat de rechter vooringenomen zou zijn.

Daarnaast werd opgemerkt dat verzoeker te laat een argument aanvoerde over de eerdere functie van de rechter als rechter-commissaris, waardoor dit buiten beschouwing werd gelaten. De wrakingskamer heeft de procedure van de verzoeker met het zaaknummer 9392244 / UC EXPL 21-5868 opgedragen om voortgezet te worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 537389 / HA RK 22-85
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 10 mei 2022
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker],
wonend in [woonplaats] ,
verder te noemen verzoeker,
gemachtigde: drs. K. Aachboun.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de brief van drs. K. Aachboun namens verzoeker van 7 april 2022 met daarin het wrakingsverzoek gericht tegen mr. J.P. Killian;
  • de schriftelijke reactie van mr. Killian van 19 april 2022.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 26 april 2022 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer). Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen, bijgestaan door drs. K. Aachboun, en mr. Killian. Drs. Aachboun heeft namens verzoeker op de wrakingszitting een pleitnotitie voorgedragen en overgelegd.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. J.P. Killian als behandelend kantonrechter (verder: de rechter), in de zaak met het zaaknummer 9392244 / UC EXPL 21-5868. Deze zaak betreft een civiele herroepingsprocedure op basis van artikel 382 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) waarin verzoeker de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid) heeft gedagvaard.
2.2.
Verzoeker heeft het volgende ten grondslag gelegd aan het wrakingsverzoek. De rechter is lid van de Klachtencommissie van de politie eenheid Midden-Nederland (verder: de klachtencommissie). Aangezien de wederpartij in de civiele herroepingsprocedure wordt gevormd door drie officieren van justitie van het Openbaar Ministerie van het arrondissementsparket Midden-Nederland en het cruciale proces-verbaal in deze herroepingsprocedure is opgemaakt door een verbalisant van de politie eenheid Midden-Nederland, bestaat voor verzoeker een objectieve en gerechtvaardigde vrees inzake vooringenomenheid en/of (de schijn van) partijdigheid jegens de rechter, waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Op de zitting van de wrakingskamer heeft verzoeker aan het verzoek toegevoegd dat de rechter op voordracht van de regioburgemeester en de hoofdofficier van justitie is benoemd tot lid van de klachtencommissie. Hieruit volgt dat de rechter een band heeft met het Openbaar Ministerie. Bovendien is de rechter ook lange tijd rechter-commissaris geweest bij deze rechtbank. In die functie heeft hij te maken gehad met (processen-verbaal van) de politie. Ook om die reden moet het wrakingsverzoek gegrond worden verklaard.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In zijn schriftelijke reactie heeft de rechter uitgelegd wat de werkzaamheden van de klachtencommissie inhouden. Kort samengevat behandelt de klachtencommissie klachten over gedrag van of behandeling door de politie Midden-Nederland. De leden zijn onafhankelijk en niet verbonden aan de politie of daar werkzaam. Uit het lidmaatschap van deze commissie volgt geen band met de politie of Openbaar Ministerie die objectief de vrees voor partijdigheid rechtvaardigt.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
Het enkele feit dat de rechter lid is van de onafhankelijke klachtencommissie van de politie Midden-Nederland maakt niet dat er sprake is van een dusdanige band tussen de rechter en de gedaagde partij dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Dat lidmaatschap houdt immers niet meer in dan dat de rechter als lid van die onafhankelijke klachtencommissie klachten over politie Midden-Nederland behandelt. Dat in deze herroepingsprocedure een proces-verbaal van de politie eenheid Midden-Nederland centraal staat althans een rol speelt, maakt dit oordeel niet anders en is onvoldoende om een objectief gerechtvaardigd vermoeden van vooringenomenheid of partijdigheid van de rechter aan te nemen.
3.4.
Op de zitting heeft verzoeker nog aangevoerd dat het feit dat de rechter in het verleden werkzaam is geweest als rechter-commissaris ook reden is om aan te nemen dat er schijn is van vooringenomenheid dan wel partijdigheid in de herroepingsprocedure. Artikel 37 Rv bepaalt dat alle feiten of omstandigheden die aan het wrakingsverzoek ten grondslag liggen, tegelijk moet worden voorgedragen. Deze grond heeft verzoeker dan ook te laat aangevoerd en dient daarom buiten beschouwing gelaten te worden.
3.5.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, en aan de betrokken teamvoorzitter van het team bij Civiel recht, waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 9392244 / UC EXPL 21-5868 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mr. M.E. Heinemann en mr. H.B.W. Beekman als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2022.
de griffier de voorzitter
de griffier is buiten staat
deze beslissing te ondertekenen
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.