ECLI:NL:RBMNE:2022:1856
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Veroordeling college in de proceskosten na intrekking voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 16 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenveroordeling. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, dat haar gelastte om een overkapping, garage en zorgwoning te verwijderen. Na een gedeeltelijke gegrondverklaring van het bezwaar door het college, heeft verzoekster beroep ingesteld en een voorlopige voorziening gevraagd. Het college heeft toegezegd niet te handhaven totdat de rechtbank uitspraak doet, waarna verzoekster haar verzoek om voorlopige voorziening heeft ingetrokken en het college heeft verzocht in de proceskosten te worden veroordeeld.
De voorzieningenrechter heeft zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. Hij overweegt dat als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de voorzieningenrechter het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is het college tegemoetgekomen door de handhaving op te schorten, waardoor verzoekster geen onevenredig nadeel ondervond. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen en het college veroordeeld tot betaling van € 759,- aan proceskosten aan verzoekster. Tevens is het griffierecht aan verzoekster terugbetaald. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.