ECLI:NL:RBMNE:2022:1852

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 mei 2022
Publicatiedatum
13 mei 2022
Zaaknummer
16.236360.21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering van postpakketten door pakketbezorger met aanzienlijke waarde

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 mei 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die als pakketbezorger werkzaam was. De verdachte werd beschuldigd van het verduisteren van een grote hoeveelheid postpakketten, met een totale waarde van minstens 90.000 dollar, die aan hem waren toevertrouwd door zijn werkgever. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 juli 2021 in Almere en/of Utrecht samen met anderen deze postpakketten heeft verduisterd. Tijdens de zitting op 29 april 2022 heeft de verdachte de feiten bekend, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij dit samen met anderen heeft gedaan, waardoor hij voor het medeplegen is vrijgesproken.

De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, evenals de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering uit rancune jegens zijn werkgever en heeft zichzelf verrijkt door de verduisterde goederen te verkopen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte en de aanbevelingen uit een reclasseringsrapport. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 70 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een taakstraf van 120 uren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.236360.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 mei 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres: [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 april 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.P.L. ter Laak en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. M.P.M. Balemans, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De verdenking komt erop neer dat verdachte:
Primair:op 19 juli 2021 in Almere en/of Utrecht samen met (een) ander(en) een grote hoeveelheid postpakketten (ter waarde van minstens 90.000,00 dollar) van [bedrijf] heeft verduisterd in dienstbetrekking;
Subsidiair:op 19 juli 2021 in Almere en/of Utrecht samen met (een) ander(en) een grote hoeveelheid postpakketten (ter waarde van minstens 90.000,00 dollar) van [bedrijf] heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde met uitzondering van het medeplegen daarvan wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat van medeplegen geen sprake is en heeft zich met betrekking tot een bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van het primair tenlastegelegde [1]
Verdachte heeft het primair tenlastegelegde bekend en door de raadsman is ten aanzien van dit feit geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- een proces-verbaal van aangifte door [aangever] namens [bedrijf] van 21 juli 2021 [2] ;
- een proces-verbaal van bevindingen van 22 juli 2021 [3] ;
- de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 29 april 2022.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het tenlastegelegde tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspraken voor het bestanddeel medeplegen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 19 juli 2021 te Almere en Utrecht opzettelijk een grote hoeveelheid postpakketten ter waarde van minstens 90.000 dollar, die geheel of ten dele toebehoorde aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welke goederen verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als pakketbezorger, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
In geval van oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft de raadsman verzocht om aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van een gelijke duur als de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast is verzocht om aan een voorwaardelijk op te leggen strafdeel als bijzondere voorwaarde een reclasseringscontact te verbinden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich als pakketbezorger schuldig gemaakt aan de verduistering van een grote hoeveelheid postpakketten. In die postpakketten, die door zijn werkgever aan verdachte waren toevertrouwd, bevonden zich goederen met een totaalwaarde van minstens 90.000,00 dollar. Verdachte heeft uit rancune jegens zijn werkgever gehandeld en heeft zichzelf door de verkoop van ten minste één door hem verduisterd goed ten koste van anderen verrijkt. Met zijn handelen heeft verdachte niet alleen schade toegebracht aan zijn werkgever, maar ook aan diverse (web)winkels en aan degenen voor wie de postpakketten bestemd waren.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsrapport van 23 november 2021, dat in het kader van een andere strafzaak is opgesteld door S. Amier, reclasseringswerker bij Tactus Reclassering. In dit reclasseringsrapport komt naar voren dat verdachte moeite heeft met het op orde houden van de praktische zaken in zijn leven en dat hij geen zinvolle dagbesteding heeft. Daarnaast heeft de rechtbank ten aanzien van de persoon van verdachte acht geslagen op een op zijn naam gesteld uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 22 maart 2022, waaruit blijkt dat verdachte eerder wegens het plegen van soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. Kennelijk hebben deze eerdere veroordelingen, alsook de omstandigheid dat hij in een proeftijd liep, verdachte er niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank houdt er bij de strafoplegging rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde op 3 augustus 2021 ter zake van opzetheling is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden om voor het bewezenverklaarde aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 180 dagen, met aftrek van de die tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 70 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank een meldplicht bij de reclassering verbinden. Vanwege de ernst van het bewezenverklaarde zal de rechtbank daarnaast een taakstraf van 120 uren aan verdachte opleggen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
-verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
-verklaart het primair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
-verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
-verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging van straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
180 (honderdtachtig) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
70 (zeventig) dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
-stelt daarbij een proeftijd vast van
2 (twee) jaren;
-als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
-stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich zal melden bij Tactus Reclassering (op het adres: Randstad 22-183, 1316 BM te Almere), zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, en de aanwijzingen van de reclassering zal opvolgen;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
60 (zestig) dagenhechtenis;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Loots, voorzitter, mrs. H.B.W. Beekman en
K.G. van de Streek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Valk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 mei 2022.
mr. H.B.W. Beekman is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 juli 2021 te Almere en/of Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een grote hoeveelheid postpakketten (ter waarde van minstens 90.000 dollar), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders, uit hoofde van zijn/hun persoonlijke dienstbetrekking, te weten chauffeur/medewerker/pakketbezorger in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 juli 2021 te Almere en/of Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een grote hoeveelheid postpakketten (ter waarde van minstens 90.000 dollar), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 september 2021 en dat is voorzien van parketnummer 16.236360.21 en BVH-nummer 2021231713, opgemaakt door politie Midden-Nederland en doorgenummerd pagina 001 tot en met 16, 100 tot en met 116, 1000 tot en met 1056, 01057 tot en met 01070 en 10000 tot en met 10045. Tenzij anders is vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 1000 en 1001.
3.Pagina 1003.