ECLI:NL:RBMNE:2022:1849

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 mei 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
21/3318
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift onroerendezaakbelasting niet-ontvankelijk verklaard door de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, de eigenaar van een object in Amersfoort, en de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort. De heffingsambtenaar had op 30 januari 2021 de waarde van het object vastgesteld op € 731.000,- voor het belastingjaar 2021, met als waardepeildatum 1 januari 2020. Eiser ontving een aanslag onroerendezaakbelastingen op basis van deze waarde. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar op 23 juni 2021 niet-ontvankelijk, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend.

Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 7 februari 2022, die via een Teams-beeldverbinding plaatsvond, is het onderzoek geschorst om partijen de gelegenheid te geven nadere reacties in te dienen. De rechtbank heeft de zaak op 21 maart 2022 opnieuw behandeld. De kern van het geschil was of de heffingsambtenaar terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. Eiser voerde aan dat er geen deugdelijke verzendadministratie was en dat niet aannemelijk was gemaakt dat de beschikking op 30 januari 2021 was verzonden.

De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende had aangetoond dat de aanslag op tijd was verzonden en ontvangen door eiser. De rechtbank verwierp de argumenten van eiser en concludeerde dat de heffingsambtenaar terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 2 mei 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3318

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels)
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort, verweerder

(gemachtigde: J. Tammel).

Procesverloop

In de beschikking van 30 januari 2021 heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van het object aan de [adres] in [woonplaats] voor het belastingjaar 2021 vastgesteld op € 731.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2020. Verweerder heeft bij deze beschikking aan eiser als eigenaar van het object ook een aanslag onroerendezaakbelastingen opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsgrondslag is gehanteerd.
In de uitspraak op bezwaar van 23 juni 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 februari 2022 door middel van een Teams-beeldverbinding. Het onderzoek is geschorst om eiser en verweerder in de gelegenheid te stellen nadere reacties over te leggen.
De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2022 door middel van een Teams-beeldverbinding op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. In geschil is de vraag of verweerder op juiste gronden het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2. Verweerder heeft aan de uitspraak op bezwaar ten grondslag gelegd dat de beschikking is gedagtekend op 30 januari 2021. De wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is zes weken. Het bezwaarschrift met dagtekening 8 maart 2021 is ontvangen op 12 april 2021. Hiermee is het bezwaarschrift niet binnen de wettelijke termijn ingediend.
3. Eiser heeft aangevoerd dat er geen deugdelijke verzendadministratie is bij verweerder en dat niet aannemelijk is gemaakt dat de beschikking is verzonden, dan wel ontvangen, op 30 januari 2021.
4. In zijn verweerschrift heeft verweerder uitvoerig toegelicht hoe de bezorging per post via Data B. Mailservice B.V. en PostNL plaatsvindt. Uit het Excel-bestand in bijlage 1 van het verweerschrift staat dat de aanslag 7260906 is opgenomen onder het verwerkingsnummer 72134. Deze aanslag is volgens bijlage 2 van het verweerschrift verzonden op 27 januari 2021, onder de reguliere verzendwijze van ontvangst binnen 48 tot 72 uur. Hiermee is de aanslag in elk geval op 30 of 31 januari 2021 ontvangen door eiser. De rechtbank is van oordeel dat deze verzendadministratie voldoet aan de daaraan te stellen eisen en dat hiermee voldoende aannemelijk is gemaakt dat de aanslag is verzonden en ontvangen door eiser.
5. Eiser heeft op de zitting gewezen op de uitspraak van de rechtbank Overijssel [1] . Volgens eiser blijkt hieruit dat de verzendadministratie zoals verweerder die nu heeft overgelegd, niet voldoende is. De rechtbank heeft kennisgenomen van deze uitspraak en is van oordeel dat deze verwijzing geen doel treft. In deze uitspraak is de essentie dat er geen stukken, althans onvoldoende stukken, zijn overgelegd om aannemelijk te maken dat de aanslag op tijd is verzonden dan wel is ontvangen door eiser. Van een Excel-bestand of iets anders waaruit volgt dat de betreffende aanslagen door Data B. Mailservice B.V. zijn aangeboden bij en ontvangen door PostNL, was in deze situatie niet gebleken.
6. Verweerder heeft dus terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom ongegrond en voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van I. Zallali, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.

Voetnoten

1.Rechtbank Overijssel, ECLI:NL:RBOVE:2022:737