ECLI:NL:RBMNE:2022:1848
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen WOZ-beschikking
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikkingen van 30 januari 2021, waarin de waarde van twee onroerende zaken was vastgesteld op respectievelijk € 500.000 en € 550.000. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van eiser op 23 juni 2021 niet-ontvankelijk, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Eiser stelde hiertegen beroep in, waarbij hij aanvoerde dat er geen deugdelijke verzendadministratie was en dat niet aannemelijk was gemaakt dat de beschikking op 30 januari 2021 was verzonden.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 7 februari 2022 en op 21 maart 2022. Tijdens de zitting is de verzendadministratie van de heffingsambtenaar besproken. De rechtbank oordeelde dat de verzendadministratie voldeed aan de eisen en dat voldoende aannemelijk was gemaakt dat de aanslag op tijd was verzonden en ontvangen door eiser. Eiser verwees naar een uitspraak van de rechtbank Overijssel, maar de rechtbank Midden-Nederland oordeelde dat deze verwijzing niet relevant was voor de onderhavige zaak.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van de heffingsambtenaar om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren, werd bevestigd. De uitspraak werd gedaan door mr. R.C. Stijnen en is openbaar uitgesproken op 2 mei 2022. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.