ECLI:NL:RBMNE:2022:1838
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak en de beoordeling van referentiewoningen
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, die de WOZ-waarde van haar woning had vastgesteld op € 1.571.000,- voor het belastingjaar 2021. De waarde is gebaseerd op de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) en is vastgesteld naar de waardepeildatum van 1 januari 2020. Eiseres betwist deze waarde en stelt dat de woning een lagere waarde van € 1.385.000,- zou moeten hebben. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting via een Teams-beeldverbinding, waarbij zowel eiseres als verweerder zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank heeft overwogen dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigt, en dat verweerder de bewijslast heeft om aan te tonen dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. Verweerder heeft een taxatiematrix overgelegd waarin de woning wordt vergeleken met vier referentiewoningen in de omgeving. De rechtbank oordeelt dat verweerder met deze matrix aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Eiseres heeft verschillende argumenten aangevoerd tegen de vergelijkbaarheid van de referentiewoningen, maar de rechtbank heeft deze argumenten niet overtuigend geacht.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de door verweerder vastgestelde WOZ-waarde niet te hoog is en heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman en is openbaar uitgesproken op 7 april 2022. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.