Overwegingen
7. Naar aanleiding van het handhavingsverzoek heeft een toezichthouder van verweerder een controle uitgevoerd. De bevindingen daarvan zijn neergelegd in een constateringsrapport van 20 maart 2020. De toezichthouder heeft geconstateerd dat sprake is van overtredingen van het geldende bestemmingsplan “Rondom de Vecht”, omdat de maisteelt voor een deel ook plaatsvindt op gronden met de bestemming ‘Maatschappelijk – begraafplaats’ en op gronden die naast een agrarische bestemming ook de dubbelbestemming ‘Waterstaat – Waterkering’ hebben. Op gronden met deze dubbelbestemming is het verboden om zonder omgevingsvergunning (‘aanlegvergunning’) diepwortelende beplanting, zoals mais, aan te brengen.
8. Vanwege deze overtredingen heeft verweerder de eigenaar een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom gestuurd. Naar aanleiding van dit voornemen heeft de eigenaar twee omgevingsvergunningen aangevraagd. Met het besluit van 13 oktober 2020 heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor het legaliseren van de al gegraven sloot en de twee drainagestrengen. Bij afzonderlijk besluit van eveneens 13 oktober 2020 heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor het legaliseren van reeds geplante mais, op delen van de gronden die de bestemming ‘Maatschappelijk – begraafplaats’ en ‘Waterstaat – Waterkering” hebben . Verweerder heeft vervolgens het verzoek om handhaving afgewezen, omdat er geen sprake (meer) was van een overtreding. Op gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Ecologie’ was volgens verweerder voor het planten van mais geen aanlegvergunning nodig.
9. Eisers voeren aan dat ten onrechte niet is onderzocht of de beschermde waarden van het NNN door het telen van mais worden aangetast. Volgens hen had de eigenaar moeten aantonen dat het NNN geen schade ondervindt van de functiewijziging van weiland naar maisteelt. Verweerder heeft ten onrechte niet getoetst of aan het zogenoemde ‘nee, tenzij’-principe is voldaan.
10. De rechtbank overweegt dat verweerder alleen bij een overtreding van een wettelijk voorschrift de bevoegdheid heeft om handhavend op te treden. Uit het constateringsrapport blijkt dat mais werd geteeld op twee verschillende velden. Deze velden zijn in het rapport aangeduid als veld A en veld B. De velden hebben voor het grootste gedeelte de bestemming ‘Agrarisch met waarden’. Op veld A rust de dubbelbestemming ‘Waarde – Ecologie’. Het noordelijke deel van veld B heeft de bestemming ‘Maatschappelijk – Begraafplaats’. Het telen van mais is in strijd met deze bestemming. Velden A en B hebben ook een strook waar naast de agrarische bestemming, de dubbelbestemming ‘Waterstaat – Waterkering’ geldt. Op deze dubbelbestemming is het niet toegestaan zonder aanlegvergunning diepwortelende beplanting (mais) te planten. Deze twee laatste strijdigheden zijn opgeheven met de verleende omgevingsvergunning voor het legaliseren van de reeds geplante mais. De omgevingsvergunning stond in rechte vast ten tijde van het nemen van het handhavingsbesluit. Op de zitting heeft verweerder meegedeeld dat de vorig jaar opnieuw geplante mais uitsluitend op de agrarische gronden heeft plaatsgevonden en niet op de gronden met de maatschappelijk bestemming of de strook met de dubbelbestemming ‘Waterstaat – Waterkering’.
11. Volgens verweerder zijn er gelet op de inmiddels verleende omgevingsvergunning geen overtredingen meer van het bestemmingsplan. Verweerder ziet ook geen strijd met de bepalingen uit het bestemmingsplan die zien op de bescherming van het NNN.
12. Het NNN is een netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden in Nederland. Het NNN moet natuurgebieden beter met elkaar verbinden. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is het beschermingsregime voor het NNN opgenomen, waarbij de provincies is opgedragen dit in hun provinciale ruimtelijke verordeningen te regelen. In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) van de provincie Utrecht is dit verder uitgewerkt. Op grond van de PRV is de gemeenteraad verplicht om in een bestemmingsplan regels op te nemen ter bescherming, instandhouding of ontwikkeling van NNN-gebieden. Deze wijze waarop de bescherming is geregeld betekent dat ontwikkelingen of activiteiten die plaatsvinden binnen het NNN niet rechtstreeks worden getoetst aan het ‘nee, tenzij’-principe. Dergelijke ontwikkelingen en activiteiten worden getoetst aan de beschermende bepalingen die daarvoor in het bestemmingsplan zijn opgenomen.
13. De gemeenteraad van Stichtse Vecht heeft de bescherming van natuurwaarden van het NNN in het bestemmingsplan “Rondom de Vecht” gewaarborgd met de dubbelbestemming ‘Waarde – Ecologie’.
14. Gelet op wat eisers aanvoeren is het de vraag of het telen van mais in strijd is met de dubbelbestemming ‘Waarde – Ecologie’. Allereerst stelt de rechtbank vast dat veld B niet binnen de begrenzing van het NNN ligt. De dubbelbestemming is ook niet toegekend aan veld B, zodat het telen van mais daarmee niet in strijd kan zijn.
15. Aan veld A is deze dubbelbestemming wel toegekend. Op dit veld is daarnaast de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde – ecologie’ van toepassing. In artikel 33.1 van de planregels is bepaald dat de voor ‘Waarde – Ecologie’ aangewezen gronden mede zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van een natte en/of droge ecologische verbindingszones en het netwerk van kerngebieden en de daarbij behorende omliggende verbindingen. Voor de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde – ecologie’ geldt dat de gronden mede zijn bestemd voor het behoud, beheer en de realisatie van het NNN.
16. In de planregels bij deze dubbelbestemming is een aanlegvergunningstelsel opgenomen. Naar het oordeel van de rechtbank valt het telen van mais niet onder de verboden werkzaamheden zoals genoemd in artikel 33.2.1 van de planregels. Dit betekent dat, anders dan eisers menen, deze activiteit niet getoetst hoeft te worden aan de voorwaarden uit artikel 33.2.3 van de planregels, waaronder toetsing aan het ‘nee, tenzij’ principe. Deze voorwaarden zijn gesteld om te beoordelen of een aanlegvergunning verleend kan worden voor de verboden werken en werkzaamheden uit artikel 33.2.1.
17. Verweerder heeft zich bij de beoordeling van het bezwaarschrift subsidiair op het standpunt gesteld dat, indien de werkzaamheden wel onder de werkzaamheden uit artikel 33.2.1 zouden vallen, deze op grond van het bepaalde in artikel 33.2.2, als werkzaamheden ten behoeve van normaal onderhoud en beheer, weer zijn uitgezonderd van de aanlegvergunningplicht. Gelet op het onder 16 overwogene komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van dit subsidiaire standpunt.
18. Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat geen sprake is van werkzaamheden als bedoeld in artikel 33.2.1 is er geen aanleiding om te beoordelen of de activiteiten voldoen aan de voorwaarden van artikel 33.2.3. De rechtbank komt daarom niet toe aan een beoordeling van het door verweerder in het kader van een toets aan artikel 33.2.3 opgestelde rapport ‘Beoordeling ecologische waarden n.a.v. verzoek om handhaving [adres] ’ van 30 maart 2021.
19. De rechtbank komt tot de conclusie het telen van mais niet in strijd is met de dubbelbestemming ‘Waarde – Ecologie’ uit het bestemmingsplan. Omdat er geen overtreding is, was verweerder niet bevoegd om tot handhaving over te gaan. Verweerder heeft het handhavingsverzoek terecht afgewezen.
20. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.