ECLI:NL:RBMNE:2022:1785

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
UTR 21/1815
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewetuitkering en geschiktheid voor eigen werk

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.J. Bakker, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door I. Postma. Eiseres had een Ziektewetuitkering die per 25 november 2020 door verweerder werd beëindigd. Dit besluit volgde op een beoordeling door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige, die concludeerden dat eiseres weer geschikt was voor haar eigen werk. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar de rechtbank oordeelde dat de medische rapporten zorgvuldig waren opgesteld en voldoende rekening hielden met haar beperkingen.

De rechtbank behandelde het beroep op 30 maart 2022 en weigerde het verzoek van eiseres om aanhouding van de behandeling, omdat zij niet tijdig de benodigde medische informatie had ingediend. De rechtbank benadrukte dat medische rapporten aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen en dat eiseres zelf onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat haar medische situatie niet correct was beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige zorgvuldig te werk waren gegaan en dat de beëindiging van de uitkering terecht was.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg in haar verzoek om de beëindiging van de Ziektewetuitkering ongedaan te maken. De uitspraak werd gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, in aanwezigheid van griffier mr. A. Vranken, en is openbaar uitgesproken op 11 mei 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1815

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 mei 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.J. Bakker),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: I. Postma).

Inleiding en verloop van de procedure

In het besluit van 27 november 2020 (primair besluit I) heeft verweerder de uitkering op grond van de Ziektewet (Zw) van eiseres beëindigd per 25 november 2020. Verder heeft verweerder in het besluit van 4 december 2020 (primair besluit II) medegedeeld dat eiseres over de periode van 24 tot en met 29 november 2020 te veel Ziektewetuitkering heeft ontvangen. In het besluit van 11 december 2020 (primaire besluit III) heeft verweerder vermeld hoeveel eiseres moet terugbetalen en wanneer zij dat moet doen.
In het besluit van 23 maart 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 30 maart 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Verzoek om aanhouding
1. Op de zitting heeft eiseres verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep, omdat zij een brief van de huisarts wil overleggen en nog wacht op medische informatie van de praktijkondersteuner huisartsen voor geestelijke gezondheidszorg (POH-GGZ). De rechtbank wijst het verzoek om aanhouding af, omdat eiseres in ieder geval de brief van de huisarts eerder had moeten en kunnen inbrengen. De brief van de huisarts dateert namelijk van november 2021. Over de medische informatie van de POH-GGZ is de rechtbank van oordeel dat eiseres al eerder had kunnen aankondigen dat zij nog in afwachting is van deze informatie, maar ook dit heeft eiseres niet gedaan. De rechtbank zal het beroep van eiseres daarom beoordelen aan de hand van de stukken die op het moment van de zitting in het dossier zitten.
Geheimhouding
2. Omdat eiseres geen toestemming heeft gegeven om haar medische gegevens te delen met de ex-werkgever, zal de rechtbank haar oordeel zo motiveren dat zoveel mogelijk wordt voorkomen dat door deze uitspraak de medische gegevens van eiseres alsnog openbaar worden.
Voorgeschiedenis
3. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als medewerker verkoop binnendienst voor 32 uur in de week verdeeld over vier dagen. Zij heeft zich op 23 december 2019 ziek gemeld. Eiseres is ziek uit dienst gegaan en heeft sinds 1 januari 2020 recht op een Zw-uitkering.
4. Voor de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling is door verweerder onderzocht wat de mogelijkheden en beperkingen van eiseres zijn om te werken. In het kader van dat onderzoek, heeft eiseres gesproken met een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige. Zij zijn tot de conclusie gekomen dat eiseres per 25 november 2020 weer geschikt is voor het werk dat zij als laatste deed voordat zij ziek werd. Verweerder heeft daarom de Zw-uitkering vanaf 25 november 2020 ingetrokken. In de bezwaarfase is hebben de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep het besluit heroverwogen.
Beoordeling door de rechtbank
5. Bij de inhoudelijke beoordeling van de zaak van eiseres stelt de rechtbank voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
  • op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
  • geen tegenstrijdigheden bevatten; en
  • voldoende begrijpelijk zijn.
6. De rapporten en besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet de eisende partij dan wel aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de medische rapporten niet aan de genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Om echter voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie van een arts of een medisch behandelaar noodzakelijk. Dat betekent dat hoe eiseres zich zelf voelt, zonder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
Voldoet de medische beoordeling aan de drie voorwaarden?
7. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit in de eerste plaats aan de hand van de rapportage van 16 maart 2021 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep L.C. Jacobs . Uit deze rapportage blijkt dat de dossiergegevens zijn bestudeerd en dat eiseres lichamelijk is onderzocht op het spreekuur. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het besluit volledig heroverwogen. Verder is de rapportage inzichtelijk en is zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe de beoordeling tot stand is gekomen. Niet gebleken is dat deze arts medische informatie heeft gemist. De rapportage voldoet hiermee aan de drie voorwaarden.
Is de medische beoordeling juist?
8. Eiseres voert aan dat de verzekeringsarts in bezwaar en beroep onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij niet meer medische beperkingen heeft aangenomen. Eiseres is op de datum in geding niet geschikt voor haar eigen werk, omdat het overlijden van haar vader door zelfdoding heeft geleid tot meer psychische en lichamelijke beperkingen bij eiseres dan is aangenomen.
9. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. Voor zijn besluit mag verweerder uitgaan van het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Als eiseres het niet eens is met de medische beoordeling dan moet zij een rapport of een brief van een arts overleggen waaruit volgt dat zij meer beperkt is. Eiseres heeft in deze procedure geen (nieuwe) medische informatie ingebracht waaruit blijkt dat zij meer beperkt is ten aanzien van haar werk. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 16 maart 2021 blijkt dat omstandigheid dat eiseres haar vader heeft verloren uitgebreid is betrokken bij de medische beoordeling. Zo heeft de verzekeringsarts bezwaar en bezwaar onder meer in zijn beoordeling meegewogen dat eiseres onder behandeling is bij de POH-GGZ en bekend is met gewrichtsklachten en spataders. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt daarom dat er geen sprake is van ernstige psychopathologie, maar dat het beeld het meest passend lijkt bij een (vertraagde) rouwverwerking. Daarom is wel sprake van een psychische kwetsbaarheid. Forse en/of veelvuldige stress dient daarom voorkomen te worden. Verder is eiseres aangewezen op een voorspelbare werksituatie zonder veelvuldige deadlines of productiepieken. Ook zijn beperkingen aangenomen voor conflicten hanteren, intensieve klantcontacten en leidinggeven. Incidenteel lichte face-to-face contacten zijn wel mogelijk. Er is geen indicatie voor verdergaande beperkingen ten aanzien van de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren. In verband met de slaapproblemen is eiseres aangewezen op ritme, regelmaat en structuur. Daarom geldt een beperking voor ’s nachts werken. Wat betreft de lichamelijke klachten lijkt er volgens deze verzekeringsarts sprake te zijn van spanning gerelateerde spier- en peesklachten. Dit gaat niet gepaard met strikte fysieke beperkingen. Wel dient overbelasting voorkomen te worden. Daarom wordt frequent tillen van meer dan tien kilogram beperkt geacht. Vanwege de spataders is staan langer dan een half uur beperkt en dient staan te worden afgewisseld met zitten of lopen. De rechtbank is van oordeel dat met deze beperkingen voldoende rekening is gehouden met de klachten van eiseres.
Is de arbeidsdeskundige beoordeling juist?
10. Eiseres voert aan dat de conclusie van de arbeidsdeskundige dat zij weer geschikt is voor eigen werk (medewerkster in een showroom) niet te rijmen is met de beperkingen die in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 4 november 2020 staan vermeld onder rubriek 2 ‘Sociaal functioneren’. De belangrijkste taak van eiseres is namelijk het omgaan met klanten en het helpen van klanten in de showroom terwijl onder punt 12 in rubriek 2 staat dat eiseres is aangewezen op werk waarin doorgaans weinig of geen rechtstreeks contact met klanten is vereist. Verder staat onder punt 8 in rubriek 2 dat eiseres beperkt is in het omgaan met conflicten en dat zij conflicten alleen schriftelijk of telefonisch kan hanteren.
11. De rechtbank ziet geen aanleiding voor de conclusie dat de belastbaarheid van eiseres ten aanzien van rubriek 2 ‘Sociaal functioneren’ wordt overschreden. Daarbij vindt de rechtbank het volgende van belang.
12. Om te beginnen is tijdens de hoorzitting op 15 maart 2021 met eiseres uitgebreid gesproken over de taken die horen bij de functie die eiseres voor het laatst heeft verricht. Daarna heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de taken en belasting, zoals beschreven door eiseres, voorgelegd aan haar ex-werkgever. De ex-werkgever gaf aan dat de werkgever een groothandel is en dat er geen particulieren naar de vestiging komen. De belangrijkste taak van eiseres is het bedienen van klanten (ondernemers) circa twee tot vijftien klanten per dag en het tweede hoofdtaak is het bijhouden van de showroom. Van conflicthantering is volgens de ex-werkgever geen sprake. De ex-werkgever gaf aan dat wel eens een probleem kon zijn, bijvoorbeeld een stof waar een foutje in zat, maar dat werd zodanig opgelost dat daar geen conflict uit voortkwam.
13. Mede op basis van de informatie van de ex-werkgever concludeert de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat de klantcontacten niet te duiden zijn als (te) intensief en langdurig. Uit deze informatie komt namelijk naar voren dat de klantcontacten die eiseres had overwegend kort waren, soms wat langer en soms ongeveer een half uur duurde. Verder bestond het klantcontact uit te woord staan van klanten die op eigen initiatief naar de showroom kwamen voor de aankoop van stoffen. Dit wordt niet als te intensief of langdurig aangemerkt. De rechtbank kan deze uitleg van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep volgen en stelt daarnaast vast dat eiseres de informatie van de ex-werkgever over haar functieomschrijving niet heeft betwist. Tot slot heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep uit zorgvuldigheid dit belastingaspect nog besproken met de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Hij zag daarin ook geen knelpunten voor eiseres. Gelet op wat hiervoor is overwogen heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de beperkingen vermeld in rubriek 2 zorgvuldig bekeken en voldoende gemotiveerd waarom de belastbaarheid, ondanks deze beperkingen, niet wordt overschreden. Ook ten aanzien van de andere aspecten blijft de belasting van deze functie binnen de voor eiseres geldende beperkingen.
Conclusie
14. Het voorgaande betekent dat verweerder de uitkering op grond van de Ziektewet (Zw) van eiseres terecht heeft beëindigd per 25 november 2020, zodat het bestreden besluit in stand blijft.
15. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2022.
De rechter is verhinderd deze
uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.