ECLI:NL:RBMNE:2022:1783
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in verband met urgentieverklaring voor woningzoekenden
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 29 april 2022 uitspraak gedaan op het verzoek van een woningzoekende om een voorlopige voorziening te treffen. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, waarin haar aanvraag voor een urgentieverklaring werd afgewezen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld tijdens een zitting, waarbij zowel verzoekster als haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van verweerder.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. In de overwegingen werd benadrukt dat de urgentieaanvraag van verzoekster was afgewezen op basis van het bindingsvereiste, een belangrijke voorwaarde voor het verkrijgen van een urgentieverklaring. De voorzieningenrechter oordeelde dat er op dat moment geen aanleiding was om de gevraagde voorlopige voorziening toe te wijzen, omdat het bezwaar niet een redelijke kans van slagen had. Er waren nog te veel openstaande vragen die in de bezwaarfase behandeld konden worden.
Daarnaast werd opgemerkt dat verzoekster mogelijk tot een categorie woningzoekenden behoort waarvoor het bindingsvereiste niet geldt, maar dat dit niet voldoende was onderbouwd. Ook het beroep op de hardheidsclausule werd genoemd, maar de voorzieningenrechter concludeerde dat het bezwaar, zoals dat nu voorlag, niet voldoende kans van slagen had. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en partijen werden erop gewezen dat er geen mogelijkheid was om tegen deze mondelinge uitspraak in beroep te gaan.