ECLI:NL:RBMNE:2022:1782

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 april 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
UTR - 22 _ 314
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag medische urgentie door gemeente Almere op basis van blokkeringsrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 april 2022 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag voor medische urgentie door de gemeente Almere. Eiser had op 15 juli 2021 een aanvraag ingediend, die door verweerder was afgewezen. Het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing werd op 8 december 2021 ongegrond verklaard, waarna eiser beroep instelde. Tijdens de zitting op 29 april 2022 was eiser niet aanwezig, ondanks pogingen van de griffier om contact met hem op te nemen. Verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.

De rechtbank oordeelde dat verweerder de aanvraag van eiser om een urgentieverklaring op medische gronden terecht had afgewezen. Eiser had gebruik gemaakt van zijn blokkeringsrecht, waardoor verweerder het advies van de verzekeringsarts van Argonaut niet kon inzien. Dit blokkeringsrecht had gevolgen voor de beoordeling van de aanvraag, en de rechtbank stelde vast dat de gevolgen hiervan voor rekening van eiser kwamen. De rechtbank benadrukte dat de Wmo-indicatie die eiser eerder had ontvangen, niet relevant was voor de beoordeling van de aanvraag voor medische urgentie, omdat de toetsingscriteria hiervoor anders zijn.

De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om de hardheidsclausule toe te passen, aangezien de situatie van eiser niet als bijzonder werd beschouwd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter A.A.M. Elzakkers, in aanwezigheid van griffier S. Westerhof. Eiser werd gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/314
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 april 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigden: mr. J.H.S. Biervliet en K.K. Bahora).

Procesverloop

In het besluit van 15 juli 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor medische urgentie afgewezen.
In het besluit van 8 december 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 29 april 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is, zonder voorafgaand bericht, niet verschenen. De griffier heeft eiser geprobeerd te bellen, maar zonder succes. Vervolgens heeft de griffier met de vrouw van eiser gebeld en hen in de gelegenheid gesteld om alsnog, binnen tien minuten, deel te nemen aan de zitting. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Na afloop van de behandeling van de zaak heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiser om een urgentieverklaring heeft mogen afwijzen.
Eiser heeft bij verweerder een urgentieaanvraag ingediend op medische gronden. Ter onderbouwing van zijn aanvraag heeft hij meerdere medische stukken ingediend. Omdat verweerder geen medisch deskundige is, laat hij zich bij aanvragen voor medische urgentie adviseren door een verzekeringsarts van Argonaut . Die toetst of eiser in aanmerking komt voor medische urgentie en adviseert verweerder hierover. [1] Eiser is onderzocht door een verzekeringsarts van Argonaut . Verweerder kan echter het resultaat hiervan en het advies van Argonaut niet inzien. Eiser heeft namelijk gebruik gemaakt van zijn blokkeringsrecht om de uitslag van het medisch onderzoek niet door anderen te laten inzien. Het is eisers recht om af te wegen of hij al dan niet gebruik maakt van zijn blokkeringsrecht. De gevolgen hiervan komen dan wel voor zijn risico. In dit geval is het gevolg dat verweerder – door het inroepen van het blokkeringsrecht – niet kan beoordelen of eiser in aanmerking komt voor medische urgentie. Dat aan eiser op 24 april 2019 een indicatie is verleend op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo-indicatie) waarmee hij een voorkeurpositie had voor het vinden van een passende woning [2] , maakt dat niet anders. Verweerder heeft op de zitting namelijk toegelicht dat voor het verkrijgen van deze Wmo-indicatie andere toetsingscriteria gelden dan voor een urgentieverklaring op medische gronden. Zo wordt bij de Wmo-indicatie geen (verzekerings)arts ingeschakeld voor een advies. Daar komt bij dat de geldigheid van de Wmo-indicatie bijna was verlopen op het moment van eisers urgentieaanvraag.
Dat betekent dat verweerder in principe de aanvraag van eiser mocht afwijzen. Dat zou slechts anders kunnen zijn als eiser op grond van de hardheidsclausule alsnog urgentie zou moeten worden verleend. Daarvoor ziet de rechtbank geen aanleiding. De hardheidsclausule wordt door verweerder namelijk alleen in uitzonderlijke gevallen toegepast, waarin de toepassing van de urgentieregels tot een bijzondere hardheid leidt. Verweerder heeft aangegeven dat de situatie van eiser niet dusdanig bijzonder is. Dit standpunt komt de rechtbank niet onredelijk voor. Daarbij is relevant dat eiser een Wmo-indicatie heeft gehad voor het vinden van een gelijkvloerse woning op de begane grond (of welke kan worden bereikt met een lift). Hier heeft hij echter geen gebruik van gemaakt, althans: dit blijkt in ieder geval niet uit het dossier. Ook kan de medische situatie van eiser geen doorslaggevende rol spelen bij de toepassing van de hardheidsclausule. Dit omdat op dit moment niet kan worden vastgesteld of eiser voldoet aan de voorwaarden voor urgentie op medische gronden. Verder was eiser niet aanwezig op de zitting om nader te onderbouwen waarom zijn situatie dusdanig bijzonder is dat de hardheidsclausule zou moeten worden toegepast. De rechtbank ziet dan ook niet in dat verweerder toepassing had moeten geven aan de hardheidsclausule.
3. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
4. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 april 2022 door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijlage II, hoofdstuk I, onder 3 van de Huisvestingsverordening Almere 2019.
2.Programma van Eisen wonen