ECLI:NL:RBMNE:2022:1781

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 mei 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
UTR - 22 _ 545
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 mei 2022 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het beroep van eiser, die zonder geldige reden het griffierecht niet op tijd heeft betaald. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheid (CBR), waarin was bepaald dat zijn rijbewijs ongeldig bleef. Het primaire besluit dateert van 29 december 2021 en het bestreden besluit van 12 januari 2022, waarin het bezwaar van eiser ongegrond werd verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in gebreke is gebleven met de betaling van het griffierecht, ondanks herhaalde herinneringen van de griffier. Eiser had de mogelijkheid om een verzoek in te dienen voor ontheffing van het griffierecht, maar heeft dit nagelaten. Tijdens de zitting bevestigde eiser dat het griffierecht niet was betaald en gaf hij aan te wachten op geld van de Belastingdienst. De rechtbank oordeelde dat dit geen geldige reden was voor de late betaling.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de inhoudelijke behandeling van de zaak niet plaatsvond. De rechtbank heeft partijen gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze mondelinge uitspraak. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/545
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 mei 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheid (CBR), verweerder

(gemachtigde: mr. S. Sheikchote).

Procesverloop

In het besluit van 29 december 2021 (primair besluit) heeft verweerder bepaald dat het rijbewijs van eiser ongeldig blijft.
In het besluit van 12 januari 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 9 mei 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser heeft zonder goede reden het griffierecht niet op tijd betaald.
3. Iemand die beroep instelt, moet het griffierecht op tijd betalen. In een zaak als deze is het griffierecht € 184,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Als binnen die termijn het griffierecht niet is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als voor het niet of niet op tijd betalen van het griffierecht een geldige reden wordt gegeven. [1]
4. De griffier heeft eiser met de brief van 19 februari 2022 in de gelegenheid gesteld het griffierecht binnen vier weken te betalen. Met aangetekende brief van 20 maart 2022 heeft de griffier eiser een herinnering gestuurd om het griffierecht te betalen en hem nog eens vier weken de tijd gegeven. Op 12 april 2022 heeft de griffier telefonisch contact gehad met eiser. Naar aanleiding van dit gesprek heeft de griffier op dezelfde dag eiser een e-mail gestuurd met een kopie van de herinneringsbrief.
5. De rechtbank stelt vast dat voor de zitting het griffierecht niet is betaald. Eiser heeft dit op de zitting bevestigd. Volgens eiser heeft hij tijdens het telefoongesprek op 12 april 2022 doorgegeven dat hij zit te wachten op geld van de Belastingdienst en dat hij aan het einde van de maand het griffierecht zou betalen. Eind april is echter al geweest, zonder dat griffierecht is betaald. Verder heeft eiser op de zitting gezegd dat hij het geld van de Belastingdienst morgen krijgt en het griffierecht dan zal betalen. Dat is geen goede reden waarom hij het griffierecht niet op tijd heeft betaald. Het had namelijk op de weg van eiser gelegen om contact op te nemen met de rechtbank over het betalen van het griffierecht. Als eiser van mening is dat hij het griffierecht niet kon betalen, had hij een verzoek kunnen doen om ontheffing van betaling van het griffierecht (een beroep op ‘betalingsonmacht’) zoals vermeld in de brieven van 19 februari 2022 en 20 maart 2022.
6. Gelet op het voorgaande heeft eiser zonder goede reden het griffierecht niet op tijd betaald. Het beroep is niet-ontvankelijk en daarom wordt het beroep van eiser niet inhoudelijk behandeld.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
8. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2022 door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht.