In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in een procedure die betrekking heeft op de nalatenschap van [D], die in 2016 is overleden. De vereffenaar, mr. [A], had een verzoek ingediend tot vaststelling van haar loon en goedkeuring van haar slotdeclaratie. Dit verzoek werd gedaan in het kader van de nalatenschap, waarbij [B] en [C] verzet aantekenden tegen de gedeponeerde uitdelingslijst en rekening en verantwoording. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vereffenaar haar verzoek tot vaststelling van loon niet-ontvankelijk verklaard, omdat de vereffenaar in deze positieve nalatenschap geen rekening en verantwoording hoefde af te leggen. De kantonrechter oordeelde dat de vereffenaar geen verzoek meer kon indienen, omdat de vereffening al was geëindigd. De kantonrechter heeft ook het verzet van [B] en [C] niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen eigen belang was dat de toepassing van artikel 4:218 BW rechtvaardigde. De beslissing houdt in dat de vereffenaar geen recht heeft op het gevraagde loon en dat de bezwaren van de erfgenamen niet gegrond zijn. De kantonrechter heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken en de zaak is afgesloten met de mogelijkheid voor de vereffenaar om in hoger beroep te gaan.