ECLI:NL:RBMNE:2022:1777

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
UTR 21/4656
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Subsidieverstrekking aan golfclub en inruilwaarde van machines

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Vereniging Golfclub Almeerderhout en de Minister voor Langdurige Zorg en Sport. De golfclub had een subsidie aangevraagd op grond van de Subsidieregeling stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties (BOSA) ter hoogte van € 19.369,70. De Minister heeft echter het subsidiebedrag vastgesteld op € 15.150,96, waarbij de inruilwaarde van oude machines in mindering is gebracht op de subsidiabele kosten. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze beslissing van de Minister niet onredelijk is, aangezien de BOSA-regeling bepaalt dat alleen de daadwerkelijke investeringskosten subsidiabel zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitleg van de Minister over de kosten in lijn is met de doelstellingen van de regeling en dat de inruilwaarde van de oude machines terecht in mindering is gebracht.

De golfclub was het niet eens met deze beslissing en voerde aan dat de inruilwaarden onterecht waren afgetrokken, en dat de uitleg van het kostenbegrip door de Minister niet paste binnen de systematiek van de BOSA. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de Minister op juiste wijze heeft gehandeld en dat de inruilwaarde van de machines niet subsidiabel is. De rechtbank heeft ook het beroep van de golfclub op het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat de situatie van sponsoring niet vergelijkbaar is met de inruil van machines. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de golfclub ongegrond verklaard, wat betekent dat de Minister's beslissing om het subsidiebedrag lager vast te stellen standhoudt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4656

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 mei 2022 in de zaak tussen

De Vereniging Golfclub Almeerderhout, uit Almere, eiseres

(gemachtigde(n): mr. M. van der Struis en O. Mulder ),
en

de Minister voor Langdurige Zorg en Sport, verweerder

(gemachtigde(n): G.B.M. Schendstok en M.W.J.J. Netten ).

Procesverloop

In het besluit van 9 augustus 2021 (primair besluit) heeft (de voorganger van) verweerder subsidiebedrag vastgesteld op € 15.150,96.
In het besluit van 14 oktober 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 2 februari 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres exploiteert Golfclub Almeerderhout in Almere. Op 19 juli 2021 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een subsidie van € 19.369,70 op grond van de Subsidieregeling stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties (BOSA). Verweerder heeft op 9 augustus 2021 op de aanvraag beslist en het subsidiebedrag vastgesteld op € 15.150,96.
Het bestreden besluit
2. Verweerder heeft het subsidiebedrag lager vastgesteld dan het aangevraagde bedrag voor de uitvoering van de activiteiten. Dit komt omdat er een correctie is doorgevoerd op de door eiseres aangevraagde subsidiabele kosten. Volgens verweerder zijn er kosten die niet overeenkomen met het factuurbedrag. Daarbij gaat het om twee facturen waarbij eiseres twee machines, een tractor en een bezander, heeft gekocht en bedragen in mindering zijn gebracht vanwege inruil van oude machines. Beide (inruil)bedragen zijn door verweerder in mindering gebracht op de subsidiabele kosten. Volgens verweerder moet het bedrag van de inruilvergoeding van € 14.520,00 en € 5.747,50 in mindering worden gebracht op de aanschafprijs van de tractoren, aangezien op grond van de BOSA uitsluitend de daadwerkelijke investeringskosten worden gesubsidieerd. De kosten die aantoonbaar door eiseres zijn betaald, zijn volgens verweerder subsidiabel.
Het standpunt van eiseres
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert aan dat verweerder onterecht de inruilwaarden van de tractoren in mindering heeft gebracht op het subsidiabele bedrag, waardoor de subsidie voor eiseres lager uitvalt. Eiseres betoogt dat de uitleg van het kostenbegrip door verweerder niet past in de systematiek van de BOSA. Eiseres wijst er hierbij op dat het gaat om twee juridisch zelfstandige overeenkomsten. Deze handelingen zijn te onderscheiden maar door de leverancier van de machines op één factuur opgenomen. Wanneer de leverancier een factuur zou hebben gestuurd voor de aankoop en daarnaast een afzonderlijke creditnota voor de inruil dan zou de subsidie over het aankoopbedrag zonder meer door verweerder zijn verstrekt. Daarnaast doet de opbrengst van de inruil niets af aan de genomen investeringsbeslissing. Ook merkt eiseres op dat zij voor de ingeruilde machines destijds geen subsidie heeft gekregen. Tot slot maakt eiseres een vergelijking met sponsoring. Bij een factuur van het schoonmaakbedrijf zijn de werkzaamheden van het schoonmaakbedrijf en de sponsoring door het schoonmaakbedrijf ook met elkaar verrekend. Deze verrekening heeft niet tot vermindering van de subsidie geleid.
Het oordeel van de rechtbank
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het subsidiebedrag terecht lager vastgesteld. Artikel 1 van de BOSA bepaalt dat onder kosten moet worden verstaan: de investeringskosten van de subsidieontvanger voor zover die samenhangen met de te subsidiëren of gesubsidieerde activiteit. Verweerders uitleg dat bij het vervangen van versleten of verouderde kapitaalgoederen de inruilwaarde daarvan in mindering wordt gebracht op de subsidiabele kosten acht de rechtbank niet onredelijk. Volgens verweerder wordt daarmee aangesloten bij de wijze waarop sportorganisaties voorheen gebruik konden maken van een gunstige fiscale regeling. [1] Verweerder heeft toegelicht dat in lijn hiermee is op zijn website informatie is opgenomen, die inhoudt dat bij verrekening van kosten bij een inruil, geldt dat de kosten subsidiabel zijn die aantoonbaar zijn betaald door de aanvrager.
Een andere uitleg zou betekenen dat de eerder aangeschafte machines, waarvoor mogelijk gebruik kon worden gemaakt van de toen geldende fiscale regeling, achteraf (gedeeltelijk) onder de BOSA subsidiabel zouden worden. Verweerder heeft mogen concluderen dat dit niet in lijn zou zijn met het doel van de subsidieregeling. De rechtbank neemt daarbij het bepaalde in artikel 2, tweede lid, van de BOSA in ogenschouw, waarin is onder meer is geregeld dat alleen subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die aanvangen vanaf 1 januari 2019.
5. Ten aanzien van eiseres’ betoog dat verweerder ten opzichte van eiseres niet consequent omgaat met het kostenbegrip overweegt de rechtbank het volgende. Verweerder heeft, voor zover van belang, gesteld dat sponsoring niet vergelijkbaar is met de aanschaf en inruil van machines omdat er bij sponsoring geen sprake is van een tegenprestatie door eiseres. Met deze stelling van verweerder is de rechtbank het niet eens. Bij sponsoring bestaat de tegenprestatie van eiseres eruit dat zij voor de sponsor naamsbekendheid genereert, zoals zij heeft aangevoerd. Het gaat bij zowel de inruil van machines als bij sponsoring uiteindelijk om op geld waardeerbare transacties. De waarde van de machines is het bedrag dat in mindering is gebracht op de aankoopfactuur. De waarde van de sponsoring is in dit geval evengoed één op één terug te voeren tot het verschil in de factuur (brutokosten) van de schoonmaak en het bedrag (nettokosten) dat eiseres feitelijk voor de schoonmaak heeft betaald. De rechtbank begrijpt het standpunt van verweerder daarom zo dat hij de wijze waarop hij bij sponsoring de brutokosten (en niet enkel de nettokosten) van de schoonmaak subsidiabel heeft geacht niet wenst te herhalen. Dit vindt de rechtbank gezien wat hiervoor is overwogen onder 4 niet onredelijk, omdat verweerder door anders te besluiten in het geval van de machines op onjuiste wijze toepassing zou geven aan de BOSA. Het belang van juiste subsidietoedeling mocht verweerder laten prevaleren boven eiseres’ belangen. Voor zover eiseres een beroep heeft gedaan op het gelijkheidsbeginsel slaagt dit derhalve niet. [2]
6. Wat eiseres verder heeft aangevoerd leidt niet tot de conclusie dat het bestreden besluit onrechtmatig is.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Dit recht op btw-aftrek is per 1 januari 2019 vervallen.
2.Zie ter vergelijking bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State van 13 april 2022 ECLI:NL:RVS:2022:1071.