ECLI:NL:RBMNE:2022:1774

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
6 mei 2022
Zaaknummer
UTR 21/4773
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslagen parkeerbelasting en onderzoeksplicht

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen vijf naheffingsaanslagen parkeerbelasting die door de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats 2] zijn opgelegd. De naheffingsaanslagen, opgelegd op 11, 12, 13, 14 en 17 augustus 2021, varieerden in hoogte van € 66,50 tot € 72,74. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de uitspraken op bezwaar zijn door de rechtsvoorganger van verweerder ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat zijn aanvullende gronden van bezwaar niet zijn meegenomen in de beoordeling.

De rechtbank heeft op 3 mei 2022 de zaak behandeld tijdens een online zitting. Eiser was aanwezig, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep ontvankelijk is, omdat eiser tijdig een brief heeft gestuurd naar de rechtsvoorganger van verweerder. Inhoudelijk heeft de rechtbank echter geoordeeld dat eiser geen gelijk krijgt, omdat hij op de dagen van de naheffingsaanslagen op een betaald parkeerterrein stond zonder de verschuldigde parkeerbelasting te betalen. De rechtbank heeft wel geoordeeld dat de rechtsvoorganger van verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door de aanvullende gronden van bezwaar niet in de beoordeling te betrekken.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, maar de rechtsgevolgen van deze uitspraken in stand gelaten. Tevens is verweerder opgedragen het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4773
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 mei 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats 1] , verweerder

(gemachtigde: G.M. Plukker - Klein Meuleman).

Procesverloop

Op 11, 12, 13, 14 en 17 augustus 2021 heeft de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats 2] (verweerders rechtsvoorganger) aan eiser vijf naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd van € 66,50, € 72,40, € 72,62, € 72,70 en € 72,74.
Eiser heeft bij brief van 5 september 2021 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen. Bij brief van 8 september 2021 heeft eiser zijn gronden van bezwaar aangevuld.
Bij vijf uitspraken op bezwaar van 14 september 2021 (de uitspraken op bezwaar) heeft verweerders rechtsvoorganger de bezwaren ongegrond verklaard.
Bij brief van 18 september 2021 heeft eiser aan verweerder meegedeeld dat verweerder zijn brief van 8 september 2021 niet heeft betrokken bij de beoordeling van zijn bezwaar.
Bij vijf brieven van 2 november 2021 heeft verweerders rechtsvoorganger aan eiser kenbaar gemaakt dat de aanvullende gronden van 8 september 2021 geen aanleiding geven om de uitspraken op bezwaar te herzien.
Eiser heeft beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de online zitting van 3 mei 2022. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan, waarbij is gewezen op de mogelijkheid om tegen de uitspraak in hoger beroep te gaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde uitspraken op bezwaar in stand blijven;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden.

Overwegingen

1. De rechtbank moet eerst beoordelen of het beroep ontvankelijk is. De uitspraken op bezwaar dateren van 14 september 2021. Eiser moet binnen zes weken daarna beroep hebben ingesteld. De rechtbank stelt vast dat eiser op 18 september 2021 een brief heeft gestuurd naar verweerders rechtsvoorganger. Verweerders rechtsvoorganger had deze brief moeten doorsturen naar de rechtbank om het als beroep te kunnen behandelen. Omdat de brief van 18 september 2021 binnen zes weken na de uitspraken op bezwaar is ingediend, is het beroep van eiser ontvankelijk.
2. Het is niet in geschil dat eisers auto op 8, 9, 10, 11 en 12 augustus 2021 op het [parkeerplaats] terrein in [plaats 2] geparkeerd stond, dat daar toen betaald parkeren gold en dat er geen parkeerbelasting was betaald.
3. De rechtbank geeft eiser inhoudelijk geen gelijk. Op de dagen dat eiser geparkeerd stond om vervolgens naar Schiphol te reizen gold op het [parkeerplaats] terrein in [plaats 2] al enkele maanden betaald parkeren: de situatie was dus niet heel nieuw meer. Bij het inrijden van het parkeerterrein is eiser een bord met ‘betaald parkeren’ gepasseerd en op het terrein stonden twee parkeerautomaten, die eiser over het hoofd heeft gezien. Het is de verantwoordelijkheid van degene die parkeert om zich op de hoogte te stellen van de geldende regels over de verschuldigdheid van parkeerbelasting in het gebied waar hij wil parkeren. Verweerder is niet verplicht om aan eiser coulance te verlenen, anders dan nu is gebeurd door niet meer dan vijf naheffingsaanslagen op te leggen tijdens eisers afwezigheid.
4. Dat op de website en app van de [naamloze vennootschap] vermeld stond dat er op het gemeentelijke [parkeerplaats] terrein in [plaats 2] geen parkeergeld hoefde te worden betaald is niet de schuld van verweerder. Het is vervelend dat eiser op basis van deze informatie dacht alles goed te hebben uitgezocht en gratis te kunnen parkeren. De rechtbank kan zich voorstellen dat eiser de [naamloze vennootschap] aanspreekt op de gevolgen van deze onjuiste informatie.
5. Eiser krijgt procedureel wel gelijk. Verweerders rechtsvoorganger heeft namelijk onzorgvuldig gehandeld door de aanvullende gronden van bezwaar van 8 september 2021 niet in de beoordeling van het bezwaar te betrekken. Het beroep is daarom gegrond en de uitspraken op bezwaar worden vernietigd. De rechtbank laat de rechtsgevolgen van de vernietigde uitspraken op bezwaar in stand omdat eiser inhoudelijk geen gelijk krijgt. Omdat het beroep gegrond is, draagt de rechtbank verweerder op om aan eiser het door hem betaalde griffierecht te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dit proces-verbaal is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.