Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats 1] , verweerder
Procesverloop
€ 72,56, € 66,50, € 66,50, € 66,50, en € 72,40.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 mei 2022 uitspraak gedaan over vijf naheffingsaanslagen parkeerbelasting die aan eiseres zijn opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats 2]. De naheffingsaanslagen zijn opgelegd op 19 en 21 mei 2021, waarbij de bedragen varieerden van € 66,50 tot € 72,56. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de heffingsambtenaar heeft deze bezwaren ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 3 mei 2022 heeft eiseres aangevoerd dat zij niet op de hoogte was van de verplichting om parkeerbelasting te betalen, omdat het parkeren voorheen gratis was. Ze stelde dat de eerste naheffingsaanslag pas een week later was ontvangen, wat voor haar grote financiële gevolgen had. De rechtbank oordeelde echter dat de verplichting om parkeerbelasting te betalen duidelijk kenbaar was gemaakt en dat eiseres een onderzoeksplicht had om zich op de hoogte te stellen van de geldende regels.
De rechtbank concludeerde dat eiseres niet te goeder trouw was, omdat zij had geparkeerd zonder te betalen, ondanks duidelijke signalen dat betaald parkeren van toepassing was. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en oordeelde dat de naheffingsaanslagen terecht waren opgelegd. De hoogte van de aanslagen was in overeenstemming met de gemeentelijke verordening. De uitspraak werd gedaan door mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier mr. E. Kersten, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.