ECLI:NL:RBMNE:2022:1764

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 mei 2022
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
21/3929
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de herplantplicht bij kapvergunningen in het kader van de APV

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 6 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de herplantplicht bij de kap van een boom. Eiseres, vertegenwoordigd door drs. C. van Oosten, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, waarin een kapvergunning werd verleend met de voorwaarde dat er binnen drie jaar alternatief groen moest worden gerealiseerd ter vervanging van de te kappen boom. Eiseres was van mening dat de APV verplichtte om bij de kap van een boom ook een nieuwe boom te herplanten. Het college heeft echter gesteld dat de APV geen expliciete verplichting tot herplant van een boom bevat en dat het bevoegd gezag de vrijheid heeft om voorschriften te verbinden aan de herplantplicht.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat de APV inderdaad geen definitie geeft van herplant en dat het college niet verplicht is om te eisen dat er een boom ter vervanging wordt herplant. De rechtbank heeft vastgesteld dat de herplantplicht ook kan inhouden dat er ander groen wordt gerealiseerd. De rechtbank heeft verder overwogen dat er voldoende zekerheid bestaat dat vergunninghouder aan de herplantplicht kan voldoen, aangezien de VvE toestemming heeft gegeven voor de herplant op hun gronden en ook een financiële bijdrage heeft toegezegd.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de ruimte die de APV biedt aan het college om per geval te beoordelen hoe de herplantplicht het beste kan worden ingevuld, en dat de herplantplicht niet per se inhoudt dat er een boom moet worden herplant.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3929

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 mei 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: drs. C. van Oosten),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: R. Sipman).
Als derde-partij neemt aan het geding deel
[derde belanghebbende]uit [woonplaats] , vergunninghouder.

Inleiding

Vergunninghouder heeft bij het college een aanvraag ingediend voor het kappen van een boom aan de [adres] in Utrecht. In het besluit van 9 april 2021 (het primaire besluit) heeft het college de kapvergunning, zoals bedoeld in artikel 4:7 van de Algemene plaatselijke verordening 2010 (APV) van de gemeente Utrecht, verleend. Aan de kapvergunning heeft het college het voorschrift verbonden dat er binnen drie jaar alternatief groen moet worden gerealiseerd ter vervanging van de te kappen boom.
Eiser is het niet eens met het verbonden voorschrift en heeft bezwaar ingediend.
In het besluit van 23 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen en het bestreden besluit te schorsen in afwachting van de beroepsprocedure. In de uitspraak [1] van 5 november 2021 heeft de voorzieningenrechter het verzoek van eiseres om een voorlopige voorziening afgewezen vanwege het ontbreken van spoedeisend belang.
De rechtbank heeft het beroep op 23 maart 2022 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij is verschenen.

Overwegingen

Het geschil
Het beroep van eiseres is uitsluitend gericht tegen het voorschrift dat aan de kapvergunning is verbonden en betrekking heeft op de herplantplicht.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat voor een te kappen boom aan de kapvergunning het voorschrift moet worden verbonden dat er een boom moet worden herplant. Ter ondersteuning van dit standpunt wijst eiseres onder meer op de toelichting op artikel 4:9 van de APV. Daaruit blijkt volgens eiseres dat de herplantplicht bedoeld is om ervoor te zorgen dat het bomenaantal in Utrecht minimaal op peil blijft. Daarnaast vindt eiseres dat met de herplantplicht onvoldoende zekerheid bestaat dat er daadwerkelijk herplant wordt. De gronden waarop herplant moet worden zijn namelijk niet in eigendom van vergunninghouder maar van de VvE waar vergunninghouder lid van is. Dat betekent dat vergunninghouder niet zelf kan beslissen of herplant kan worden op de gekozen locatie.
Het college vindt dat hij bij de op te leggen herplant niet verplicht is om te eisen dat er een boom moet worden herplant als er een boom wordt gekapt. Volgens het college mag de herplantplicht ook inhouden dat er alternatief groen gerealiseerd wordt ter vervanging van de te kappen boom. Deze handelswijze is in overeenstemming met de APV, aldus het college.
Wettelijk kader
In artikel 4:6, onder a, sub a en b, van de APV wordt een definitie gegeven van het begrip houtopstand. Onder houtopstand wordt verstaan:
Zelfstandige eenheid van bomen, boomvormers, struiken, hakhout, of griend die:a. een oppervlakte grond beslaat van tien are of meer;b. bestaat uit een rijbeplanting die meer dan twintig bomen omvat, gerekend over het totaal aantal rijen.
Volgens artikel 4:7 van de APV is het verboden om zonder een omgevingsvergunning een houtopstand te vellen of een boom te kappen. De omgevingsvergunning kan geweigerd worden op grond van de in artikel 4:8 genoemde weigeringsgronden.
Op het moment dat het college besluit om de kapvergunning te verlenen, dan wordt op grond van artikel 4:9, eerste lid, van de Apv bepaald dat binnen 36 maanden vanaf het moment dat de kapvergunning is verleend, op of zeer nabij de kaplocatie wordt herplant, overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen. De voorschriften kunnen onder andere de locatie en de wijze van herplant betreffen. Als blijkt dat herplant niet mogelijk is, kan in het uiterste geval worden overgegaan tot financiele compensatie waarbij de inkomsten worden geoormerkt voor het aanplanten van bomen en groen elders in de gemeente Utrecht.
Beoordeling rechtbank
7. Aan de kapvergunning is het volgende voorschrift verbonden:
de aanvrager dient binnen drie (3) jaar na verzending van dit besluit 87,5 m² alternatief groen (voornamelijk Hedera, aangevuld met o.a. Clematis, klimhortensia, kamperfoelie, blauweregen en wilde wingerd) te herplanten. Het herplantplan, zoals toegelicht in de aanvulling, maakt deel uit van deze beschikking.
8. De rechtbank stelt vast dat de APV geen definitie geeft van het begrip herplant. In artikel 4:9, eerste lid, van de APV staat echter nadrukkelijk niet dat bij de kap van een boom de herplantplicht moet inhouden dat er ook een boom ter vervanging moet worden herplant. Wel biedt artikel 4:9, eerste lid, van de APV, het bevoegd gezag de vrijheid om voorschriften te verbinden over de wijze en locatie van herplanting. Mocht herplant niet mogelijk zijn, dan kan financieel worden gecompenseerd en worden daarmee elders in Utrecht “bomen en groen” aangeplant. Uit de toelichting op artikel 4:9, eerste lid, van de APV blijkt verder dat onder een geslaagde herplant wordt verstaat dat aan het eind van de gestelde termijn de gekapte boom duurzaam is vervangen door een andere boom, struik of groen.
9. Gelet op dit samenstel van bepalingen en de toelichting daarop is de rechtbank van oordeel dat het college niet verplicht is om bij de kap van een boom in het kader van de herplantplicht via een voorschrift te eisen dat er een boom ter vervanging herplant wordt. Weliswaar staat in de toelichting op artikel 4:9 van de APV dat het doel van de herplantplicht is dat het bomenaantal minimaal op peil blijft, maar daaruit blijkt dat het op peil houden van het bomenaantal enkel een van de redenen is om een herplantplicht op te leggen. Uit het artikel en de toelichting zelf kan niet geconcludeerd worden dat de herplant van een boom vereist is bij de kap van een boom om dit doel behalen. In de verordening wordt aan het college de ruimte gegeven om per individueel geval een afweging te maken en te beoordelen wat de meest geschikte manier is om invulling te geven aan de herplantplicht.
10. Het college heeft in het geval van vergunninghouder advies gevraagd aan een boomtechnisch adviseur over de wijze van herplanting. Het advies van de boomtechnisch adviseur ligt ten grondslag aan het bestreden besluit. De boomtechnisch adviseur is van mening dat het voorschrift een geschikte compensatie is voor hetgeen met de kap verloren gaat. Volgens de boomtechnisch adviseur zal met de herplant van het struikgewas het insectenleven ter plekke een boost krijgen en zal er gedurende een langere periode nectar worden geboden aan bijen. Daarnaast zal een klimhortensia, zeker op latere leeftijd, een zeer geschikte plek zijn voor een broed- en/of schuilplaats voor kleinere vogelsoorten. Verder is de boomtechnisch adviseur van mening dat de omgeving van het de planten struikgewas een totaal groene uitstraling zal krijgen, in tegenstelling tot de huidige grauwe en stenige uitstraling. In het bestreden besluit is hiermee naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd waarom in dit geval deze wijze van herplant voldoende compensatie biedt voor de kap van de boom.
11. De rechtbank is verder van oordeel dat er voldoende zekerheid bestaat dat vergunninghouder aan de herplantplicht kan voldoen. Op de zitting heeft vergunninghouder toegelicht dat de VvE toestemming geeft voor de herplant op gronden die in eigendom zijn van de VvE. Ook heeft de VvE volgens vergunninghouder toegezegd om een financiële bijdrage te leveren zodat vergunninghouder de herplantplicht kan uitvoeren. De rechtbank merkt daarbij op dat het college vergunninghouder kan houden aan de herplantplicht die als voorwaarde aan de kapvergunning is verbonden. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. T.E.G. van Heukelom, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.UTR 21/3890.