Overwegingen
Het beroep van eiseres is uitsluitend gericht tegen het voorschrift dat aan de kapvergunning is verbonden en betrekking heeft op de herplantplicht.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat voor een te kappen boom aan de kapvergunning het voorschrift moet worden verbonden dat er een boom moet worden herplant. Ter ondersteuning van dit standpunt wijst eiseres onder meer op de toelichting op artikel 4:9 van de APV. Daaruit blijkt volgens eiseres dat de herplantplicht bedoeld is om ervoor te zorgen dat het bomenaantal in Utrecht minimaal op peil blijft. Daarnaast vindt eiseres dat met de herplantplicht onvoldoende zekerheid bestaat dat er daadwerkelijk herplant wordt. De gronden waarop herplant moet worden zijn namelijk niet in eigendom van vergunninghouder maar van de VvE waar vergunninghouder lid van is. Dat betekent dat vergunninghouder niet zelf kan beslissen of herplant kan worden op de gekozen locatie.
Het college vindt dat hij bij de op te leggen herplant niet verplicht is om te eisen dat er een boom moet worden herplant als er een boom wordt gekapt. Volgens het college mag de herplantplicht ook inhouden dat er alternatief groen gerealiseerd wordt ter vervanging van de te kappen boom. Deze handelswijze is in overeenstemming met de APV, aldus het college.
Wettelijk kader
In artikel 4:6, onder a, sub a en b, van de APV wordt een definitie gegeven van het begrip houtopstand. Onder houtopstand wordt verstaan:
Zelfstandige eenheid van bomen, boomvormers, struiken, hakhout, of griend die:a. een oppervlakte grond beslaat van tien are of meer;b. bestaat uit een rijbeplanting die meer dan twintig bomen omvat, gerekend over het totaal aantal rijen.
Volgens artikel 4:7 van de APV is het verboden om zonder een omgevingsvergunning een houtopstand te vellen of een boom te kappen. De omgevingsvergunning kan geweigerd worden op grond van de in artikel 4:8 genoemde weigeringsgronden.
Op het moment dat het college besluit om de kapvergunning te verlenen, dan wordt op grond van artikel 4:9, eerste lid, van de Apv bepaald dat binnen 36 maanden vanaf het moment dat de kapvergunning is verleend, op of zeer nabij de kaplocatie wordt herplant, overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen. De voorschriften kunnen onder andere de locatie en de wijze van herplant betreffen. Als blijkt dat herplant niet mogelijk is, kan in het uiterste geval worden overgegaan tot financiele compensatie waarbij de inkomsten worden geoormerkt voor het aanplanten van bomen en groen elders in de gemeente Utrecht.
7. Aan de kapvergunning is het volgende voorschrift verbonden:
de aanvrager dient binnen drie (3) jaar na verzending van dit besluit 87,5 m² alternatief groen (voornamelijk Hedera, aangevuld met o.a. Clematis, klimhortensia, kamperfoelie, blauweregen en wilde wingerd) te herplanten. Het herplantplan, zoals toegelicht in de aanvulling, maakt deel uit van deze beschikking.
8. De rechtbank stelt vast dat de APV geen definitie geeft van het begrip herplant. In artikel 4:9, eerste lid, van de APV staat echter nadrukkelijk niet dat bij de kap van een boom de herplantplicht moet inhouden dat er ook een boom ter vervanging moet worden herplant. Wel biedt artikel 4:9, eerste lid, van de APV, het bevoegd gezag de vrijheid om voorschriften te verbinden over de wijze en locatie van herplanting. Mocht herplant niet mogelijk zijn, dan kan financieel worden gecompenseerd en worden daarmee elders in Utrecht “bomen en groen” aangeplant. Uit de toelichting op artikel 4:9, eerste lid, van de APV blijkt verder dat onder een geslaagde herplant wordt verstaat dat aan het eind van de gestelde termijn de gekapte boom duurzaam is vervangen door een andere boom, struik of groen.
9. Gelet op dit samenstel van bepalingen en de toelichting daarop is de rechtbank van oordeel dat het college niet verplicht is om bij de kap van een boom in het kader van de herplantplicht via een voorschrift te eisen dat er een boom ter vervanging herplant wordt. Weliswaar staat in de toelichting op artikel 4:9 van de APV dat het doel van de herplantplicht is dat het bomenaantal minimaal op peil blijft, maar daaruit blijkt dat het op peil houden van het bomenaantal enkel een van de redenen is om een herplantplicht op te leggen. Uit het artikel en de toelichting zelf kan niet geconcludeerd worden dat de herplant van een boom vereist is bij de kap van een boom om dit doel behalen. In de verordening wordt aan het college de ruimte gegeven om per individueel geval een afweging te maken en te beoordelen wat de meest geschikte manier is om invulling te geven aan de herplantplicht.
10. Het college heeft in het geval van vergunninghouder advies gevraagd aan een boomtechnisch adviseur over de wijze van herplanting. Het advies van de boomtechnisch adviseur ligt ten grondslag aan het bestreden besluit. De boomtechnisch adviseur is van mening dat het voorschrift een geschikte compensatie is voor hetgeen met de kap verloren gaat. Volgens de boomtechnisch adviseur zal met de herplant van het struikgewas het insectenleven ter plekke een boost krijgen en zal er gedurende een langere periode nectar worden geboden aan bijen. Daarnaast zal een klimhortensia, zeker op latere leeftijd, een zeer geschikte plek zijn voor een broed- en/of schuilplaats voor kleinere vogelsoorten. Verder is de boomtechnisch adviseur van mening dat de omgeving van het de planten struikgewas een totaal groene uitstraling zal krijgen, in tegenstelling tot de huidige grauwe en stenige uitstraling. In het bestreden besluit is hiermee naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd waarom in dit geval deze wijze van herplant voldoende compensatie biedt voor de kap van de boom.
11. De rechtbank is verder van oordeel dat er voldoende zekerheid bestaat dat vergunninghouder aan de herplantplicht kan voldoen. Op de zitting heeft vergunninghouder toegelicht dat de VvE toestemming geeft voor de herplant op gronden die in eigendom zijn van de VvE. Ook heeft de VvE volgens vergunninghouder toegezegd om een financiële bijdrage te leveren zodat vergunninghouder de herplantplicht kan uitvoeren. De rechtbank merkt daarbij op dat het college vergunninghouder kan houden aan de herplantplicht die als voorwaarde aan de kapvergunning is verbonden. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.