ECLI:NL:RBMNE:2022:176
Rechtbank Midden-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank in klachtenprocedure onder Wkkgz en Wvggz
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de mentor van betrokkene, mevrouw [A]. De mentor had klachten ingediend bij de GGZ Klachtencommissie Patiënten en Naasten Utrecht, die deze klachten niet-ontvankelijk verklaarde op grond van de wilsbekwaamheid van betrokkene. De mentor verzocht de rechtbank om de klachten alsnog ontvankelijk te verklaren en inhoudelijk te beoordelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de klachten van de mentor niet onder de Wvggz vallen, omdat deze klachten betrekking hebben op de Wkkgz. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om op deze klachten te beslissen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de klachten van de mentor over het ontslag van betrokkene en de bejegening door zorgaanbieders niet ontvankelijk zijn, omdat betrokkene op het moment van indienen van de klachten wilsbekwaam was. De rechtbank concludeert dat de klachtencommissie de mentor terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en verklaart het beroep van de mentor ongegrond. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken en tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.