ECLI:NL:RBMNE:2022:1751

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
9445046 \ UC EXPL 21-6653
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schadevergoeding vordering wegens niet mee werken aan contractovername huurovereenkomst stacaravan

In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een stacaravan, gedaagde, een B.V., aangeklaagd omdat gedaagde niet heeft meegewerkt aan de overname van de huurovereenkomst van de standplaats van de stacaravan. De huurovereenkomst was mondeling gesloten in 2009 en de algemene voorwaarden werden in 2014 ondertekend. Eiser heeft gedaagde op 9 september 2021 gedagvaard, waarna een mondelinge behandeling plaatsvond op 11 april 2022. Eiser vorderde schadevergoeding van € 7.926,15, omdat hij meende dat de verkoop van zijn stacaravan door de opstelling van gedaagde niet door kon gaan. Gedaagde had geweigerd om de standplaats over te zetten naar de kopers van de stacaravan, omdat de stacaravan slecht onderhouden en te oud was.

De kantonrechter heeft de vorderingen van eiser afgewezen. De rechter oordeelde dat de grondslag voor de vordering tot schadevergoeding niet duidelijk was en dat eiser niet had onderbouwd waarom gedaagde willekeurig had gehandeld. De rechter benadrukte dat gedaagde de vrijheid heeft om te bepalen met wie zij een huurovereenkomst sluit, en dat de toestemming voor contractovername vereist is. Eiser had niet geprobeerd om in onderhandeling te treden met gedaagde over de contractovername, wat wel op zijn weg lag. De rechter concludeerde dat er geen grondslag was voor de gevorderde schadevergoeding en dat eiser in de proceskosten moest worden veroordeeld.

Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter D.C.P.M. Straver op 4 mei 2022, waarbij eiser in de proceskosten werd veroordeeld tot een bedrag van € 622,00.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 9445046 \ UC EXPL 21-6653
Vonnis van 4 mei 2022
in de zaak van
[eiser],
wonend in [woonplaats] ,
eiser,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. G. Boot,
tegen
[gedaagde] B.V. T.H.O.D.N. [handelsnaam],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M.C.J. Freijters.

1.De procedure

1.1.
[eiser] heeft [gedaagde] op 9 september 2021 gedagvaard. [gedaagde] heeft hier schriftelijk op gereageerd. [eiser] heeft vervolgens twee aanvullende producties ingediend. Op 11 april 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Hierna is bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.Waar gaat het over?

2.1.
[eiser] was eigenaar van een stacaravan, die van 2009 tot en met 31 december 2018 op een door hem van [gedaagde] gehuurde standplaats stond. De huurovereenkomst voor de standplaats is in 2009 mondeling gesloten. Op 6 april 2014 hebben [eiser] en [gedaagde] de “Voorwaarden Jaarplaatsen [handelsnaam] ” (hierna: de algemene voorwaarden) ondertekend. Deze algemene voorwaarden maken onderdeel uit van de huurovereenkomst.
2.2.
Op 23 september 2018 heeft [eiser] per e-mail aan [gedaagde] laten weten dat hij zijn stacaravan heeft verkocht, met daarbij het verzoek om de standplaats over te zetten op de kopers van de stacaravan. [gedaagde] is niet akkoord gegaan met het overzetten van de standplaats op naam van de kopers, omdat de stacaravan slecht onderhouden en te oud was.
2.3.
[eiser] heeft zijn stacaravan uiteindelijk niet verkocht. Omdat de huurovereenkomst per 1 januari 2019 is beëindigd, moest de standplaats op 31 december 2018 leeg zijn. Op grond van artikel 11 lid 1 van de algemene voorwaarden wordt € 2.100,00 in rekening gebracht voor het verwijderen van de stacaravan en het ontruimen van de kavel wanneer [gedaagde] de standplaats leegruimt. Op 11 januari 2019 hebben [eiser] en [gedaagde] afgesproken [gedaagde] dat € 1.100,00 van dit bedrag voor haar eigen rekening zou nemen en dat [eiser] € 1.000,00 zou betalen.
2.4.
Volgens [eiser] is de verkoop van de stacaravan door de opstelling van [gedaagde] niet doorgegaan, waardoor hij schade heeft geleden. Daarom vordert hij van [gedaagde] een schadevergoeding van in totaal € 7.926,15 (bestaande uit de taxatiewaarde van de stacaravan, de sloopkosten en de opslagkosten voor de inboedel van de stacaravan), de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiser] af. Hierna wordt toegelicht waarom.
3.2.
Vooropgesteld wordt dat de grondslag voor de vordering tot schadevergoeding niet duidelijk uit de dagvaarding blijkt. Ook tijdens de mondelinge behandeling is de grondslag niet inzichtelijk geworden. De kern van de vordering lijkt te zijn dat [gedaagde] had moeten mee werken aan een contractovername, waardoor de huurovereenkomst van de standplaats van [eiser] zou worden overgenomen door de kopers van de stacaravan. Hierbij doet [eiser] een beroep op artikel 15 van de algemene voorwaarden:

Artikel 15 verkoop vakantieverblijf.
1. De recreant kan te allen tijde zijn vakantieverblijf verkopen.
2. De ondernemer kan de recreant al dan niet toestemming geven het vakantieverblijf met voortzetting van standplaatsovereenkomst te verkopen. De ondernemer maakt dit bij het aangaan van de overeenkomst voor de eerste contractperiode aan de recreant bekent. Aan een toestemming kunnen voorwaarden verbonden zijn. Bij het aangaan van de overeenkomst voor de eerste contractperiode overhandigt de ondernemer deze verkoopvoorwaarden aan de recreant. Willekeurig toestemmingsbeleid van de ondernemer is niet toegestaan. (…)”.
3.3.
Uit artikel 15 lid 2 van de algemene voorwaarden volgt onder andere dat een willekeurig toestemmingsbeleid van [gedaagde] niet is toegestaan. De mededeling van [gedaagde] dat geen medewerking aan de contractovername wordt verleend vanwege de ouderdom van de stacaravan, getuigt volgens [eiser] van willekeur. [eiser] heeft echter niet onderbouwd waarom er sprake is geweest van willekeur. Zo heeft hij niet verwezen naar een bepaald beleid van [gedaagde] waaruit zou blijken wanneer wel of geen toestemming wordt verleend. Ook is niet gebleken dat het gebruikelijk is dat alle stacaravans op het park, ondanks de staat waarin deze verkeren, verkocht kunnen worden met behoud van de standplaats. Integendeel, tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] naar voren gebracht dat zij juist wil zorgen voor een upgrade van het park. Daar horen ook goed onderhouden stacaravans bij om verloedering van het park te voorkomen. [eiser] heeft geen concrete voorbeelden kunnen geven waaruit blijkt dat eerder ook verouderde stacaravans werden doorverkocht met behoud van de standplaats. Dat [gedaagde] niet heeft meegewerkt aan een contractovername bij een stacaravan met deze staat van ouderdom en onderhoud, levert dus niet zonder meer willekeur op. [eiser] heeft bovendien niet geprobeerd om, voordat hij overging tot het verkopen van zijn stacaravan, in onderhandeling te treden met [gedaagde] over de door hem gewenste contractovername. Dat lag wel op zijn weg, aangezien uit artikel 15 lid 2 van de algemene voorwaarden volgt dat [gedaagde] toestemming moet geven om de stacaravan te verkopen met voortzetting van de huurovereenkomst van de standplaats.
3.4.
Voor contractovername is op grond van artikel 6:159 BW een overeenkomst vereist. Uit de algemene voorwaarden blijkt niet dat hiervan is afgeweken, aangezien zoals gezegd de toestemming van [gedaagde] vereist is. In de algemene voorwaarden staat wel dat aan de toestemming specifieke voorwaarden verbonden kunnen zijn. In dit geval zijn deze verkoopvoorwaarden er niet, maar dat maakt nog niet dat [gedaagde] dan haar onvoorwaardelijke toestemming moet geven voor een contractovername. Dat zou in strijd zijn met het beginsel van contractsvrijheid dat als uitgangspunt geldt: [gedaagde] heeft dus in beginsel de vrijheid om zelf te bepalen met wie zij een huurovereenkomst sluit.
3.5.
Voor zover [eiser] een beroep doet op de stelling dat [gedaagde] verplicht was met de kopers van de stacaravan een nieuwe huurovereenkomst te sluiten, heeft [eiser] niet gesteld op welke grond [gedaagde] dit had moeten doen. Bovendien zou dit eveneens op gespannen voet staan met het beginsel van contractsvrijheid.
3.6.
Tijdens de mondelinge behandeling is nog ter sprake gekomen dat de redelijkheid en billijkheid in deze situatie wellicht van [gedaagde] hadden gevraagd om toch een gesprek te voeren met de kopers die [eiser] had gevonden. [eiser] had er immers belang bij om de stacaravan met standplaats te verkopen. Niet ter discussie staat dat de stacaravan in zodanig slechte staat van onderhoud verkeerde dat de kosten van afvoer van de stacaravan bij een losse verkoop (dus zonder standplaats) hoger zouden zijn dan de opbrengst ervan. Dat betekent dat [eiser] sowieso aankeek tegen de kosten voor het leegruimen van de standplaats zoals genoemd in artikel 11 lid 1 van de algemene voorwaarden. Die kosten kon [eiser] zich besparen door de stacaravan met standplaats te verkopen. Sterker nog, hij kon met de verkoop van de stacaravan met de standplaats erbij nog € 6.000,00 ontvangen. Ervan uitgaande dat [gedaagde] nu eenzelfde huurovereenkomst heeft gesloten met een nieuwe huurder, had [gedaagde] dus ook met de kopers die [eiser] had gevonden een huurovereenkomst kunnen sluiten, met daarbij bijvoorbeeld de voorwaarde dat de stacaravan had moeten worden vervangen door een andere stacaravan die in betere staat verkeerde. Dat zou er wellicht toe hebben geleid dat [eiser] een lagere koopsom had gekregen, maar dan had hij de kosten van het verwijderen van de stacaravan en het leegruimen van de standplaats misschien kunnen voorkomen, kosten die hij nu wel heeft moeten betalen. [eiser] heeft echter de redelijkheid en billijkheid en de werking hiervan niet ten grondslag gelegd aan zijn vordering. Tijdens de mondelinge behandeling is zelfs gezegd dat die invalshoek niet aan de orde is, omdat er goede gronden zijn voor toewijzing van de vordering zoals die is ingesteld.
3.7.
Omdat niet duidelijk is geworden op welke grond [gedaagde] verplicht was om mee te werken aan een contractovername of aan het sluiten van een nieuwe huurovereenkomst met de beoogde kopers van de stacaravan, bestaat er ook geen grondslag voor de gevorderde schadevergoeding. De vordering van [eiser] zal daarom worden afgewezen.
3.8.
[eiser] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 622,00 (2,00 punten × € 311,00) aan salaris gemachtigde.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 622,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2022.