ECLI:NL:RBMNE:2022:1732

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
16-234682-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met voorwaardelijke opzet op zwaar lichamelijk letsel

Op 3 mei 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 augustus 2021 in Utrecht zijn vriendin heeft mishandeld. De verdachte heeft het slachtoffer in een rijdende auto meermalen geslagen, wat leidde tot een gebroken hielbeen en andere verwondingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zwaar letsel zou oplopen door uit de rijdende auto te springen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 weken, waarvan 5 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, die materiële schade heeft geleden, toegewezen tot een bedrag van € 1.574,85, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om deze schade te vergoeden, met de mogelijkheid van gijzeling bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-234682-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 mei 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1996] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 april 2022. De zaak is op deze datum inhoudelijk behandeld.
Verdachte is niet ter terechtzitting verschenen. De raadsman van verdachte, mr. W.B. Lisi, advocaat te Utrecht, heeft verklaard bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd om namens verdachte de verdediging ter terechtzitting te voeren.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. J.A. Bekke en van hetgeen de raadsman namens de verdachte naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven,
primairop neer dat verdachte op 23 augustus 2021 te Utrecht [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door haar meermalen in het gezicht te slaan, aan haar haren te trekken en in zijn auto te plaatsen waardoor [slachtoffer] geen andere uitweg zag dan uit die rijdende auto te springen.
Hetzelfde feitencomplex is
subsidiairten laste gelegd als poging tot zware mishandeling en
meer subsidiairals mishandeling, terwijl dit feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit, en tot bewezen verklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde feit. Uit de gedragingen van verdachte kan niet worden afgeleid dat hij (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Bovendien is niet gebleken dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen door uit de rijdende auto te springen. Verdachte heeft [slachtoffer] echter wel mishandeld, waarna zij uit de rijdende auto is gesprongen. Het door die sprong ontstane zwaar lichamelijk letsel (een gebroken hielbeen) kan redelijkerwijs aan de verdachte worden toegerekend.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Volgens verdachte is het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel veroorzaakt doordat zij uit de auto is gesprongen. Het dossier bevat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs op grond waarvan dat letsel redelijkerwijs aan verdachte kan worden toegerekend. Zelfs als wordt uitgegaan van de aangifte van [slachtoffer] dat verdachte [slachtoffer] in de auto met de vlakke hand heeft geslagen, dan is het voor verdachte niet voorzienbaar geweest dat [slachtoffer] daardoor uit de auto zou springen. Daarom kan niet bewezen worden dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verder heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak zware mishandeling
De rechtbank oordeelt dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat bij [slachtoffer] sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Anders dan de officier van justitie heeft gesteld, is daarvoor onvoldoende dat [slachtoffer] een gebroken hielbeen heeft. Een fractuur wordt in de regel aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel indien sprake is geweest van een operatief ingrijpen van een zekere ernst, waarbij onder meer de noodzaak en de aard van het medisch ingrijpen een rol spelen. Het dossier bevat echter onvoldoende gegevens om de aard en ernst van het operatief ingrijpen in deze zaak vast te stellen.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
4.3.2
Bewezenverklaring poging tot zware mishandeling
Bewijsmiddelen [1]
Aangeefster [slachtoffer] heeft – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
Op maandag 23 augustus 2021 bevond ik mij in Utrecht. Ik zag dat [naam] mijn woning binnen kwam. Ik hoorde dat [naam] tegen mij schreeuwde: "Jij bent een bitch. Jij bent een hoer. Ga je kleren aantrekken.” Ik trok mijn kleren aan. Ik zag en voelde dat hij met zijn handen mijn haren vastpakte en trok. Ik moest van [naam] mee. Ik wilde niet met hem mee gaan. Ik zag en voelde dat hij mij met zijn beiden vuisten meerdere malen op mijn hele gezicht sloeg. Ik voelde hevige pijn op mijn gezicht. Ik voelde dat er letsel ontstond op mijn linkeroog.
Ik zag dat [naam] mij vasthield en in zijn auto plaatste. Ik voelde dat het met veel kracht ging. Ik voelde mij angstig, ik kon nergens heen. Ik zag en voelde dat hij mij tijdens de rit meerdere keren op mijn gezicht sloeg, met zijn vlakke handen. Ik was bang dat hij mij dood zou slaan. Ik zag dat de auto ongeveer 40 km per uur reed. Ik zag toen de kans om uit de auto te springen. Ik viel hard op de grond. Ik verwondde mijn rechterbeen en mijn rechterarm. [naam] plaatste mij weer in de auto en wij reden weer weg. Vervolgens sloeg hij mij weer op het gezicht meerdere malen met zijn vlakke hand tijdens het rijden. [2]
De reden dat ik uit de auto sprong, was dat hij zei dat hij me ging doodmaken. [3]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Wij zagen dat [slachtoffer] haar telefoon aan ons liet zien met een tweetal foto’s en verklaarde: "dit is ' [naam] ', hij heeft mij mishandeld.”. Wij herkenden [verdachte] als degene die [slachtoffer] ons op de tweetal foto's liet zien. [4]
Getuige [getuige 1] heeft – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
Ik hoorde [naam] schreeuwen dat hij [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) wel van negen verdiepingen hoog naar beneden zou willen gooien. Ik zag vervolgens dat [naam] haar bij haar haar beetpakte en aan de haren trok. [5]
Getuige [getuige 2] heeft – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
Ik heb gezien dat [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) een gezwollen linkeroog had toen ze de kamer verliet met [naam] . [6]
Uit de letselrapportage van forensisch arts M. Hondius, werkzaam voor de GGD regio Utrecht, blijkt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Het letsel vastgesteld in het ziekenhuis:
- gebroken hielbeen van de rechtervoet.
- luxatie van de linker schouder.
Het letsel waargenomen tijdens het letselonderzoek:
- Onderhuidse bloeduitstortingen op het aangezicht, op de linker arm en hand.
- Onderhuidse bloeduitstortingen op de hals.
- Bevindingen passend bij een gebroken hielbeen van de rechter voet: operatiewond, zwelling, bloeduitstortingen.
Lichaamsdeel: hoofd
Beschrijving: De huid rondom het oog lijkt diffuus gezwollen te zijn.
Gemelde toedracht bij het letsel: klappen/slagen in het gezicht
Past gemelde toedracht bij letsel: zeer goed
Lichaamsdeel: hals
Beschrijving: matig scherp begrensde donkere verkleuring waargenomen
Gemelde toedracht: bij de keel gegrepen
Past gemelde toedracht bij letsel: zeer goed
Lichaamsdeel: linkerarm
Beschrijving: Op de binnenzijde van de onderarm net onder de elleboogsplooi zijn meerdere matig scherp begrensde donkerrode en aan de randen geelbruine huidverkleuringen zichtbaar.
Gemelde toedracht: mevrouw denkt dat ze bij haar arm vastgepakt is door verdachte
Past gemelde toedracht bij letsel: goed
Lichaamsdeel: rechtervoet
Beschrijving: Op de buitenzijde van voet onder en achter de enkel is een met hechtingen herstelde operatiewond zichtbaar.
Gemelde toedracht: sprong/val uit rijdende auto
Past gemelde toedracht bij letsel: zeer goed
Een breuk van het hielbeen ontstaat door een grote inwerkende kracht op het hielbeen (bijvoorbeeld bij een val of sprong met landing op de hiel). [7]
Uit het verslag van de Spoedeisende Hulp van 23 augustus 2021 blijkt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
tevens in de oogkas achter het oog, orbitabodem fractuur. [8]
Bewijsoverweging
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank, anders dan de officier van justitie en de verdediging, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Ten aanzien van het opzet van verdachte op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte naar de woning van [slachtoffer] is gegaan, heeft geschreeuwd dat hij haar wel van de negende verdieping naar beneden zou willen gooien, haar heeft uitgescholden en haar heeft bevolen om zich aan te kleden en met hem mee te gaan. Verdachte heeft vervolgens meermalen met zijn vuist in het gezicht van [slachtoffer] geslagen (als gevolg waarvan haar oogkas brak), haar aan haar haren getrokken, haar tegen haar wil naar buiten meegenomen en haar in zijn auto geplaatst. In de auto heeft hij [slachtoffer] meermalen met een vlakke hand in haar gezicht geslagen en tegen haar gezegd dat hij haar ging doodmaken.
De rechtbank leidt verder uit de bewijsmiddelen af dat aangeefster dusdanig voor haar dood heeft gevreesd dat zij geen andere manier zag om aan verdachte te ontvluchten dan door uit een op snelheid rijdende auto te springen. De rechtbank acht de kans aanmerkelijk dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen als gevolg van de daaropvolgende landing op de grond.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich moet hebben gerealiseerd dat [slachtoffer] onder deze omstandigheden aan hem zou willen en trachten te ontkomen. Het feit dat zij zich op voornoemde wijze heeft onttrokken aan de situatie komt dan ook volledig voor rekening van verdachte. Aldus heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] ten gevolge van haar vlucht uit een rijdende auto zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, bewust aanvaard. Het subsidiair tenlastegelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 23 augustus 2021 te Utrecht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer]
- aan haar haren heeft getrokken,
- meermalen in het gezicht heeft gestompt,
- in zijn, verdachtes, auto heeft getrokken/geduwd,
- in een rijdende auto meermalen heeft geslagen, waardoor die [slachtoffer] geen andere uitweg zag dan uit zijn, verdachtes, rijdende auto te springen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 4 weken, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een taakstraf van 80 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 40 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, in het geval dat de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzocht om rekening te houden met de duur van de inverzekeringstelling en het feit dat de inverzekeringstelling is verlengd nadat de vordering tot bewaring werd afgewezen. De verdediging heeft verder verzocht aansluiting te zoeken bij de LOVS-oriëntatiepunten en heeft voorgesteld aan verdachte een geheel voorwaardelijke geldboete op te leggen met een proeftijd van een jaar.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van de verdachte zoals daarvan is gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn vriendin, een kwetsbaar slachtoffer. Verdachte is om onduidelijk gebleven redenen boos geworden op het slachtoffer, heeft haar in haar woning meermalen in het gezicht gestompt en aan haar haren getrokken, waarna hij haar tegen haar wil heeft meegenomen en met kracht in zijn auto heeft geplaatst. In de auto is hij het slachtoffer blijven slaan en heeft hij gezegd haar dood te zullen maken. Deze situatie moet voor het slachtoffer heel beangstigend zijn geweest, zoals ook blijkt uit haar aangifte waarin zij zegt “Ik voelde mij angstig, ik kon nergens heen.” Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De fysieke en verbale agressiviteit van verdachte waren dusdanig heftig dat het voor het slachtoffer kennelijk beter was om uit een rijdende auto te springen, dan om bij de verdachte in de auto te blijven zitten. Als gevolg van het handelen van verdachte heeft het slachtoffer aanzienlijk letsel opgelopen (een gebroken oogkas, een gebroken hielbeen en een schouder uit de kom). De rechtbank neemt dat de verdachte zeer kwalijk. De rechtbank neemt het de verdachte ook kwalijk dat hij geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen. Verder betrekt de rechtbank dat dit soort feiten zorgen voor gevoelens van onveiligheid in de eerste plaats bij het slachtoffer, maar ook bij de getuigen in deze zaak en in de maatschappij in het algemeen.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft verder betrokken dat uit het de verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie d.d. 17 maart 2022 blijkt dat hij eenmaal eerder is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk feit in 2011. Omdat deze veroordeling dateert van langer dan vijf jaar geleden, neemt de rechtbank dit niet in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies ten behoeve van de voorgeleiding aan de rechter-commissaris van 1 september 2021.
Strafoplegging
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank verder gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. De rechtbank houdt er in strafverminderende zin rekening mee dat het in dit geval een poging betreft. Daar staat tegenover dat het hier gaat om huiselijk geweld en dat het slachtoffer aanzienlijk letsel heeft opgelopen. Dat zijn omstandigheden die volgens de oriëntatiepunten strafverzwarend kunnen worden betrokken. Dat zal de rechtbank dan ook doen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Er kan niet worden volstaan met een straf die geen onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt, gelet op de ernst van het feit en de ernst van het toegebrachte letsel. De rechtbank zal een deel van die gevangenisstraf voorwaardelijk aan verdachte op leggen om verdachte ervan te weerhouden nogmaals strafbare feiten te plegen.
Alles overwegende legt de rechtbank op een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken met aftrek van voorarrest, waarvan 5 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.574,85 aan materiële schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De materiële schade bestaat blijkens de vordering uit medische kosten en taxikosten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, behoudens de gemaakte taxikosten, met daarbij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, aangezien de vordering niet is ondertekend. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van rechtstreekse schade.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank constateert dat [slachtoffer] voor het indienen van de vordering gebruik heeft gemaakt van het op grond van artikel 51g, eerste lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) verplicht voorgeschreven voegingsformulier, maar dat zij deze vordering niet heeft ondertekend.
Nu de benadeelde partij, ondanks de aankondiging, niet ter terechtzitting is verschenen, heeft zij dit gebrek ter terechtzitting ook niet kunnen herstellen door zich daar alsnog met toepassing van artikel 51g, derde lid, Sv mondeling of schriftelijk als benadeelde partij in het geding te voegen.
De rechtbank is echter van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij, hoewel de handtekening ontbreekt, in samenhang met de aangifte voldoende duidelijk maakt dat [slachtoffer] zich als benadeelde partij heeft willen voegen, zodat aan het ontbreken van de handtekening voorbij kan worden gegaan. De rechtbank betrekt daarbij ook dat aan het voegingsformulier bijlagen zijn gehecht die kennelijk afkomstig zijn uit de persoonlijke administratie van [slachtoffer] .
De rechtbank oordeelt dat genoegzaam is gebleken dat het slachtoffer rechtstreekse schade heeft geleden. Die schade bestaat uit medische kosten ten behoeve van de behandeling van het bij haar vastgestelde letsel dat is ontstaan door het hiervoor bewezen verklaarde feit. De rechtbank leidt verder uit de stukken af dat de benadeelde partij door een taxi naar de locatie is gebracht waar die medische behandelingen werden uitgevoerd. De rechtbank acht het aannemelijk dat de benadeelde partij die kosten heeft gemaakt, aangezien zij beperkt mobiel was door haar gebroken hielbeen. De verdediging heeft de hoogte van de gevorderde schade niet betwist. De rechtbank acht de materiële schade, gelet op de aard, ernst en omstandigheden van het feit, toewijsbaar.
De rechtbank wijst de vordering toe tot een bedrag van € 1.574,85, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 augustus 2021. Voor zover de benadeelde partij heeft beoogd een hoger bedrag aan schade te vorderen, zal de rechtbank de benadeelde partij in dat gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.574,85, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 25 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 10 weken;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de
gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 5 weken, niet zal worden ten uitvoer gelegd,tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarden geldt dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1.574,85, aan materiële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 1.574,85 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 25 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.D. Groen, voorzitter, mrs. G. Schnitzler en I.G.C. Bij de Vaate, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Visser, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 mei 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 23 augustus 2021 te Utrecht
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken oogkas, een schouder uit de kom
en/of gekneusd en een gebroken hielbeen, heeft toegebracht door [slachtoffer]
- met kracht aan haar haren te trekken,
- meermalen in het gezicht en/of op haar hoofd te stompen en/of slaan,
- in zijn, verdachtes auto te trekken/duwen,
- in een rijdende auto meermalen met kracht te stompen/slaan, waardoor die
geen andere uitweg zag dan uit zijn, verdachtes, rijdende auto te
springen;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 augustus 2021 te Utrecht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer]
- met kracht aan haar haren heeft getrokken,
- meermalen in het gezicht en/of op haar hoofd heeft gestompt en/of geslagen,
- in zijn, verdachtes auto heeft getrokken/geduwd,
- in een rijdende auto meermalen met kracht heeft gestompt/geslagen, waardoor
die [slachtoffer] geen andere uitweg zag dan uit zijn, verdachtes, rijdende auto te
springen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 augustus 2021 te Utrecht
[slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
- met kracht aan haar haren te trekken,
- meermalen in het gezicht en/of op haar hoofd te stompen en/of slaan,
- in zijn, verdachtes auto te trekken/duwen en/of
- in een rijdende auto meermalen met kracht te stompen/slaan, waardoor die
geen andere uitweg zag dan uit zijn, verdachtes, rijdende auto te
springen,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken oogkas, een schouder
uit de kom en/of gekneusd en een gebroken hielbeen ten gevolge heeft gehad;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 1 september 2021 en 16 december 2021, genummerd PL0900-2021269047, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 129. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , pagina 3 en 4.
3.Aanvullend proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] , pagina 74.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 42 en 43.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 16.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 20.
7.Een geschrift, inhoudende de letselrapportage van 3 september 2021, opgemaakt door M. Hondius, forensisch arts werkzaam voor GGD regio Utrecht, met bijlagen, pagina 85 e.v.
8.Een geschrift, inhoudende het verslag van de Spoedeisende hulp van het Diakonessenziekenhuis van 23 augustus 2021, opgemaakt door [A] , arts assistent mede namens dr. [B] , SEH-arts, pagina 11-14.