ECLI:NL:RBMNE:2022:1726

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
2 mei 2022
Zaaknummer
9171944 UC EXPL 21-3165
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrechtelijke geschil over nachtverlaging van stadverwarming en verplichtingen van verhuurder

In deze zaak heeft de kantonrechter op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een huurrechtelijk geschil tussen de Stichting Bo-Ex '91 (eiser) en een huurder (gedaagde) over de nachtverlaging van de stadverwarming. De huurder had geklaagd dat de verhuurder tekortschiet in haar verplichtingen door de temperatuur van de stadverwarming gedurende de nacht te verlagen. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis op 12 januari 2022 Bo-Ex verzocht om nadere informatie over de gevolgen van deze nachtverlaging. Bo-Ex heeft hierop gereageerd met meetgegevens en toelichtingen over de energiebesparing en de effecten van de nachtverlaging op de temperatuur in de woning van de huurder.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder zijn woning overdag onvoldoende verwarmt, wat leidt tot een te lage temperatuur 's nachts. De rechter oordeelt dat de verhuurder niet tekortschiet in haar verplichtingen en dat de huurder moet zorgen voor voldoende verwarming overdag om 's nachts een vergelijkbare temperatuur te kunnen bereiken als andere huurders. De kantonrechter heeft de vorderingen van de verhuurder toegewezen, inclusief de betaling van achterstallige voorschotbijdragen door de huurder, en de vorderingen van de huurder in reconventie afgewezen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel verhuurder als huurder in het kader van huurrecht en energiebesparing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9171944 UC EXPL 21-3165 DS/1286
Vonnis van 4 mei 2022
inzake
de stichting
Stichting Bo-Ex '91,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen Bo-Ex,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. S.P.J. Visser,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie
gemachtigde: mr. I.J. Penning.

1.Het vervolg van de procedure

1.1.
De kantonrechter heeft op 12 januari 2022 een tussenvonnis (hierna: het tussenvonnis) gewezen en Bo-Ex verzocht om nadere informatie te verstrekken genoemd in punt 3.8. van het tussenvonnis. Dat heeft Bo-Ex bij akte van 9 maart 2022 gedaan. [gedaagde] heeft daarop gereageerd op 6 april 2022. Vervolgens heeft de kantonrechter besloten dat zij vandaag een eindbeslissing in de zaak zal nemen.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Zoals in het tussenvonnis is overwogen moet in deze zaak worden beoordeeld of Bo-Ex te kort schiet in haar verplichtingen als verhuurder door de temperatuur van de stadverwarming die Bo-Ex in het complex gedurende de nacht (tussen 24:00 en 6:00 uur) te verlagen. [gedaagde] heeft zijn nacht- en dagritme namelijk omgedraaid en wenst in de nacht zijn woning te kunnen verwarmen tot 19 graden Celsius.
2.2.
De kantonrechter had, om die vraag te kunnen beantwoorden, behoefte aan een nadere toelichting over de gevolgen van de nachtverlaging, zowel in financiële zin, als voor wat betreft de maximale temperatuur die in de nacht in de woning kan worden behaald. Bo-Ex heeft de gevraagde toelichting verstrekt door als productie 10 over te leggen:
2.2.1.
De meetgegevens betreffende aanvoertemperatuur en kamertemperatuur aan de [adres] . Deze woning heeft volgens Bo-Ex dezelfde bouwtechnische en energetische eigenschappen als de woning van [gedaagde] . Beide woningen beschikken over energielabel B. Bij het meetonderzoek is de thermostatische radiatorknop in een afgesloten woonkamer ingesteld op stand 3 (waarbij stand 1 het laagst is en stand 5 het hoogst). Daarbij is vastgesteld dat niet elke nacht de toevoertemperatuur wordt verlaagd. Als de buitentemperatuur het toelaat (de kantonrechter begrijpt: als het niet te koud is) om de toevoertemperatuur te verlagen, is het effect gedurende de meetperiode 2 tot 3 graden op de kamertemperatuur geweest. De gemiddelde temperatuur bedroeg overdag 23 graden en de laagst gemeten temperatuur bij nachtverlaging was 19,8 graden. Metingen verricht met de tussendeur naar de gang open, laten geen afwijkend beeld zien van het effect van de nachtverlaging. Deze meetgegevens zijn gelegd naast de meetgegevens die waren verkregen tijdens het eerdere onderzoek naar de temperatuur in de woning van [gedaagde] . Het verschil in temperatuur laat zich volgens Bo-Ex verklaren door het gegeven dat [gedaagde] de verwarming in zijn woning overdag uitzet en de ramen in de woning open. Daardoor koelt de woning overdag te veel af en lukt het niet de temperaturen tijdens de nacht de halen die wel kunnen worden verkregen als overdag “normaal” wordt gestookt.
2.2.2.
Een toelichting op de energiebesparing die kan en is verkregen door toepassing van de nachtverlaging. Volgens gegevens van toonaangevend installatiebedrijf [onderneming 1] zou een nachtverlaging naar 19 graden een besparing opleveren van 5% en een verlaging van 21 graden naar 17 graden 10%. Volgens [onderneming 2] is het energieverbruik in het complex nadat de nachtverlaging was gerepareerd met 11 % afgenomen terwijl de gewogen graaddagen (als het gedurende een dag precies één graad onder de stookgrens van 18 graden is) juist met 5% zijn toegenomen. In de akte zelf is nader toegelicht dat deze energiebesparing leidt tot lagere kosten van de totale omslag van energie over de huurders en dus financieel ook gunstiger is voor alle huurders in het complex.
2.2.3.
Een toelichting op de vraag of het verschil maakt of een woning dichtbij of verder verwijderd van de warmteverdeler zit. Daarover zegt Bo-Ex dat de afstand van de woning in het traject van betekenis is voor de snelheid van het merkbare effect van verlaging en verhoging van de temperatuur. Hoe verder weg een woning op het traject is aangesloten hoe langer de reactietijd dus is. Dat heeft echter geen effect op de uiteindelijke warmtelevering, want bij het onderstation wordt de retourtemperatuur gemeten en wordt de pomp pas afgebouwd zodra de retourtemperatuur aan de ingestelde waarden voldoet. Het is dan wel van belang, zo begrijpt de kantonrechter, dat de bewoner ervoor zorgt dat de temperatuur in de woning wordt verhoogd op een moment dat de aanvoertemperatuur dat ook mogelijk maakt. Je moet dus warmte in de woning brengen voordat de nachtverlaging ingaat.
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat Bo-Ex met de verstrekte informatie voldoende, en duidelijk, de informatie heeft verstrekt waarom de kantonrechter had gevraagd. Het was uitdrukkelijk niet de bedoeling van de kantonrechter dat er een uitgebreid deskundigenbericht zou komen. Het is namelijk niet wenselijk dat onnodige kosten worden gemaakt door Bo-Ex als sociale verhuurder in een zaak waarin zij haar standpunt bepleit vanuit de verantwoordelijkheid die zij contractueel heeft om de kosten voor haar huurders zo laag mogelijk te houden.
2.4.
De reactie van [gedaagde] op de toelichting die Bo-Ex heeft gegeven, komt erop neer dat Bo-Ex een deskundigenonderzoek had moeten laten verrichten en metingen had moeten doen in alle woningen van het complex en dat de verrichte metingen niet als representatief kunnen worden beschouwd. Overdag stoken met de radiatorstand op 3 zou volgens [gedaagde] bovendien in strijd zijn met kostenbesparings- en milieuargumenten. Dit verweer passeert de kantonrechter op grond van wat in punt 2.3. is overwogen.
2.5.
Wat overblijft is dat [gedaagde] vindt dat hij overdag de verwarming uit moet kunnen zetten en het raam open als hij dat wil en vervolgens in de nacht zijn woning warm wil kunnen stoken tot 19 graden. [gedaagde] heeft dit standpunt ook publiekelijk kenbaar gemaakt in een interview met het [.] (zie daarvoor het krantenartikel dat Bo-Ex als productie 9 heeft overgelegd). Het lijkt erop dat [gedaagde] van deze zaak een principekwestie maakt. In voornoemd krantenartikel staat namelijk het volgende opgenomen: “
De Hoge Raad is indien nodig het eindstation, laat hij nu al weten. Het gaat mij om het principe”.De kantonrechter vindt dat dit te ver gaat. Van [gedaagde] mag worden verwacht dat hij zijn woning overdag zo verwarmt dat kan worden bereikt waar alle huurders in het complex uiteindelijk baat bij hebben: minder energieverbruik en lagere kosten. Als dat bekent dat hij overdag zijn verwarming open moet zetten, dan is dat iets wat hij voor lief moet nemen. Als het dan voor hem te warm wordt en hij meent dat hij daarom een raam open moet zetten, dan is dat een keuze die voor zijn rekening moet komen. Dat zal dan leiden tot hogere stookkosten, maar die zou hij ook hebben als hij, anders dan de gemiddelde huurder, ’s nachts zijn woning veel warmer wil hebben dan de gemiddelde huurder.
2.6.
Een en ander leidt tot de volgende conclusies in conventie, reconventie en de incidentele vordering tot overleggen van stukken.
In conventie
2.7.
De kantonrechter zal de vorderingen van Bo-Ex toewijzen. Zoals hiervoor is overwogen is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] moet dulden dat Bo-Ex gedurende de nacht de warmtetoevoer verlaagt. De wijze waarop Bo-Ex warmte in het complex laat brengen is passend om aan de warmtelevering van een doorsnee huurder tegemoet te komen. Bo-Ex schiet dus niet te kort in haar verplichtingen als verhuurder door de temperatuur van de stadverwarming die Bo-Ex in het complex gedurende de nacht (tussen 24:00 en 6:00 uur) te verlagen. [gedaagde] moet als goed huurder overdag voor voldoende verwarming van zijn woning zorgen als hij in de nacht over eenzelfde temperatuur als de doorsnee huurder wil kunnen beschikken.
2.8.
Dit betekent dat [gedaagde] de voorschotbijdragen die in conventie worden gevorderd moet betalen. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling op 7 december 2021 toegezegd de maandelijkse voorschotbijdragen weer te gaan betalen in afwachting van een eindvonnis. Die toezegging is [gedaagde] niet nagekomen. Daardoor is de achterstand opgelopen tot € 951,42. De kantonrechter zal [gedaagde] dan ook veroordelen tot betaling van de achterstallige voorschotbedragen, zoals door Bo-Ex gevorderd vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de respectieve vervaldata.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.9.
Bo-Ex vordert betaling van incassokosten van € 70,68
.Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
Proceskosten
2.10.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Bo-Ex worden begroot op:
- dagvaarding € 108,22
- griffierecht € 507,00
- salaris gemachtigde €
372,00(3 punten x tarief € 124,00)
Totaal € 987,22
In reconventie
2.11.
Onder verwijzing naar hetgeen in punt 2.5. is overwogen, zal de kantonrechter de vordering van [gedaagde] tot opheffing van de nachtverlaging in de woning afwijzen. Ook de vordering tot huurverlaging zal worde afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] minder huurgenot van Bo-Ex heeft ontvangen dan waar hij recht op heeft. Van een gebrek in de categorie C ‘Overige ernstige gebreken’ van het Gebrekenboek is geen sprake. Alle vorderingen van [gedaagde] in reconventie worden dus afgewezen.
2.12.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Bo-Ex worden begroot op een bedrag van
€ 249,00 (2 punten x tarief € 249,00 x correctiefactor 0,5) aan salaris gemachtigde.
In het incident
2.13.
Bo-Ex heeft [gedaagde] de meetresultaten en onderzoeksbevindingen van [onderneming 3] gemaild op 19 mei 2020 en 16 juni 2020. [gedaagde] gaat er kennelijk vanuit dat de gegevens die hij heeft verkregen niet compleet zijn en heeft daarom een incident opgeworpen om het volledige rapport inclusief een uitdraai van de uitkomst van de meetapparatuur te overleggen. De kantonrechter zal ook deze vordering afwijzen. Voldoende aannemelijk is namelijk geworden dat Bo-Ex niet over meer gegevens van [onderneming 3] beschikt dan zij al aan [gedaagde] heeft gestuurd en die (nogmaals) bij akte van 26 november 2021 in het geding zijn gebracht. Bovendien zijn als productie 10 meetgegevens van een vergelijkbaar onderzoek in het geding gebracht. De zal [gedaagde] veroordelen in de proceskosten van het incident die van de zijde van Bo-Ex worden begroot op nihil omdat de procedure in het incident ondergeschikt was aan die in conventie en reconventie.

3.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
3.1.
veroordeelt [gedaagde] aan Bo-Ex te betalen:
  • de achterstand in de periodieke voorschotbijdragen tot en met april 2021 van € 481,42 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 april 2021 tot de dag der algehele voldoening;
  • de buitengerechtelijke incassokosten van € 70,68;
  • de vervallen wettelijke rente tot aan de dagvaarding van € 2,50;
  • de periodieke voorschotbijdragen, opeisbare stookkosten en opeisbare kosten voortvloeiend uit water- en elektraverbruik vanaf 30 april 2021 tot de dag der algehele voldoening, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve vervaldata van de facturen;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de zijde van Bo-Ex worden begroot op € 987,22, waarin begrepen € 372,00 aan salaris gemachtigde.
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
3.4.
wijst af wat meer of anders gevorderd is;
In reconventie
3.5.
wijst de vorderingen af
3.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van Bo-Ex begroot op € 249,00 aan salaris gemachtigde.
In het incident
3.7.
wijst de vordering van [gedaagde] af;
3.8.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Bo-Ex begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2022.