ECLI:NL:RBMNE:2022:1725
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek ongegrond verklaard in bestuursrechtelijke procedure
In deze wrakingszaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 29 april 2022 uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker, dat was ingediend op 15 maart 2022. Het verzoek was gericht tegen mr. J.H. Lange, de behandelend rechter in de hoofdzaak, waarin verzoeker beroep had ingesteld tegen een besluit van de Korpschef van de Politie, Eenheid Midden-Nederland. Verzoeker stelde dat hij niet tijdig het volledige procesdossier had ontvangen, waardoor hij niet in staat was om zijn zaak adequaat voor te bereiden. Hij verzocht om uitstel van de behandeling, maar dit verzoek werd door de rechtbank afgewezen. Verzoeker meende dat deze afwijzing de schijn van partijdigheid wekte en diende daarom een wrakingsverzoek in.
De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van de criteria van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht. De kamer oordeelde dat de beslissing van de rechter om het uitstelverzoek af te wijzen een procesbeslissing betreft en dat deze beslissing op zichzelf geen grond vormt voor wraking. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. De afwijzing van het uitstelverzoek was niet zo onbegrijpelijk dat deze als blijk van vooringenomenheid kon worden geïnterpreteerd. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond en droeg de griffier op om deze beslissing aan alle betrokken partijen toe te zenden.