ECLI:NL:RBMNE:2022:1722

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 april 2022
Publicatiedatum
2 mei 2022
Zaaknummer
537281 / HA RK 22-82
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet ontvankelijk verklaard wegens te late indiening

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 29 april 2022 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker in het kader van zijn faillissement en dat van zijn echtgenote. Het wrakingsverzoek was gericht tegen rechter-commissaris mr. P.J. Neijt, die betrokken was bij de faillissementen. De verzoeker stelde dat de rechter-commissaris zich had moeten afzijdig houden, omdat er een hechte band zou zijn tussen de rechter-commissaris en de curatoren, wat de onafhankelijkheid van het advies van de rechter-commissaris in gevaar zou hebben gebracht. De rechter-commissaris betwistte deze claim en stelde dat hij zijn wettelijke taak vervulde door advies te geven aan de rechtbank.

De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking te laat was ingediend. Volgens artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet een verzoek tot wraking worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Aangezien de verzoeker op 7 maart 2022 op de hoogte was van het advies van de rechter-commissaris, maar pas op 5 april 2022 het wrakingsverzoek indiende, werd hij niet-ontvankelijk verklaard. De wrakingskamer concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het tijdsverloop rechtvaardigden.

Ten overvloede merkte de wrakingskamer op dat, zelfs als het verzoek tijdig was ingediend, er geen gegronde reden voor wraking zou zijn geweest, aangezien de rechter-commissaris enkel zijn wettelijke taak had uitgevoerd. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 537281 / HA RK 22-82
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 29 april 2022
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het wrakingsverzoek van 5 april 2022;
- de schriftelijke reactie van 6 april 2022 van mr. P.J. Neijt;
- een nadere toelichting op het wrakingsverzoek van 15 april 2022.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 15 april 2022 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Verzoeker en mr. Neijt zijn met bericht van verhindering allebei niet verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft in het faillissement van hemzelf en wijlen zijn echtgenote en de faillissementen van verschillende aan hem gelieerde vennootschappen een verzoek tot wraking gedaan. Het verzoek is gericht tegen rechter-commissaris mr. P.J. Neijt (verder: de rechter-commissaris), die betrokken is bij de faillissementen.
2.2.
Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de rechter-commissaris zich afzijdig had moeten houden toen de rechtbank hem om advies vroeg in een procedure over zijn verzoek tot ontslag van de curatoren (C/16/14/727 F c.s.). Er is een hechte band ontstaan tussen de curatoren en de rechter­commissaris. De rechter-commissaris volgt de curatoren altijd en kan daarom geen onafhankelijk advies geven aan de rechtbank. Door toch advies te geven aan de rechtbank, heeft de rechter-commissaris feitelijk de rechtbank beïnvloed met een partijdig en niet onafhankelijk advies. Het advies van de rechter-commissaris is hoofdzakelijk de oorzaak van het afwijzen van het verzoek tot ontslag van de curatoren.
2.3.
De rechter-commissaris heeft niet berust in de wraking. In zijn schriftelijke reactie stelt hij zich op het standpunt dat de rechtbank, voordat zij een beslissing neemt, op grond van artikel 65 van de Faillissementswet (verder: Fw) verplicht is de rechter-commissaris te horen. Dit geldt onder meer als de rechtbank moet beslissen op een verzoek tot ontslag van een curator. De rechter-commissaris stelt dat hij - door de rechtbank advies te geven - invulling heeft gegeven aan zijn wettelijke taak. Dat de inhoud van zijn advies en de beslissing van de rechtbank verzoeker niet bevalt, is geen gegronde reden voor wraking.

3.De beoordeling

3.1
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
Op grond van artikel 37 lid 1 Rv moet het verzoek worden gedaan zodra die feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Het verzoek tot wraking is gericht tegen het advies van de rechter-commissaris. Het advies dateert van 22 februari 2022 en is behandeld bij de zitting op 7 maart 2022 in de procedure C/16/14/727 F c.s.
Als verzoeker niet voor de zitting al op de hoogte was gebracht van de inhoud van het advies dan is hij in ieder geval op 7 maart 2022 bekend geworden met het bestaan en de inhoud daarvan. Verzoeker heeft desondanks gewacht tot 5 april 2022 met het indienen van zijn wrakingsverzoek. Dat is minstens vier weken later. De wrakingskamer is van oordeel dat dit in beginsel te laat is, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die dit tijdsverloop rechtvaardigen. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is de wrakingskamer in dit geval niet gebleken. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het wrakingsverzoek.
3.3.
Ten overvloede overweegt de wrakingskamer dat de rechter-commissaris op verzoek van de rechtbank een advies heeft uitgebracht en daarmee slechts uitvoering heeft gegeven aan zijn wettelijke taak (op grond van artikel 65 Fw). Ook als eiser zijn wrakingsverzoek wel tijdig had ingediend, zou dit geen gegronde reden voor wraking zijn geweest.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de rechter-commissaris tegen wie het verzoek tot wraking is gericht, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van team Toezicht, waarin de rechter-commissaris werkzaam is en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.C. Stijnen, voorzitter, mr. D. Wachter en
mr. H.B.W. Beekman als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. C. Vos, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2022.
de griffier wegens afwezigheid van de voorzitter wordt deze beslissing getekend door de oudste rechter
de griffier is buiten staat
deze beslissing te ondertekenen
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.