ECLI:NL:RBMNE:2022:1719

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
2 mei 2022
Zaaknummer
UTR 21/3700
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering toekenning WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidseisen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een voormalige keukenmedewerker, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de weigering van een WIA-uitkering. Eiser had zich ziekgemeld vanuit een WW-uitkering en verzocht om een WIA-uitkering op basis van zijn arbeidsongeschiktheid. Het Uwv concludeerde dat eiser per 10 februari 2021 voor 0% arbeidsongeschikt was, wat betekende dat hij niet in aanmerking kwam voor de uitkering. Eiser was het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de medische beoordeling van het Uwv getoetst en vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep, [A], een zorgvuldige beoordeling heeft uitgevoerd. Eiser had verschillende klachten, waaronder PTSS en zenuwpijn, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts voldoende rekening had gehouden met deze klachten bij het opstellen van de functionele mogelijkhedenlijst (FML). Eiser voerde aan dat zijn klachten onvoldoende waren meegenomen, maar de rechtbank vond dat hij geen medische onderbouwing had gepresenteerd die de beoordeling van de verzekeringsarts kon weerleggen.

De rechtbank concludeerde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was en dat de weigering van de WIA-uitkering gerechtvaardigd was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien het beroep niet succesvol was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3700

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 april 2022 in de zaak tussen

[eiser] te [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. M. Berkel),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. E.C.H. Coenen).

Inleiding

Eiser was werkzaam als keukenmedewerker voor gemiddeld 38,16 uur per week. Op
3 september 2018 is eisers dienstverband beëindigd. Eiser heeft aansluitend van het Uwv een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) gekregen. Op 13 februari 2019 heeft eiser zich vanuit de WW ziekgemeld.
Op 1 november 2020 heeft eiser bij het Uwv een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Het Uwv heeft die aanvraag beoordeeld. Een arts van het Uwv heeft eiser telefonisch gesproken en heeft dossieronderzoek verricht. Deze arts heeft beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn en heeft die beperkingen opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Een verzekeringsarts van het Uwv heeft dit daarna getoetst en akkoord bevonden. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het Uwv vastgesteld dat er drie functies zijn die eiser, ondanks zijn beperkingen, zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft ook nog twee reservefuncties geduid. De arbeidsdeskundige heeft berekend wat de verdiencapaciteit is en aan de hand daarvan heeft hij berekend dat eiser 0% arbeidsongeschikt is, omdat eiser in de geselecteerde functies een hoger uurloon kan verdienen dan het uurloon in zijn vorige functie van keukenmedewerker.
Bij besluit van 15 december 2020 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiser meegedeeld dat hij vanaf 10 februari 2021 geen WIA-uitkering kan krijgen, omdat hij voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt.
Naar aanleiding van eisers bezwaar hebben een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het Uwv een nieuw onderzoek gedaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aanleiding gezien de FML aan te passen op een aantal punten. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft aan de hand van de aangepaste FML geconcludeerd dat voldoende geschikte functies overblijven die gelijksoortig zijn aan de eerder geduide functies. De wijziging van functies leidt niet tot een verandering van eisers mate van arbeidsongeschiktheid.
Bij besluit van 14 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft via een onlineverbinding plaatsgevonden op 31 januari 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Waar gaat het over in deze zaak?

1. Volgens het Uwv is eiser per 10 februari 2021 voor 0% arbeidsongeschikt, zodat eiser niet in aanmerking komt voor een WIAuitkering.
Eiser is het hier niet mee eens en vindt dat hij verdergaand arbeidsongeschikt is. Aan de hand van wat eiser in beroep heeft aangevoerd, moet de rechtbank beoordelen of het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is en daarom niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. Daarbij gaat het om de medische situatie van eiser op 10 februari 2021. Dit is de datum waar het in deze zaak om gaat.

Wat vindt de rechtbank?

Toetsingskader
2. Bij de beoordeling van het beroep stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
  • op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen,
  • geen tegenstrijdigheden bevatten, en
  • voldoende begrijpelijk zijn.
De rapporten en besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet de eisende partij dan wel aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de medische rapporten niet aan de drie genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de drie genoemde voorwaarden is voldaan. Om voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
Zorgvuldigheid van het onderzoek
3. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat sprake is geweest van een onzorgvuldig medisch onderzoek. Verzekeringsarts bezwaar en beroep [A] heeft eiser op de hoorzitting gesproken en aansluitend op het spreekuur een medisch onderzoek verricht. [A] heeft in overleg met eiser informatie opgevraagd bij eisers huisarts en bij de psycholoog van de Jellinek kliniek. Zij heeft dossieronderzoek verricht en daarbij heeft zij meegenomen de verkregen nadere informatie van de psycholoog van 9 juni 2021 en van de huisarts van 11 juni 2021 met daarbij het huisartsenjournaal en de brief van de anesthesioloog-pijnspecialist van 17 oktober 2019. Zij heeft haar bevindingen gerapporteerd in haar rapport van 28 juni 2021. Daarbij is zij gemotiveerd ingegaan op de bezwaren van eiser. Dat rapport is voldoende begrijpelijk en bevat geen tegenstrijdigheden.
Medische beoordeling
4. Eiser voert aan dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn klachten. Als gevolg van de ernstige mishandelingen heeft hij PTSS klachten. Ook heeft hij zenuwletsel waardoor hij aangezichtspijn heeft. Eiser vindt dat zijn beperkingen en klachten onvoldoende zijn vertaald in de FML. Hij vindt dat ten onrechte geen beperkingen zijn aangenomen ten aanzien van het vasthouden en verdelen van de aandacht en voor geluidsbelasting. Juist vanwege zijn PTSS klachten is hij aangewezen op een rustige werkomgeving, omdat hij snel is afgeleid. Ook is ten onrechte geen urenbeperking opgenomen, terwijl hij wel een behandeling volgt bij Jellinek en hij ook weer opgenomen zal worden. Op de zitting heeft eiser verteld over zijn pijn aan zijn gezicht en dat de mate van pijn steeds wisselt. Hij slikt nog steeds medicatie. Hij heeft veel gesolliciteerd, maar wordt niet aangenomen vanwege zijn klachten.
5. De rechtbank stelt voorop dat het bij de beoordeling van dit beroep gaat om de gezondheidstoestand van eiser op de beoordelingsdatum 10 februari 2021. De verzekeringsartsen van het Uwv hebben dus bij de beoordeling van de gestelde klachten moeten kijken naar de gezondheidstoestand op die datum.
6. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling van verzekeringsarts bezwaar en beroep [A] . Bij het vaststellen van de beperkingen van eiser heeft zij rekening gehouden met de vastgestelde diagnoses pijn in het aangezicht, zenuwpijn en PTSS en de daaruit voortkomende klachten. De vertaalslag die is gemaakt naar de beperkingen van eiser kan de rechtbank goed volgen. Zo ook de motivatie van [A] in haar rapport van 28 juni 2021 waarom zij geen aanleiding ziet om meer beperkingen aan te nemen.
7.1
Anders dan eiser stelt, ziet de rechtbank geen aanleiding om te concluderen dat onvoldoende rekening is gehouden met de psychische en fysieke beperkingen van eiser.
Zo heeft [A] inzichtelijk gemotiveerd waarom er geen aanleiding is om voor eiser een urenbeperking conform de Standaard Duurbelastbaarheid aan te nemen. Eiser heeft wekelijks een gesprek van één uur met de psycholoog. Een beperking van de duurbelastbaarheid op basis van verminderde beschikbaarheid doet zich dan niet voor. Dat is pas aan de orde als eiser een dag of dagdeel behandeling volgt, waardoor hij feitelijk niet tenminste acht uur per dag beschikbaar is om te werken. Dat is op de beoordelingsdatum 10 februari 2021 niet het geval. In het geval eiser opnieuw wordt opgenomen, leidt dat tot een mogelijke wijziging van zijn beschikbaarheid en zou hij die wijziging aan het Uwv moeten doorgeven. Verder heeft [A] ook uitgelegd dat de duurbelastbaarheid ook op basis van een energetische of een preventieve indicatie kan worden beperkt, maar dat indicaties daarvoor niet aan de orde zijn bij eiser. De rechtbank kan dit goed volgen, omdat voor een beperking uit preventief of energetisch oogpunt eiser geen onderbouwing heeft overgelegd.
De beroepsgrond slaagt niet.
7.2
In het rapport heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep helder uitgelegd waarom er ten aanzien van de psychische klachten geen beperkingen worden aangenomen ten aanzien van afleiding van anderen en veelvuldige storingen en onderbrekingen. Volgens [A] is uit de onderzoeken geen objectieve aanwijzingen voor verhoogde afleidbaarheid geobjectiveerd. Eiser kan zich voldoende concentreren. Eiser heeft bovendien geen medische informatie ingediend waaruit blijkt dat er op het aspect vasthouden en verdelen van de aandacht wel beperkingen aangenomen hadden moeten worden.
De beroepsgrond slaagt niet.
7.3
Verzekeringsarts bezwaar en beroep [A] heeft gemotiveerd dat vanwege eisers angst en het wantrouwen als gevolg van de PTSS eiser aangewezen is op een redelijk voorspelbare werksituatie. Zij heeft daarbij uitgelegd dat het daarbij niet gaat om de complexiteit van het werk, maar om het niet kunnen inspelen op sterk wisselende uitvoeringsomstandigheden (bijvoorbeeld wisselende werkplekken) of steeds wisselende prioriteiten in het werk. Vanwege eisers angstklachten en wantrouwen heeft zij ook een beperking opgenomen voor het samenwerken met anderen in die zin dat eiser wel met anderen kan samenwerken, maar met een eigen, van te voren afgebakende deeltaak.
Eiser heeft ten aanzien van deze aspecten geen informatie overgelegd die de rechtbank doen twijfelen aan de motivering van [A] . De beroepsgrond slaagt daarom niet.
7.4
Eiser heeft ook aangevoerd dat ten onrechte geen beperking is opgenomen voor het hanteren van emotionele problemen van anderen, terwijl hij wel beperkt is voor het omgaan met conflicten. Ook vindt hij het niet terecht dat geen beperkingen zijn opgenomen voor het uiten van eigen gevoelens, terwijl hij wel bekend is met gevoelens van boosheid en in de FML wel staat dat hij niet met veeleisende patiënten kan omgaan.
Ten aanzien van deze aspecten heeft [A] in haar rapport gemotiveerd dat zij geen aanleiding ziet beperkingen aan te nemen zoals eiser die voor staat, aangezien die beperkingen niet medisch zijn geobjectiveerd. De rechtbank kan dit volgen, omdat eiser voor zijn standpunt geen nadere medische onderbouwing heeft overgelegd.
De beroepsgrond slaagt niet.
7.5
Ten aanzien van het aspect werken zonder deadlines en productiepieken heeft [A] gemotiveerd dat dit geldt voor mentaal complexe taken. In eenvoudig productiematig / routinematig werk is voor eiser ongeveer twee keer per week een deadline of productiepiek mogelijk. Zij heeft zich daarbij gebaseerd op de beschikbare gegevens.
Eiser heeft daartegenover geen andere medische informatie gesteld die doet twijfelen aan de onderbouwing van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De beroepsgrond slaagt niet.
7.6
Eiser heeft ook betoogd dat hij niet kan werken in een lawaaiige omgeving. Op de zitting heeft zijn gemachtigde in dat verband toegelicht dat het van algemene bekendheid is dat personen met PTSS niet kunnen werken in een omgeving met veel geluiden. Het gaat dan niet om een beperking voor horen, waar [A] van uit is gegaan, maar om het werken in een drukke omgeving.
De rechtbank overweegt dat geen medische onderbouwing voor dit standpunt is aangedragen. Het enkele feit dat gemachtigde uit zijn werkervaring weet dat deze beperking vaker voorkomt bij personen met PTSS, is onvoldoende onderbouwing voor zijn standpunt.
Daarbij komt dat verzekeringsarts bezwaar en beroep [A] wel duidelijk heeft onderkend dat eiser klachten heeft als gevolg van de PTSS en dat zij daarom beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren heeft aangenomen.
De beroepsgrond slaagt niet.
7.7
Voor wat betreft eisers klachten als gevolg van de zenuw- en aangezichtspijn is in de FML opgenomen dat eiser geen beschermende middelen kan dragen die druk uitoefenen op zijn gezicht. Ook is eiser beperkt voor koude omgeving en een omgeving met tocht: sterke luchtverplaatsingen. Voor verdergaande beperkingen als gevolg van de zenuw- en aangezichtspijn is geen medische onderbouwing.
8. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling van verzekeringsarts bezwaar en beroep [A] . Het is de specifieke deskundigheid van een verzekeringsarts om de klachten te vertalen in beperkingen bij het uitvoeren van werkzaamheden. Dat eiser zelf vindt dat zijn klachten zijn onderschat en dat verdergaande beperkingen hadden moeten worden opgenomen, doet de rechtbank niet twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Eiser onderbouwt zijn standpunt namelijk niet met (nieuwe) medische stukken. Een eigen klachtenbeleving is onvoldoende om de juistheid van een medische beoordeling onderuit te halen. Dit betekent dat moet worden uitgegaan van de juistheid van de beperkingen die voor eiser zijn opgenomen in de FML van 28 juni 2021.
De beroepsgrond slaagt niet.
Arbeidskundige beoordeling
9. Tegen de arbeidskundige beoordeling heeft eiser aangevoerd dat de geduide functies vanwege zijn beperkingen niet passend voor hem zijn. Zo is er in de functies sprake van repeterend werk, van deadlines en targets en van werken in een onrustige omgeving.
Op de zitting heeft eiser bevestigd dat hij om medische redenen de drie geselecteerde voorbeeldfuncties niet kan verrichten.
10. Nu de medische gronden niet slagen en de rechtbank de medische beoordeling als uitgangspunt neemt, bestaat er geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep Kruijen in haar rapport van 6 juli 2021 heeft beoordeeld welke functies op basis van de gewijzigde FML van 28 juni 2021 geschikt zijn voor eiser. Zij heeft daarbij gekeken naar de werkzaamheden die horen bij deze functies en geconcludeerd dat deze de vastgestelde belastbaarheid van eiser niet overschrijden. Met de aangenomen beperkingen moet eiser in staat worden geacht om de door haar geduide (voorbeeld)functies te verrichten.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor twijfel aan de arbeidskundige beoordeling.
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

11. Het Uwv heeft eiser terecht een WIA-uitkering geweigerd omdat hij op 10 februari 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
12. Omdat het beroep ongegrond is, bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De beslissing is uitgesproken op 28 april 2022 en wordt openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een beroepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.