ECLI:NL:RBMNE:2022:170

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
16/284963-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens bezit en handel in harddrugs met gedeeltelijke vrijspraak voor medeplegen

Op 24 januari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit en de handel in harddrugs, specifiek cocaïne en heroïne, gedurende een periode van drie maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 2002 en gedetineerd in P.I. Veenhuizen, gedurende de periode van 2 augustus 2021 tot en met 20 oktober 2021 in Utrecht handelde in harddrugs en op 20 oktober 2021 een hoeveelheid van 27,55 gram cocaïne en 5,17 gram heroïne in bezit had. De verdachte heeft tijdens de rechtszitting op 10 januari 2022 een bekentenis afgelegd en de rechtbank heeft geoordeeld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is, met uitzondering van het medeplegen van de feiten, waarvoor de verdachte gedeeltelijk is vrijgesproken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 210 dagen, waarvan 114 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en heeft een aantal bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een contactverbod met medeverdachten en drugsgebruikers. De rechtbank heeft ook een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd ter voorkoming van verdere strafbare feiten. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten, de rol van de verdachte in de drugshandel en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn jonge leeftijd en het ontbreken van een strafblad voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/284963-21
Verkort vonnis van de meervoudige kamer van 24 januari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2002] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
gedetineerd in P.I. Veenhuizen, loc. [locatie] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 januari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. B. Nitrauw en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M. van Keulen, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij een strafbaar feit. De verdenking staat beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage is opgenomen in dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij
1. in de periode van 2 augustus 2021 t/m 20 oktober 2021 samen met andere(n) of alleen, in harddrugs (cocaïne en heroïne) heeft gehandeld in Utrecht.
2. op 20 oktober 2021 in Utrecht, samen met andere(n) of alleen, een hoeveelheid harddrugs (27,55 gr cocaïne, 5,17 gr heroïne) in bezit heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte bekent harddrugs voorhanden te hebben gehad en hierin te hebben gehandeld. De rechtbank vindt, mede gelet hierop, dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder de feiten 1 en 2 ten laste gelegde, met uitzondering van het medeplegen van deze feiten. De rechtbank geeft hieronder aan waarom zij dat vindt. Wanneer hoger beroep tegen dit vonnis wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.
Partiële vrijspraak voor medeplegen
Medeplegen vereist bewuste en nauwe samenwerking. Dit houdt in dat de medeplegers opzettelijk samenwerken tot het verrichten van het ten laste gelegde strafbare feit. Uit het dossier en de verklaring van verdachte op de terechtzitting volgt dat verdachte een actieve en aansturende rol had. Verdachte stuurde anderen aan die drugs afleverden bij afnemers. Niet is gebleken van enige verdeling van de opbrengst van de drugshandel, noch is gebleken van andere personen die hierin een rol gelijkwaardig aan die van verdachte hadden. Van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte(n) is geen sprake. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. op momenten in de periode van 2 augustus 2021 tot en met 20 oktober 2021 te Utrecht meermalen telkens opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2. op 20 oktober 2021 te Utrecht opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 27,55 gram van een materiaal bevattende cocaïne en ongeveer 5,17 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
1.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert toepassing van het volwassenenstrafrecht. Daarnaast vordert hij dat verdachte ter zake het door hem bewezen geachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 210 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 114 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel moeten bijzondere voorwaarden worden verbonden, bestaande uit een meldplicht, meewerken aan gesprekken met een PGA-medewerker van het Programma Straatwaarde(n), melden van de telefoonnummers bij verdachte in gebruik en meewerken aan toegeleiding naar en behouden van dagbesteding. Tot slot vordert de officier van justitie oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende een contactverbod met medeverdachten en drugsgebruikers. De officier van justitie vordert de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel. Het contactverbod zou moeten gelden met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en alle personen waarmee via het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer] in de periode van 2 augustus 2021 tot en met 20 oktober 2021 contact is geweest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om, conform het advies van de reclassering, het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte is nog jong en gemotiveerd om zijn leven te beteren. Gelet op de richtlijn voor strafoplegging volgens het jeugdstrafrecht heeft verdachte zijn straf nagenoeg uitgezeten. Daarnaast is een voorwaardelijke straf passend, onder oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van de cognitieve vaardigheden training. Een training om werk te verkrijgen is niet nodig. Verdachte wil werken en heeft daarvoor al vaak gesolliciteerd. De PGA-medewerker van de gemeente Utrecht kan verdachte hier verder bij helpen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder verdachte die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
8.3.1.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft zich gedurende een periode van een aantal maanden schuldig gemaakt aan het dealen van cocaïne en heroïne. Daarnaast heeft verdachte een hoeveelheid harddrugs en softdrugs in zijn bezit gehad. Dit zijn ernstige strafbare feiten. Harddrugs zijn vaak sterk verslavend en schadelijk zijn voor de gezondheid. Door de handel in harddrugs ontstaat schade en overlast voor de samenleving, nu het een feit van
algemene bekendheid is dat gebruikers van harddrugs vaak vermogensdelicten plegen om in hun verslaving te kunnen voorzien. Daarnaast heeft verdachte met zijn handelwijze bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. De handel in drugs gaat gepaard met (zware) criminaliteit en ondermijning van de samenleving. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en heeft slechts gehandeld uit winstbejag. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
8.3.2.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Strafblad
Uit de justitiële documentatie van verdachte van 24 december 2021 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Dat heeft geen positief of negatief effect op de omvang van de te bepalen straf.
Advies van de reclassering
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, van 23 december 2021, opgesteld door A. de Jong, werkzaam als reclasseringswerker.
De reclassering ziet de leefgebieden ‘financiën’, ‘dagbesteding’ en ‘houding’ als delict gerelateerd. Voor het overige lijkt verdachte zijn leefgebieden goed op orde te hebben gehad, maar dit kan niet met zekerheid worden gezegd omdat er geen referenten mochten worden geraadpleegd. De reclassering schat de kans op herhaling van strafbare feiten in als gemiddeld. Als risicofactoren noemt de reclassering het gebrek aan dagbesteding en een inkomen. Verdachte heeft verklaard te zijn gaan dealen omdat hij geen reguliere baan kon krijgen.
De reclassering ziet redenen voor het toepassen van zowel het jeugdstrafrecht als het volwassenenstrafrecht, maar komt uiteindelijk tot de conclusie dat het jeugdstrafrecht (met daarbij een JOVO-begeleiding door de volwassenreclassering) het meest passend is. Verdachte is afhankelijk van zijn ouders en hij kan zijn leven onvoldoende als volwassene vorm geven.
Het financiële motief in combinatie met het gebrek aan enige dagbesteding vormt voor de reclassering aanleiding te adviseren om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden:
  • een meldplicht bij reclassering;
  • gedragsinterventie cognitieve vaardigheden;
  • gedragsinterventie praktische vaardigheden;
  • contactverbod;
  • volgen van opleiding (volwassenenstrafrecht);
  • meewerken aan informatieverstrekking/inwinning.
8.3.3.
Conclusie
Toepassing volwassenenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit negentien jaar oud. Het uitgangspunt is dat jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar worden berecht volgens het volwassenenstrafrecht. Op grond van de ernst van het delict en de persoonlijkheid van de verdachte kan van dit uitgangspunt worden afgeweken. Van zulk soort omstandigheden is niet gebleken. Verdachte presenteert zich als iemand die zich goed kan redden en doet dat ook het liefst zonder hulp van zijn ouders. Daarnaast is er sprake van delicten, waarbij verdachte een volwassen rol vervulde. Bij de drugshandel had hij de touwtjes in handen. Dat verdachte nog niet precies weet wat hij met zijn leven wil is geen reden om tot toepassing van het jeugdstrafrecht over te gaan.
De straf
Gelet op de aard en ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De oriëntatiepunten die rechters gebruiken bij de straftoemeting (LOVS) gaan voor het verkopen, afleveren en/of verstrekken van gebruikershoeveelheden harddrugs in de tenlastegelegde periode uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden. De rechtbank weegt in dit kader als strafverzwarende omstandigheid mee dat verdachte een actieve en aansturende rol heeft gehad in de handel in harddrugs. Door het aansturen van andere jongens om voor hem als drugskoerier te werken, heeft hij ervoor gezorgd dat deze personen ook in de criminaliteit zijn beland. Tegelijkertijd houdt de rechtbank rekening met de jonge leeftijd van verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde. Daarnaast neemt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat hij direct na zijn aanhouding bij de politie een bekennende verklaring heeft afgelegd. Deze open proceshouding en de getoonde bereidwilligheid om mee te werken aan voorgestelde bijzondere voorwaarden geven aanleiding om een gedeelte van de vrijheidsbenemende straf voorwaardelijk op te leggen. Dit voorwaardelijk deel dient als stok achter de deur en biedt verdachte de kans om met de reclassering en PGA-medewerker van de gemeente Utrecht aan de slag te gaan om zijn leven een andere wending te geven.
Conclusie
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 210 dagen, waarvan 114 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. De rechtbank acht hierbij oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de officier van justitie gevorderd passend. De rechtbank is van oordeel dat het recidiverisico met de deze voorwaarden voldoende wordt ingeperkt.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Ter voorkoming van strafbare feiten acht de rechtbank daarnaast oplegging van een contactverbod met de medeverdachten, in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, passend. Dit geldt niet voor het gevorderde contactverbod met drugsgebruikers/afnemers, nu dit te onbepaald is.
Geen dadelijke uitvoerbaarheid
De reclassering schat het recidiverisico van verdachte in als gemiddeld. Gelet hierop en gelet op het feit dat van enig belastend gedrag van verdachte jegens bepaalde personen niet is gebleken, ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om de maatregel van artikel 38v Wetboek van Strafrecht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

9.BESLAG

9.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verbeurdverklaring van de volgende goederen:
  • Nokia dealtelefoon, goednummer 2893696;
  • Alcatel dealtelefoon, goednummer 2893658;
  • €40,60, goednummer 2893677;
  • €180,00, goednummer 2893673;
  • Verpakkingsmateriaal, goednummer 2893708;
  • Verpakkingsmateriaal, goednummer 2893700;
  • Weegschalen, goednummer 2893699;
  • Snijblok, goednummer 28937690.
De officier van justitie vordert onttrekking aan het verkeer van de volgende goederen:
  • Drugs, goednummer 2893666;
  • Drugs, goednummer 2893682;
  • Drugs, goednummer 2893678;
  • Drugs, goednummer 2893685.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de volgende goederen verbeurd verklaren nu het bewezenverklaarde feit met behulp van die goederen is begaan.
2893696 Nokia dealtelefoon
2893658 Alcatel dealtelefoon
2893677 € 40,60
2893673 € 180,00
9. 2893708 2893708 verpakkingsmateriaal
9. 2893708 2893700 verpakkingsmateriaal
9. 2893708 2893699 weegschalen
9. 2893708 28937690 snijblok
De rechtbank zal de volgende goederen aan het verkeer onttrekken nu het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
5. 2893666 2893666 drugs
5. 2893666 2893682 drugs
5. 2893666 2893678 drugs
5. 2893666 2893685 drugs

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 38v, 38w en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
210 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 114 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee (2) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat veroordeelde:
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
- stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
o zich meldt na uitnodiging bij de Reclassering Nederland op de door hen aangegeven tijdstip en locaties. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak, zolang en waar de reclassering dat nodig vindt. Dit kan ook huisbezoeken inhouden. Veroordeelde volgt de aanwijzingen op die hem door of namens de reclassering gegeven worden voor zover niet reeds in andere voorwaarden benoemd. Binnen het toezicht worden (sub)doelen geformuleerd waar veroordeelde aan zal werken deze te behalen;
o meewerkt aan gesprekken met een PGA-medeweker van het programma Straatwaarde(n) of de gemeente Utrecht;
o alle mobiele telefoonnummers die bij verdachte in gebruik zijn meldt bij de reclassering en voornoemde PGA-medewerker; meewerkt aan toeleiding naar studie en/of werk, uitgevoerd door de reclassering en/of (namens) de gemeente Utrecht;
o een legale dagbesteding heeft van ten minste 24 uur per week en die dagbesteding kenbaar maakt aan de reclassering en de PGA-medewerker;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee (2) jaren;
- beveelt dat verdachte gedurende deze twee (2) jaren:
 zich onthoudt van - zowel direct als indirect - contact met:
[medeverdachte 1] , geboren op [2000] ;
[medeverdachte 2] , geboren op [2003] ;
[medeverdachte 3] , geboren op [2002] ;
[medeverdachte 4] , geboren op [2003] ;
[medeverdachte 5] , geboren op [1976] .
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval verdachte niet aan de maatregel voldoet. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 14 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • 2893696 Nokia dealtelefoon;
  • 2893658 Alcatel dealtelefoon;
  • 2893677 € 40,60;
  • 2893673 € 180,00;
  • 2893708 verpakkingsmateriaal;
  • 2893700 verpakkingsmateriaal;
  • 2893699 weegschalen;
  • 28937690 snijblok.
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 2893666 drugs;
  • 2893682 drugs;
  • 2893678 drugs;
  • 2893685 drugs.
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur
daarvan gelijk wordt aan de duur van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter, mrs. L.M.M. Heppe en A. Maas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.A. Chanier, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 januari 2022.
De voorzitter is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer momenten in of omstreeks de periode van 2 augustus 2021 tot en
met 20 oktober 2021 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of
bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid
van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld
in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )
2.
hij op of omstreeks 20 oktober 2021 te Utrechttezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 27,55 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en/of ongeveer 5,17 gram, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne(telkens) een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )