Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
4.WAARDERING VAN HET BEWIJS
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 april 2022;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 28 oktober 2021, genummerd PL0900-2021341897-2, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van [benadeelde 2] namens [bedrijf] B.V., doorgenummerde pagina 74 en 75;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 28 oktober 2021, genummerd PL0900-2021341897-6, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van verbalisant [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina 78;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 28 oktober 2021, genummerd PL0900-2021341902-2, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van [benadeelde 1] , doorgenummerde pagina 93;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde 1] van 28 oktober 2021, genummerd PL0900-2021341902-4, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van verbalisant [verbalisant 4] , doorgenummerde pagina 102;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 28 oktober 2021, genummerd PL0900-2021341888-27, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , doorgenummerde pagina 35 en 36.
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 april 2022, inhoudende dat hij de bestuurder was van de auto;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 28 oktober 2021, genummerd PL0900-2021341888-6, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , doorgenummerde pagina’s 10 en 11.
5.BEWEZENVERKLARING
6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
8.OPLEGGING VAN STRAF
9.BESLAG
10.BENADEELDE PARTIJ [benadeelde 4]
11.BENADEELDE PARTIJ [benadeelde 2]
12.BENADEELDE PARTIJ [benadeelde 1]
13.VORDERING TENUITVOERLEGGING
14.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
- 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en
- 7, 176 van de Wegenverkeerswet 1994,
15.BESLISSING
210 (tweehonderdtien) dagen;
van de gevangenisstraf een gedeelte van 23 (drieëntwintig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
2 (twee) jarenvast;
- verbeurdverklaring van het onder parketnummer 16/293074-21 in beslag genomen voorwerp:
- te weten 1 STK gereedschap (G2897168 Stanley mes);
- verklaart [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
- wijst de vordering van [benadeelde 2] toe tot een bedrag van € 463,66, bestaande uit een vergoeding voor materiële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 oktober 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 463,66 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 oktober 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 9 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot een bedrag van € 862,27, bestaande uit een vergoeding voor materiële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 oktober 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [benadeelde 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 862,27 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 oktober 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 17 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;