ECLI:NL:RBMNE:2022:1697

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 april 2022
Publicatiedatum
29 april 2022
Zaaknummer
16/293074-21; 16/129620-20 (gev. ttz); 16/147710-21 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor brandstichting en veroordeling voor diefstal in vereniging met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 april 2022 uitspraak gedaan in de zaken met parketnummers 16/293074-21 en 16/129620-20. De verdachte is vrijgesproken van brandstichting en vernieling van een auto, maar is wel veroordeeld voor diefstal in vereniging uit twee bedrijfsbussen en het verlaten van de plaats van een verkeersongeval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 28 oktober 2021 in Bussum, samen met een ander, uit voertuigen heeft gestolen, waarbij hij zich toegang heeft verschaft door middel van braak. Daarnaast heeft hij een verkeersongeval veroorzaakt en de plaats van het ongeval verlaten, terwijl hij wist dat er schade was toegebracht aan de gemeente Gooise Meren. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 210 dagen, waarvan 23 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden gericht op behandeling van zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft ook verbeurdverklaring van een in beslag genomen Stanley mes uitgesproken. Drie benadeelde partijen zijn betrokken, waarvan één volledig en één gedeeltelijk is toegewezen, terwijl de derde niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft de proeftijd van een eerdere voorwaardelijke veroordeling verlengd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/293074-21; 16/129620-20 (gev. ttz); 16/147710-21 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1978] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Grave, locatie Grave,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 april 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.C.M. Beneken genaamd Kolmer en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.M.G. Wolffs, advocaat te Amsterdam (waarnemend voor mr. M. Schwab), alsmede de benadeelde partij [benadeelde 1] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
t.a.v. parketnummer 16/293074-21:
feit 1
op 28 oktober 2021 te Bussum, in vereniging, uit voertuigen meerdere (gereedschaps)spullen, toebehorende aan [bedrijf] B.V./ [benadeelde 2] en [benadeelde 1] , heeft gestolen door middel van braak;
feit 2
op 28 oktober 2021 een verkeersongeval heeft veroorzaakt in Bussum en de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat er daardoor schade aan gemeente Gooise Meren was toegebracht;
t.a.v. parketnummer 16/129620-20:
primair
op 20 oktober 2019 te Hilversum opzettelijk brand heeft gesticht waardoor een auto is verbrand en gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
subsidiair
op 20 oktober 2019 te Hilversum opzettelijk en wederrechtelijk een auto, toebehorende aan
[benadeelde 3] , heeft vernield.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht ten aanzien van parketnummer 16/293074-21 beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van parketnummer 16/129620-20 acht de officier van justitie zowel het primair als subsidiair tenlastegelegde onvoldoende wettig en overtuigend te bewijzen. Het bloed van verdachte is immers niet in de desbetreffende auto aangetroffen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de onder parketnummer 16/293074-21 tenlastegelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het onder parketnummer 16/129620-20 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak t.a.v. parketnummer 16/129620-20
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 16/129620-20 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Verdachte heeft ontkend de betreffende auto in brand te hebben gestoken en heeft ook ontkend de auto te hebben vernield. Het enkele aantreffen van het bloed van verdachte op de grond in de nabijheid van de plek waar de auto zou hebben gestaan, is onvoldoende om betrokkenheid van verdachte bij de brandstichting, dan wel de vernieling van deze auto, aan te kunnen nemen. Enig ander bewijs van betrokkenheid van verdachte ontbreekt immers.
Bewijsmiddelen t.a.v. parketnummer 16/293074-21 [1]
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder parketnummer 16/293074-21 tenlastegelegde feiten (grotendeels) bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
t.a.v. parketnummer 16-293074-21 feit 1:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 april 2022;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 28 oktober 2021, genummerd PL0900-2021341897-2, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van [benadeelde 2] namens [bedrijf] B.V., doorgenummerde pagina 74 en 75;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 28 oktober 2021, genummerd PL0900-2021341897-6, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van verbalisant [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina 78;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 28 oktober 2021, genummerd PL0900-2021341902-2, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van [benadeelde 1] , doorgenummerde pagina 93;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde 1] van 28 oktober 2021, genummerd PL0900-2021341902-4, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van verbalisant [verbalisant 4] , doorgenummerde pagina 102;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 28 oktober 2021, genummerd PL0900-2021341888-27, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , doorgenummerde pagina 35 en 36.
t.a.v. parketnummer 16-293074-21 feit 2:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 april 2022, inhoudende dat hij de bestuurder was van de auto;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 28 oktober 2021, genummerd PL0900-2021341888-6, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , doorgenummerde pagina’s 10 en 11.
Bewijsoverweging t.a.v. parketnummer 16/293074-21 feit 2
De rechtbank overweegt dat verdachte de bestuurder was van de auto en derhalve de controle over de auto had moeten behouden. Verdachte is uit de auto gestapt, terwijl deze nog niet volledig tot stilstand was gekomen. Dat de auto is doorgerold nadat verdachte uit de auto is gesprongen, valt verdachte te verwijten. Verdachte had redelijkerwijs kunnen en moeten weten dat hierdoor schade zou kunnen worden veroorzaakt.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
t.a.v. parketnummer 16/293074-21:
feit 1
op 28 oktober 2021 te Bussum, tezamen en in vereniging met een ander, uit voertuigen een trap en gereedschapskoffers inclusief gereedschap, waaronder een Bosch boormachine, een Festool bouwstofzuiger, divers gereedschap merk Makita, een bouwradio, een Minions-etui met boren, een laser waterpas en een duimstok, toebehorende aan [bedrijf] B.V./ [benadeelde 2] en [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
feit 2
als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Bussum aan de kruising de Landstraat met de Brediusweg, op 28 oktober 2021 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan gemeente Gooise Meren schade was toegebracht.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. parketnummer 16/293074-21:
feit 1
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 2
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 277 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden, zoals opgesteld in het reclasseringsadvies van 29 maart 2022.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met de bijzondere voorwaarden zoals die zijn geadviseerd in het reclasseringsrapport van 29 maart 2022. De raadsvrouw heeft verzocht om het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen straf niet langer te laten zijn dan het aantal dagen dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Verder is verzocht rekening te houden met het advies van de psycholoog om het feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van twee diefstallen uit bedrijfswagens, en het verlaten van een plaats van ongeval. Verdachte heeft meerdere gereedschappen gestolen, die noodzakelijk waren voor aangevers om de werkzaamheden van specifieke klussen te verrichten. Aangevers hebben hierdoor hinder ervaren in het uitoefenen van hun beroep. Bovendien heeft aangever [benadeelde 1] aangegeven dat hij zelfs naar aanleiding van dit feit extra beveiligingsmaatregelen heeft moeten treffen, aangezien hij door dit feit voor de derde keer is getroffen door een diefstal. Burgers worden hierdoor onnodig belast met angstgevoelens voor herhaling. Verdachte heeft hieraan bijgedragen door geen respect te hebben voor het eigendom van anderen, enkel omdat hij door middel van de opbrengst van de diefstallen in zijn eigen middelengebruik wilde voorzien.
Ook door het verlaten van een plaats van ongeval heeft verdachte zijn onverschillige houding laten zien ten opzichte van de consequenties van zijn handelen. Het incident had een ernstigere afloop kunnen hebben, maar ook voor het feit dat de auto uiteindelijk tegen een verkeersbord terechtkwam, dient verdachte verantwoordelijkheid te nemen nu er immers schade is veroorzaakt aan het verkeersbord. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij kennelijk zijn verantwoordelijkheid heeft willen ontlopen, door te vluchten.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
22 februari 2022. Hieruit blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor vermogensdelicten.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het Pro Justitia rapport van 8 maart 2022, uitgebracht door psycholoog E.I.J. Peeters. Hieruit volgt dat bij verdachte sprake is van een complexe pathologie, die tevens bestond tijdens het plegen van de tenlastegelegde feiten. Deze bestaat uit een combinatie van een licht verstandelijke beperking, ADHD, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en de afhankelijkheid van cocaïne. De psycholoog heeft geadviseerd om het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Tevens wordt geadviseerd om aan verdachte in een forensisch kader een langdurige klinische behandeling op te leggen, gericht op de behandeling van zijn verslaving. Aansluitend op de klinische behandeling wordt tevens een fase van begeleid wonen en ambulante behandeling geadviseerd met daarnaast een behandeling gericht op ADHD. Echter kan er gelet op de eerdere positieve ervaringen van verdachte met detenties niet met zekerheid worden gesteld dat een stok achter de deur verdachte voldoende zal motiveren om zich in te zetten om de behandelingen te laten slagen. Derhalve dient de oplegging van een ISD-maatregel te worden overwogen.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van een reclasseringsadvies van GGZ ERW Novadic-Kentron van 29 maart 2022, uitgebracht door reclasseringsmedewerker L. Starink. Hieruit volgt dat voor het verminderen van het hoge recidiverisico de focus dient te worden gelegd op de aanpak van de verslaving en het delictgedrag van verdachte. Afgezien daarvan dient tevens aandacht te worden besteed aan de financiën en dagbesteding van verdachte. Voorts wordt hierin verwezen naar het voornoemde Pro Justitia rapport van 8 maart 2022 en wordt aangegeven dat de reclassering zich volledig aansluit bij dit advies. De reclassering adviseert derhalve een (deels) voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: 1) meldplicht, 2) opname in een zorginstelling, 3) ambulante behandeling, 4) begeleid wonen of maatschappelijke opvang, 5) drugsverbod.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 15 april 2022 verklaard dat hij zich kan vinden in het reclasseringsadvies, omdat hij wil werken aan zijn (verslavings)problematiek en in het advies van de reclassering duidelijk beschreven wordt hoe de behandeling eruit zal gaan zien.
De op te leggen straf
Gelet op de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan laten meewegen dat verdachte reeds eerder meermalen is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Om die reden acht de rechtbank een gevangenisstraf van 210 dagen passend en geboden, met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank heeft tevens rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, in het bijzonder de gemotiveerde houding van verdachte om aan zijn (verslavings)problematiek en delictgedrag te werken. De rechtbank acht het in het reclasseringsadvies van 29 maart 2022 opgestelde kader van bijzondere voorwaarden passend om recidivevermindering bij verdachte te bewerkstelligen. Om verdachte ervan te weerhouden opnieuw in de toekomst strafbare feiten te plegen en om de geadviseerde hulp en begeleiding van de reclassering - waar verdachte ook baat bij zal hebben - mogelijk te maken, zal de rechtbank van deze gevangenisstraf een gedeelte van 23 dagen voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaren. Aan dit voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden uit het reclasseringsadvies van 29 maart 2022 verbinden, die hieronder bij de beslissing zijn weergegeven.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om het onder parketnummer 16/293074-21 in beslag genomen Stanley mes verbeurd te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot het in beslag genomen Stanley mes.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het onder parketnummer 16/293074-21 in beslag genomen voorwerp, te weten 1 STK gereedschap (G2897168 Stanley mes), verbeurd verklaren. Het is aannemelijk dat het onder parketnummer 16/293074-21 onder 1 bewezenverklaarde feit met behulp van dit voorwerp is begaan.

10.BENADEELDE PARTIJ [benadeelde 4]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 4.296,12. De zaak tegen verdachte met betrekking tot de aangifte van [benadeelde 4] is geseponeerd.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
Gelet op het sepot in de zaak tegen verdachte met betrekking tot de aangifte van benadeelde partij [benadeelde 4] , heeft de officier van justitie gevorderd om deze benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij de vordering van de officier van justitie.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk verklaren in de
vordering nu de zaak tegen verdachte met betrekking tot de aangifte van benadeelde partij [benadeelde 4] geseponeerd is en er derhalve geen rechtstreeks verband bestaat tussen de vordering en de tenlastegelegde feiten. De vordering van de benadeelde partij is derhalve niet inhoudelijk aan de orde. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, zullen de kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt.

11.BENADEELDE PARTIJ [benadeelde 2]

heeft zich namens [bedrijf] B.V. als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 463,66. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 16/293074-21 onder 1 tenlastegelegde feit.
11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] integraal toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd om de hoofdelijkheid op te leggen, nu de medeverdachte reeds is veroordeeld en ook in die zaak de vordering van de benadeelde partij Bijkerk hoofdelijk is toegewezen.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] de hoofdelijkheid op te leggen.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de zaak met parketnummer 16/293074-21 onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is bovendien voldoende onderbouwd. De rechtbank zal derhalve de vordering ter hoogte van € 463,66 geheel toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 463,66, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 9 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

12.BENADEELDE PARTIJ [benadeelde 1]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.733,47. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ter hoogte van € 862,27 en immateriële schade ter hoogte van € 871,20, ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 16/293074-21 onder 1 tenlastegelegde feit.
12.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 1] integraal toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
12.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de materiële schade heeft de raadsvrouw aangevoerd dat op basis van de fotobijlage van pagina 97 uit het dossier niet blijkt dat er daadwerkelijk (lak)schade aan de achterdeuren van de bedrijfswagen is ontstaan. Bovendien is er geen sprake van rechtstreekse schade door het inslaan van de voorruit, nu het schade aan de achterkant van de bedrijfswagen betreft. De ruitschade valt derhalve niet te herleiden. Voorts is niet gebleken dat het spuitwerk daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Daarnaast zijn de kosten met betrekking tot de eigen risico niet onderbouwd.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw verzocht om deze schadepost af te wijzen wegens het feit dat dit geen rechtstreekse schade is. Niet duidelijk is geworden of de bedrijfswagen inderdaad twee dagen bij de garage heeft gestaan en dat de benadeelde partij exact acht betaalde werkuren per dag heeft misgelopen.
12.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank maakt op uit het dossier dat door een getuige is gezien dat een persoon achter de bedrijfswagen stond en er volgens spullen werden verschoven en verplaatst. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat er aan de achterzijde van de bedrijfswagen is ingebroken en zodoende de ruit- en lakschade is ontstaan. Deze schadeposten betreffende de materiële schade zijn voldoende onderbouwd. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 862,77 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling.
De behandeling van de immateriële schade van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij heeft ter terechtzitting van 15 april 2022 mondeling een onderbouwing gegeven voor dit deel van de vordering. Dit deel van de vordering is door de benadeelde partij echter niet met stukken onderbouwd en is op de zitting door de verdediging uitdrukkelijk betwist. De vordering zou daarom door de benadeelde partij nader moeten worden onderbouwd en daarvoor zou de zaak moeten worden aangehouden. Dat levert een onevenredige belasting van dit strafgeding op. Dat betekent dat de rechtbank de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk zal verklaren en zal bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte is voor de toegewezen schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 862,27 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 17 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

13.VORDERING TENUITVOERLEGGING

13.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de proeftijd bij de voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 16/147710-21 met één jaar te verlengen.
13.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft tevens verzocht om de proeftijd bij de voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 16/147710-21 met één jaar te verlengen.
13.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de aantekening van het mondelinge vonnis van de politierechter te rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 16 juni 2021 met parketnummer 16/147710-21 is verdachte een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk opgelegd. De rechtbank zal de eerder vastgestelde proeftijd van twee jaren met één jaar verlengen. Bij die beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat de tenuitvoerlegging van voornoemde vordering het door de reclassering opgestelde kader van bijzondere voorwaarden zou doorkruisen. De rechtbank heeft bij deze beslissing derhalve rekening gehouden met de persoon en omstandigheden van de verdachte.

14.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 7, 176 van de Wegenverkeerswet 1994,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

15.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het in de zaak met parketnummer 16/129620-20 primair en subsidiair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het in de zaak met parketnummer 16/293074-21 onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het in de zaak met parketnummer 16/293074-21 onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
210 (tweehonderdtien) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat
van de gevangenisstraf een gedeelte van 23 (drieëntwintig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte:
zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de verslavingsreclassering in de omgeving van de forensische kliniek waar verdachte geplaatst zal worden, waarbij de duur en frequentie hiervan is te bepalen door de reclassering;
zich zal laten opnemen in een forensische kliniek Fivoor Den Dolder (Wier+) of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor de plaatsing. Verdachte zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Indien de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang wenselijk acht, zal verdachte meewerken aan de indicatiestelling en plaatsing hiervoor;
zich aansluitend op de klinische behandeling onder behandeling zal stellen van de verslavingszorg/GGZ of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
aansluitend op de klinische behandeling zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, waarbij verdachte zich zal houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
zich zal onthouden van het gebruik van drugs en zal meewerken aan controle op dit verbod door middel van urineonderzoek, waarvan de frequentie is te bepalen door de reclassering.
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
  • verbeurdverklaring van het onder parketnummer 16/293074-21 in beslag genomen voorwerp:
  • te weten 1 STK gereedschap (G2897168 Stanley mes);
Benadeelde partij [benadeelde 4]
  • verklaart [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Benadeelde partij [benadeelde 2] namens [bedrijf] B.V.
  • wijst de vordering van [benadeelde 2] toe tot een bedrag van € 463,66, bestaande uit een vergoeding voor materiële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 oktober 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 463,66 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 oktober 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 9 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
  • wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot een bedrag van € 862,27, bestaande uit een vergoeding voor materiële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 oktober 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [benadeelde 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 862,27 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 oktober 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 17 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/147710-21
- verlengt de bij vonnis van 16 juni 2021 door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland aan de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf verbonden proeftijd met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van Esch, voorzitter, mrs. J.W.B. Snijders Blok en
J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.R.V. Joerawan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 april 2022.
Mrs. Snijders Blok en Wiersma zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16/293074-21:
1.
hij op of omstreeks 28 oktober 2021 te Bussum, gemeente Gooise Meren, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, uit één of meer voertuigen, een trap en/of één of meer gereedschapskoffer(s) inclusief gereedschap, waaronder een Bosch boormachine, en/of een Festool bouwstofzuiger en/of divers gereedschap merk Makita en/of een bouwradio en/of een Minionsetui met boren en/of een laser waterpas en/of een duimstok, atlhans enig gereedschap, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] B.V. en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Bussum, gemeente Gooise Meren, op/aan de kruising de Landstraat met de Brediusweg, op of omstreeks 28 oktober 2021 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten gemeente Gooise Meren) letsel en/of schade was toegebracht.
Parketnummer 16/129620-20:
hij op of omstreeks 20 oktober 2019 te Hilversum opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een ontbrandbare vloeistof, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan een auto (merk/type: Seat Ibiza, kenteken: [kenteken] ) althans het interieur van deze auto geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor naastgeparkeerde voertuigen en/of een lantaarnpaal althans straatmeubilair, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 oktober 2019 te Hilversum opzettelijk en wederrechtelijk een auto (merk/type: Seat Ibiza, kenteken: [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 30 oktober 2021, genummerd PL0900-2021342045, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 226. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.