ECLI:NL:RBMNE:2022:1696

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
29 april 2022
Zaaknummer
537941 / HA RK 22-97
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek ongegrond verklaard in civiele procedure

In deze wrakingszaak heeft verzoeker op 21 april 2022 een verzoek ingediend tot wraking van mr. H.A.M. Pinckaers in de hoofdzaak met zaaknummer 8192009 UC EXPL 20/10139. De wrakingskamer heeft besloten om af te zien van een mondelinge behandeling. Verzoeker was gedagvaard door de eisende partij, [bedrijf] B.V., en had bezwaar tegen de beslissing van de rechter om de zitting op 22 april 2022 door te laten gaan, ondanks het verzoek van eiseres om uitstel vanwege de afwezigheid van een getuige. Verzoeker stelde dat de rechter hem niet de gelegenheid bood om vragen te stellen aan de getuige, wat zijn recht op een eerlijk proces zou schenden. De wrakingskamer heeft de onpartijdigheid van de rechter beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De wrakingskamer concludeerde dat de beslissing van de rechter om de zitting niet aan te houden een procesbeslissing is en geen grond vormt voor wraking. Het verzoek tot wraking werd ongegrond verklaard, en de wrakingskamer besloot dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker niet in behandeling zal worden genomen, gezien de hinder die zijn verzoeken voor de voortgang van de hoofdzaak veroorzaken.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Zaaknummer/rekestnummer: 537941 / HA RK 22-97
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 26 april 2022
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker]
wonend in [woonplaats] ,
verder te noemen verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op 21 april 2022 een verzoek ingediend tot wraking van mr. H.A.M. Pinckaers (hierna: de rechter) in de zaak met zaaknummer 8192009 UC EXPL 20/10139 (hierna: de hoofdzaak).
1.2.
De wrakingskamer heeft gelet op het onderstaande afgezien van een mondelinge behandeling.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
In de hoofdzaak is verzoeker gedagvaard door de eisende partij [bedrijf] B.V. (hierna: eiseres). In het tussenvonnis van 14 juli 2021 in de hoofdzaak heeft de rechter bepaald dat eiseres de gelegenheid krijgt om bewijs te leveren van haar stellingen. Hierbij bestaat de mogelijkheid tot het horen van getuigen. Nadat partijen hierop hebben gereageerd is bepaald dat op 22 april 2022 getuige [A] (hierna: de getuige) gehoord zal worden.
2.2.
Op 12 april 2022 heeft de gemachtigde van eiseres laten weten dat de getuige niet meer werkzaam is bij eiseres en op 22 april 2022 in het buitenland zal verblijven. Eiseres heeft daarom primair gevraagd om uitstel van de zitting en subsidiair gevraagd om een schriftelijke verklaring van de getuige te mogen inbrengen. Verzoeker heeft zich hiertegen verzet en primair gevraagd om het verzoek van eiseres af te wijzen en subsidiair gevraagd om uitstel van de zitting zodat een nieuwe datum kan worden gezocht voor het horen van getuigen.
2.3.
De rechter heeft op 19 april 2022 aan partijen laten weten dat de zitting op 22 april 2022 zal doorgaan en dat eiseres de gelegenheid krijgt om een schriftelijke verklaring van de getuige in het geding te brengen. Verzoeker krijgt de gelegenheid om zichzelf als getuige in tegenverhoor te laten horen. Beide partijen worden verwacht op de zitting zodat ook de mogelijkheid van een schikking onderzocht kan worden, zoals ook in het tussenvonnis is bepaald. Verzoeker heeft bij e-mail van 19 april 2022 laten weten dat hij het niet eens is met deze beslissing en primair gevraagd om de zaak aan te houden zodat opnieuw een getuigenverhoor kan worden ingepland. Subsidiair heeft hij gevraagd om de zitting naar de rol te verwijzen zodat hij tijd heeft om zich te beraden op de schriftelijke verklaring van de getuige en om deze verklaring te bestuderen. Meer subsidiair heeft hij gevraagd om een bevel medebrenging voor de getuige voor de zitting van 22 april 2022. De rechter heeft daarop beslist dat de zitting door zal gaan en dat op de zitting hoor- en wederhoor over zowel procedurele als inhoudelijke kwesties zal plaatsvinden.
2.4.
Verzoeker heeft de rechter vervolgens gewraakt. Volgens hem is er een gerechtvaardigde vrees tot vooringenomenheid ontstaan. Doordat hem niet de gelegenheid wordt geboden om (schriftelijke) vragen te stellen aan de getuige wordt zijn recht op een eerlijk proces door de rechter genegeerd. Het lijkt er volgens hem op dat de rechter de zaak zo snel mogelijk wil afhandelen. Dit laatste blijkt ook uit het feit dat de rechter al geruime tijd wil onderzoeken of er een schikking mogelijk. Dit zorgt bij verzoeker voor de gerechtvaardigde vrees van vooringenomenheid.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
In deze zaak gaat het om de beslissingen van de rechter om de schriftelijke verklaring van de getuige toe te laten en om de zitting op 22 april 2022 niet aan te houden. Dergelijke beslissingen betreffen procedurele beslissingen. Een als negatief ervaren procesbeslissing is geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking van de rechter, die de betreffende beslissing heeft genomen. Alleen als (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid, kan dit tot een ander oordeel leiden. Daarvan is in dit geval geen sprake. Bovendien heeft de rechter in haar laatste reactie aan partijen laten weten dat op de zitting ook de procedurele kwesties besproken zullen worden. De wrakingskamer begrijpt hieruit dat verzoeker op de zitting de gelegenheid zou krijgen om zich uit te laten over onder andere het horen van de getuige.
3.4.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.
3.5.
De wrakingskamer ziet aanleiding toepassing te geven aan artikel 39, vierde lid, Rv. Een volgend wrakingsverzoek van verzoeker, betrekking hebbend op de procedure met zaaknummer 8192009 UC EXPL 20/10139, zal niet in behandeling worden genomen. De reden hiervoor is dat verzoeker door het voortdurend indienen van wrakingsverzoeken de voortgang van de hoofdzaak ernstig belemmert. De voorschriften tot behandeling van wrakingsincidenten wijzen er op dat beoogd is de vertraging van de behandeling van de hoofdzaak zo kort als mogelijk te doen zijn. Vaststaat dat verzoeker in de procedure waarbij hij partij is, drie keer een wrakingsverzoek heeft ingediend. In het belang van de voortgang van die procedure moet voorkomen worden dat verzoeker door een hernieuwd wrakingsverzoek misbruik maakt van het wrakingsmiddel.
3.6.
Omdat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond is, kan op grond van paragraaf 2.4.2 sub a van het wrakingsprotocol behandeling ter zitting achterwege blijven. [1]

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, en aan de betrokken teamvoorzitter van het team Civiel recht, waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 8192009 UC EXPL 20/10139 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek;
4.4.
bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in de zaak met het zaaknummer 8192009 UC EXPL 20/10139 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.G. Nicholson, voorzitter, mr. A.M. Crouwel en mr. P.J.M. Mol, als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Wrakingsprotocol Rechtbank Midden-Nederland d.d. 1 april 2021,