ECLI:NL:RBMNE:2022:1695

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
29 april 2022
Zaaknummer
9799486 UV EXPL 22-83
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over tenuitvoerlegging kort geding vonnis ontruiming huurwoning met belangenafweging

In deze zaak gaat het om een executiegeschil naar aanleiding van een kort geding vonnis dat op 23 februari 2022 is gewezen, waarbij de kantonrechter heeft bepaald dat de woning van eiser ontruimd moet worden. Eiser, die zich in een kwetsbare psychische toestand bevindt, heeft een vordering ingesteld om de tenuitvoerlegging van dit ontruimingsvonnis te schorsen. De kantonrechter heeft op 26 april 2022 geoordeeld dat er ruimte is voor een belangenafweging, zoals bedoeld in het Strandhotelarrest van de Hoge Raad. Eiser stelt dat er geen belangenafweging heeft plaatsgevonden in het ontruimingsvonnis en dat zijn situatie, waaronder zijn psychische problemen, niet voldoende is meegewogen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de belangen van eiser bij behoud van zijn woning zwaarder wegen dan de belangen van Bo-ex, de verhuurder, bij de uitvoering van het ontruimingsvonnis. De kantonrechter heeft daarom de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis geschorst in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep. Bo-ex is veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op € 747,00.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9799486 UV EXPL 22-83 MB/40202
Kort geding vonnis van 26 april 2022
inzake
[eiser],
wonende in [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. H. Giard,
tegen:
de stichting
Bo-ex 91',
gevestigd in Utrecht,
verder ook te noemen: Bo-ex,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. G.K.L. de Wijkerslooth.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 5 die op 7 april 2022 aan Bo-ex is betekend;
  • productie 1 van de zijde van Bo-ex.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 april 2022. Beide partijen waren daarbij aanwezig, vergezeld door hun gemachtigden. De gemachtigden hebben spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen en de griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling verder is besproken.
1.3.
Tot slot is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 23 februari 2022 heeft de kantonrechter van deze rechtbank tussen Bo-ex en [onderneming] - in haar hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van [eiser] - in kort geding vonnis gewezen (zaaknummer: 9641969 UV EXPL 22-14, hierna te noemen: het ontruimingsvonnis). Daarin is [onderneming] veroordeeld de bij [eiser] in gebruik zijnde woning aan de [adres] te [postcode] [plaatsnaam] (hierna: het gehuurde) uiterlijk binnen zes weken na betekening van het ontruimingsvonnis te ontruimen. Het ontruimingsvonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.2.
Bo-ex heeft het ontruimingsvonnis op 25 februari 2022 aan [eiser] laten betekenen. Bij exploot van 17 maart 2022 is de gedwongen ontruiming aangezegd tegen 13 april 2022.
2.3.
[onderneming] heeft op 23 maart 2022 hoger beroep ingesteld tegen het ontruimingsvonnis.
2.4.
Op eigen verzoek is [onderneming] door deze rechtbank met ingang van 1 april 2022 ontslagen als bewindvoerder over het vermogen van [eiser] .

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert primair dat Bo-ex wordt verboden om over te gaan tot de executie van het ontruimingsvonnis van 23 februari 2022. Subsidiair vordert [eiser] dat Bo-ex wordt veroordeeld tot opschorting van de executie van het ontruimingsvonnis, in afwachting van de uitkomst in hoger beroep. Daarnaast vordert [eiser] dat Bo-ex wordt veroordeeld in de integrale kosten van dit geding.
3.2.
[eiser] stelt ter onderbouwing van de vordering dat er in het ontruimingsvonnis geen belangenafweging heeft plaatsgevonden ten aanzien van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring en dat die afweging in dit geschil dient plaats te vinden. [eiser] stelt dat zijn belang erin is gelegen dat hij gelet op zijn kwetsbare psychische toestand niet op straat komt te staan. Daarnaast stelt [eiser] dat het ontruimingsvonnis op een kennelijke misslag berust. De kantonrechter heeft in het kort geding namelijk gelet op de specifieke psychische problemen van [eiser] een ontruimingstermijn van zes weken redelijk geacht, vanuit de gedachte dat de aangevraagde zorgmachtiging dan zou zijn verleend. Omdat binnen de termijn van zes weken de zorgmachtiging niet is gerealiseerd is van een onjuiste veronderstelling uitgegaan. Ook zou er bij ontruiming een noodtoestand ontstaan, omdat [eiser] geen andere woonruimte heeft.
3.3.
Bo-ex heeft de kantonrechter in dit executiegeschil verzocht de vorderingen af te wijzen en [eiser] te veroordelen in de proceskosten.
3.4.
Bo-ex voert gemotiveerd verweer. Zo is er geen ruimte meer voor een belangenafweging in dit executiegeschil omdat de belangen van partijen in het ontruimingsvonnis reeds zijn gewogen en beoordeeld en is er geen sprake van nieuwe feiten of omstandigheden. Mocht worden toegekomen aan een belangenafweging, dan dient deze in het voordeel van Bo-ex uit te vallen omdat zij op korte termijn het gehuurde in moet kunnen zetten in het woningverdeelsysteem (er bestaan lange wachtlijsten voor de onderhavige woonruimte in combinatie met zorgbegeleiding) en omdat zij de rust wil terugbrengen in het complex waarin het gehuurde is gelegen door de overlast te stoppen die [eiser] daar veroorzaakt, aldus Bo-ex.
3.5.
Op stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Uitgangspunt is dat in dit executiegeschil niet getornd mag worden aan het kort geding vonnis waarbij de ontruiming is gelast. Dat oordeel zelf zal ter discussie moeten worden gesteld in hoger beroep. In dit executiegeschil zal dus worden uitgegaan van de bestreden beslissing en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen en (voorlopige) oordelen.
4.2.
Wat wel kan en moet worden beoordeeld in dit geschil is of de tenuitvoerlegging geschorst zou moeten worden. Volgens de Hoge Raad (het Strandhotel-arrest [1] ) kan dit gerechtvaardigd zijn als het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang nog niet in hoger beroep is beslist, zwaarder weegt dan het belang van degene die een veroordeling heeft verkregen bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan.
4.3.
De kantonrechter heeft in het ontruimingsvonnis aan zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaring geen specifieke overwegingen gekoppeld. Volgens Bo-ex moet echter uit de aard van de zaak: een kort geding en de overweging betreffende de ontruimingstermijn (zes weken) worden afgeleid dat gemotiveerd en weloverwogen is gekozen voor een executie van het ontruimingsvonnis na ommekomst van de genoemde termijn. Er zou dus in dit executiegeschil geen ruimte zijn voor een belangenafweging.
4.4.
De kantonrechter ziet dat anders om de volgende redenen.
4.4.1.
Uit de overwegingen van de kantonrechter in het ontruimingsvonnis kan worden afgeleid dat hij het belangrijk heeft gevonden dat [eiser] ten tijde van ontruiming zou kunnen beschikken over een alternatief na verkregen zorgmachtiging zoals, volgens de bij de mondelinge behandeling aanwezige raadsvrouw van [eiser] , ook door de bewindvoerder was bepleit. Dat laat ruimte voor de interpretatie dat de kantonrechter heeft ingeschat dat een alternatief binnen zes weken gevonden zou kunnen worden. Dat blijkt, zoals bij de mondelinge behandeling in dit executiegeschil is toegelicht, een te rooskleurig beeld te zijn geweest.
4.4.2.
Uit het ontruimingsvonnis kan de kantonrechter niet opmaken dat bij het geven van dit (voorlopig) oordeel alle relevante feiten en omstandigheden kenbaar waren. De feiten en omstandigheden die [eiser] tijdens de mondelinge behandeling van het executiegeschil naar voren heeft gebracht waren ook nieuw voor Bo-ex. Die feiten en omstandigheden, indien juist, roepen de vraag op of de zorgovereenkomst op goede gronden door [instelling 1] is opgezegd. Daaruit ontstaat namelijk het beeld van een kwetsbare man die na jaren van verslaving, zelf echt een ommekeer wil bewerkstelligen en zich daar ook vol voor inzet. De gestelde onbereikbaarheid van [eiser] die heeft geleid tot opzegging van de zorgovereenkomst, is uit de geschetste omstandigheden ook voor een belangrijk deel verklaarbaar. Zo kon hij 1,5 maand niet in het gehuurde verblijven omdat daarin geen sanitair en keuken aanwezig was, lag hij ten tijde van de mondelinge behandeling van het ontruimingskort-geding in het ziekenhuis omdat hij voor de deur van het gehuurde was neergestoken, heeft zij zich een maand vrijwillig laten opnemen in de [instelling 2] en heeft hij daarna een dagbesteding georganiseerd waarvoor hij om 8:30 met de bus mee gaat en om 17:00 met de bus terugkeert om verleidingen op straat te voorkomen.
4.4.3.
De kantonrechter ziet dus twee punten die maken dat een belangenafweging zoals door de Hoge Raad bedoeld, op zijn plaats is.
4.5.
Dat brengt de kantonrechter bij de volgende belangenafweging. De door [eiser] bij de mondelinge behandeling geschetste feiten en omstandigheden vragen om een nader onderzoek naar die feiten en omstandigheden en zouden kunnen vragen om een heroverweging van de opzegging van de zorgovereenkomst en, indien ze juist blijken te zijn, ook wellicht tot een heroverweging van [onderneming] van haar besluit tot beëindiging van de bewindvoering (en het mentorschap). [eiser] heeft ook een zwaarwegend belang bij een dergelijk onderzoek omdat hij op een leeftijd is dat behoud van het gehuurde in zijn gemotiveerde streven om het tij in zijn leven te keren, essentieel is. Daartegenover staat het belang van Bo-ex om andere kwetsbare personen een plekje te geven die nu nog op de wachtlijst staan om begeleid hun leven een andere invulling te geven en daarnaast hun belang bij het beperken en voorkomen van overlast tegenover medehuurders van [eiser] die over hem hebben geklaagd. Ook die belangen wegen zwaar. De kantonrechter meent echter, gehoord hebbend de imponerende toelichting van [eiser] op zijn leven, dat diens belang als kwetsbare huurder, niet minder zwaar hoort te wegen dan belangen van anderen die op de wachtlijst staan. Dat [eiser] overlast veroorzaakt betwist hij en uit de overgelegde summiere klachten over hem kan niet worden afgeleid wat de aard en omvang van die overlast is. [eiser] zelf heeft toegelicht dat hij lastig gevallen wordt door mensen die proberen te voorkomen dat hij zijn aangifte doorzet tegen degene die hem heeft neergestoken. Dat gaat zelfs zover dat die zijn woning binnendringen of proberen binnen te dringen. Laatst heeft men zijn deur tijdens zijn afwezigheid proberen open te breken. Bij de politie vindt hij geen gehoor om hem daartegen te beschermen omdat hij als (ex)verslaafde zou vragen om moeilijkheden. [eiser] heeft zich tijdens de mondelinge behandeling huilend afgevraagd waarom hij geen bescherming verdient. De kantonrechter maakt uit een en ander op dat het zo zou kunnen zijn dat niet [eiser] zelf overlast veroorzaakt, maar alleen zijn aanwezigheid, zonder dat hij voor het ontstaan van die overlast verantwoordelijk kan worden gehouden. Dat maakt een overlast gevende situatie niet minder ernstig en van [eiser] mag worden verwacht dat hij zich er voor inzet dat die eindigt. Er echter van uitgaande dat [eiser] hierin zelf redelijk machteloos staat, mag ook van Bo-ex en de hulpverlening (waarvoor kennelijk een ruim PGB budget beschikbaar is), worden verwacht dat die hem daarbij steunen. Voor alles geldt daarbij natuurlijk dat [eiser] zich zo opstelt dat men hem ook kan begeleiden. Dat hebben de hulpverleningsinstanties kennelijk onvoldoende ervaren maar de kantonrechter begrijpt dat dit mede kan zijn gekomen omdat men letterlijk en figuurlijk langs elkaar heen liep en praatte. Kortom: de kantonrechter ziet op dit moment onvoldoende aanknopingspunten om de gestelde overlast als een groot belang van Bo-ex bij onmiddellijke ontruiming van het gehuurde te zien, althans ziet dit vooralsnog niet als een zwaarder wegend belang dan het belang van [eiser] bij behoud van het gehuurde in afwachting van het oordeel in hoger beroep.
4.6.
De kantonrechter is op basis van het voorgaande van oordeel dat het belang van [eiser] bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van Bo-ex bij voortzetting van de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis van de kantonrechter van 23 februari 2022 in afwachting van de beslissing in hoger beroep. Slotsom is dat de subsidiaire vordering zal worden toegewezen, in die zin dat de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis wordt geschorst in afwachting van de uitkomst van de ontruimingsprocedure in hoger beroep.
4.7.
Bo-ex zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op € 747,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter, recht doende in kort geding:
5.1.
Schorst de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis, in afwachting van de uitkomst in hoger beroep van het ontruimingsvonnis;
5.2.
veroordeelt Bo-ex in de proceskosten aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 747,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2022.

Voetnoten

1.Hoge Raad 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026.