ECLI:NL:RBMNE:2022:1694

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
29 april 2022
Zaaknummer
9483051 UC EXPL 21-7096
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitsluiting van huurrecht en gebruik van de woning na echtscheiding met kinderen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 20 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee echtgenoten, [eiseres] en [gedaagde], die hun relatie hebben beëindigd. De partijen zijn in 2015 getrouwd in Marokko en hebben samen twee kinderen. Na de beëindiging van hun relatie hebben beide partijen nog steeds hun hoofdverblijf in de huurwoning, wat heeft geleid tot spanningen en politie-inzet. De eiseres vordert bij vonnis dat zij op grond van artikel 7:267 lid 7 BW het exclusieve gebruik van de huurwoning toegewezen krijgt, terwijl de gedaagde partij verzoekt om de huurovereenkomst voort te zetten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de belangen van de kinderen doorslaggevend zijn en dat de eiseres momenteel de zorg voor de kinderen op zich neemt. De rechter heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is dat de eiseres de huurwoning kan behouden, en heeft bepaald dat de gedaagde partij de woning uiterlijk op 30 april 2022 moet verlaten. Tevens is de gedaagde verboden de woning zonder toestemming van de eiseres te betreden. De rechter heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9483051 UC EXPL 21-7096 MB/40202
Vonnis van 20 april 2022
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [eiseres] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. T.T.H.M. Bruers,
tegen:
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. F. Heidinga.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 8, die op 30 september 2021 aan [gedaagde] is betekend;
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie met producties 1 tot en met 6;
  • de conclusie van antwoord in reconventie met producties 9 tot en met 27.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 maart 2022. De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen daar is besproken.
1.3.
Tot slot is vonnis bepaald.

2.De feiten

in conventie en in reconventie
2.1.
[eiseres] en [gedaagde] zijn op [trouwdatum] 2015 volgens de Marokkaanse wet getrouwd in Marokko.
2.2.
[gedaagde] huurt vanaf 2012 van Patrimonium woonservice (hierna: de verhuurder) de woning aan het [straatnaam] [nummeraanduiding] in [plaatsnaam] (hierna: het gehuurde). [eiseres] is vanaf 1 januari 2017 bij [gedaagde] in het gehuurde komen wonen.
2.3.
Uit het huwelijk zijn in 2018 en 2020 twee kinderen geboren.
2.4.
Partijen hebben in de zomer van 2021 hun relatie beëindigd. De echtscheiding moet nog in Marokko in gang worden gezet.
2.5.
[eiseres] en [gedaagde] hebben na het verbreken van hun relatie allebei nog hun hoofdverblijf in het gehuurde, samen met hun kinderen.
2.6.
De gemachtigde van [eiseres] heeft in haar brief van 21 augustus 2021 [gedaagde] namens [eiseres] verzocht niet meer terug te keren naar het gehuurde, zijn sleutels van het gehuurde aan haar af te geven en mee te werken aan een eventuele procedure bij de verhuurder om de huurovereenkomst te laten wijzigen. De gemachtigde van [gedaagde] heeft per e-mail van 28 september 2021 laten weten dat [gedaagde] geen gehoor geeft aan dit verzoek.
2.7.
Vanwege oplopende spanningen tussen partijen is de politie meerdere keren ingeschakeld geweest, waarna Veilig Thuis bij het gezin is betrokken. Met behulp van Veilig Thuis hebben [eiseres] en [gedaagde] in januari 2022 de volgende tijdelijke afspraken over de zorg voor de kinderen gemaakt:
  • [eiseres] en [gedaagde] hebben om het weekend de zorg voor de kinderen, van vrijdagavond tot en met zondagavond;
  • [eiseres] draagt doordeweeks de zorg voor de kinderen in de avonden, maar in de oneven weken zorgt [gedaagde] twee avonden in de week voor de kinderen.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat [eiseres] op grond van artikel 7:267 lid 7 BW bij uitsluiting gerechtigd is tot gebruik van het gehuurde aan het [straatnaam] [nummeraanduiding] in [plaatsnaam] , onder veroordeling van [gedaagde] om het gehuurde binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, dan wel met ingang van een door de kantonrechter in redelijkheid te bepalen datum, te verlaten met afgifte van de sleutels en tevens te bepalen dat [gedaagde] het gehuurde niet zonder uitdrukkelijke toestemming van [eiseres] mag betreden, één en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00, dan wel een door de kantonrechter in redelijkheid te bepalen bedrag;
II. [eiseres] te machtigen, zo nodig op kosten van [gedaagde] , nakoming van de veroordeling onder punt I te (laten) bewerkstelligen door een gerechtsdeurwaarder met eventuele politiebijstand;
III. te bepalen dat [gedaagde] de huur van het gehuurde niet verder zal voortzetten in de zin van artikel 7:267 lid 5 BW, zijn medewerking dient te verlenen aan eventuele (administratieve) handelingen indien de verhuurder dit verzoekt voor het vaststellen van het exclusieve huurrecht van [eiseres] , dan wel dat bij gebreke van tijdige medewerking, namelijk binnen 14 dagen na het verzoek van verhuurder, van [gedaagde] dit vonnis in de plaats treedt van deze medewerking, en dat [gedaagde] zich laat uitschrijven uit het gehuurde bij de gemeente binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, dan wel met ingang van een door de kantonrechter in redelijkheid te bepalen datum, één en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 5.000,00, dan wel een door de kantonrechter in redelijkheid te bepalen bedrag;
IV. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, buitengerechtelijke kosten en de nakosten, te voldoen binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, dan wel door de kantonrechter te bepalen termijn, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening.
3.2.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met compensatie van proceskosten.
3.3.
Op stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
In reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de huurovereenkomst van de woning aan het [straatnaam] [nummeraanduiding] in [plaatsnaam] door hem zal worden voortgezet, onder veroordeling van [eiseres] om het gehuurde binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, dan wel met ingang van een door de kantonrechter in redelijkheid te bepalen datum, te verlaten onder afgifte van de sleutels aan [gedaagde] .
3.5.
[eiseres] concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten, te voldoen binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, dan wel door de kantonrechter te bepalen termijn, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening.
3.6.
Op stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie en in reconventie

4.1.
Beide partijen hebben het uitsluitend gebruik van het gehuurde gevorderd. Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen deze hierna gezamenlijk worden behandeld.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat partijen het er over eens zijn dat [eiseres] door het Marokkaanse burgerlijk huwelijk medehuurder is geworden van het gehuurde. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen het er ook over eens zijn dat de vorderingen over en weer hun grondslag vinden in artikel 7:266 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) in plaats van in artikel 7:267 lid 7 BW.
4.3.
Op grond van artikel 7:266 lid 5 BW kan in geval van een echtscheiding of scheiding van tafel en bed de rechter op verzoek van een echtgenoot bepalen wie van de echtgenoten huurder van de woonruimte zal zijn. De rechter bepaalt tevens de dag van ingang van de huur met deze echtgenoot. Op dezelfde dag eindigt de huur met de andere echtgenoot.
4.4.
Partijen hebben samen met de kinderen nog steeds hun hoofdverblijf in het gehuurde. Uit de stellingen over en weer blijkt dat deze situatie de nodige spanningen met zich brengt, hetgeen heeft geleid tot meerdere politiebezoeken en uiteindelijk tot interventie van Veilig Thuis. Dit is bijzonder betreurenswaardig, zeker omdat er kinderen bij betrokken zijn. Duidelijk is dat partijen onder de gegeven omstandigheden niet langer onder één dak kunnen leven. Zij willen dit ook niet. Gelet hierop zal de kantonrechter bepalen dat één van partijen de huur met ingang van de hierna te bepalen datum niet langer zal voortzetten. Daartoe worden de over en weer gestelde belangen tegen elkaar afgewogen, waarbij wordt opgemerkt dat het belang van de kinderen doorslaggevend gewicht in de schaal legt: de partij aan wie de kinderen het grootste deel van de tijd worden toevertrouwd, heeft een voor de hand liggend belang bij behoud van de woonruimte waaraan de kinderen gewend zijn, en heeft ook behoefte aan voldoende woonruimte om de kinderen behoorlijk te kunnen huisvesten.
4.5.
Uit de tijdelijke omgangsregeling (zie 2.5) blijkt dat [eiseres] momenteel het grootste deel van de zorgtaak voor de kinderen op zich neemt. Zij is hiertoe uit praktisch oogpunt ook beter in staat dan [gedaagde] , omdat [eiseres] het grootste deel van de tijd thuis werkt terwijl [gedaagde] als zelfstandige lange dagen buiten de deur werkt waarbij hij in de ochtend om half zeven vertrekt en in de avond vaak laat thuis is. Ook is gebleken dat [eiseres] eenhoofdig het gezag uitoefent over de kinderen. Daarnaast heeft zij onweersproken gesteld dat zij in het verleden (voor de geboorte van het tweede kind) een periode de zorg alleen voor het oudste kind heeft gedragen, omdat zij wegens relationele problemen tijdelijk met het oudste kind elders heeft gewoond. Uit een en ander volgt dat [eiseres] de zorg en structuur voor de kinderen borgt. Het is naar het oordeel van de kantonrechter aannemelijk dat dit, alleen al uit praktisch oogpunt, in de toekomst ook zo zal blijven. Daarmee heeft [eiseres] een voor de hand liggend belang bij behoud van het gehuurde voor de kinderen. Het argument van [gedaagde] dat hij in 2012 veel moeite heeft moeten doen om het gehuurde toegewezen te krijgen en dat hij veel in het gehuurde heeft geïnvesteerd maakt dit oordeel niet anders. Zijn investering gaat namelijk niet verloren als hij het gehuurde moet verlaten, maar komt ten goede aan zijn kinderen die het grootste deel van hun tijd in het gehuurde (zullen) verblijven.
4.6.
[gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat het niet makkelijk is een andere woning te vinden. Een verdere toelichting hierop heeft hij niet gegeven. Verder heeft hij niets gesteld over wat hij tot op heden heeft ondernomen om een andere woning te vinden. De kantonrechter overweegt dat het in het belang van de kinderen en van partijen zelf is dat [gedaagde] passende vervangende woonruimte in de buurt van het [straatnaam] in [plaatsnaam] zal vinden. Anders dan [eiseres] heeft betoogd is de kantonrechter van oordeel dat het intrekken van [gedaagde] bij zijn moeder geen reële optie is. Gelet op zijn inkomen zal [gedaagde] zijn aangewezen op de vrije huursector, terwijl [eiseres] gelet op haar inkomen zal (blijven) ‘scheefwonen’ in het gehuurde. De kantonrechter geeft mee dat dit in de financiële afwikkeling van de nog te regelen echtscheiding zou moeten worden meegenomen. Zoals tijdens de mondelinge behandeling reeds met partijen is besproken acht de kantonrechter mediation zeer wenselijk, nu zij tijdens de zitting heeft vastgesteld dat partijen in hun communicatie snel vervallen in het maken van verwijten over en weer. Partijen hebben beiden aangegeven hier in het belang van de kinderen voor open te staan.
4.7.
Op grond van het voorgaande ziet de kantonrechter grond om te bepalen dat [eiseres] met ingang van 1 mei 2022 huurder van het gehuurde wordt en dat op dezelfde dag de huur met [gedaagde] eindigt. Dit betekent dat [gedaagde] met ingang van 1 mei 2022 zonder recht of titel in het gehuurde verblijft als [eiseres] hem daarvoor geen toestemming verleent. [gedaagde] wordt dan ook veroordeeld om het gehuurde vóór 1 mei 2022 te verlaten onder afgifte van de sleutels aan [eiseres] , zodat zij de vrije beschikking krijgt over het gehuurde. De door [eiseres] gevorderde machtiging om nakoming van de veroordeling onder I. - de kantonrechter begrijpt: voor zover het betreft het gedwongen verlaten van [gedaagde] van het gehuurde - te (laten) bewerkstelligen door een deurwaarder, wordt afgewezen. De wet schrijft namelijk voor dat de gedwongen ontruiming gebeurt door een deurwaarder. Als [gedaagde] de woning niet zelf vrijwillig verlaat, dan zal [eiseres] op grond van de wet (artikelen 555 en verder, in samenhang met artikel 444 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) de deurwaarder in moeten schakelen om [gedaagde] te dwingen het gehuurde te verlaten. Zij behoeft voor het inschakelen van de deurwaarder geen machtiging van de kantonrechter.
4.8.
Het feit dat [eiseres] met ingang van 1 mei 2022 enig huurder wordt van het gehuurde, brengt met zich dat zij vanaf dat moment het exclusieve gebruik van het gehuurde heeft. Gelet op dit exclusieve gebruik verbiedt de kantonrechter [gedaagde] vanaf 1 mei 2022 het gehuurde zonder uitdrukkelijke toestemming van [eiseres] te betreden en veroordeelt zij [gedaagde] om zich uiterlijk op 2 mei 2022 (1 mei 2022 valt op een zondag) bij de gemeente [.] uit te schrijven van het adres [straatnaam] [nummeraanduiding] in [plaatsnaam] . Partijen hebben verklaard behoefte te hebben aan duidelijkheid over hun huurrechten en daarom vonnis te willen. Beide partijen hebben echter het belang van hun kinderen voorop staan en hebben laten weten ook te verwachten na dit vonnis goede afspraken met elkaar te kunnen maken onder begeleiding van een mediator. De kantonrechter ziet daarom vooralsnog geen belang van [eiseres] bij het opleggen van een dwangsom. De gevorderde dwangsommen worden daarom afgewezen.
4.9.
De rechterlijke toewijzing van het huurrecht aan [eiseres] werkt ook jegens de verhuurder. [eiseres] is op grond van artikel 7:270a BW verplicht aan de verhuurder mededeling hiervan te doen. Omdat niet door haar is gesteld welke concrete medewerking er door haar en/of de verhuurder van [gedaagde] in dit kader wordt verlangd, zal dat deel van de vordering onder III. als zijnde te onbepaald worden afgewezen.
4.10.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. [eiseres] heeft immers niet gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan [eiseres] vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
4.11.
Omdat partijen echtgenoten zijn worden de (proces)kosten gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De in conventie gevorderde nakosten delen hetzelfde lot.

5.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
5.1.
bepaalt dat [gedaagde] met ingang van 1 mei 2022 niet langer de huurovereenkomst zal voortzetten betreffende de woning aan het [straatnaam] [nummeraanduiding] in [plaatsnaam] ;
5.2.
bepaalt dat [eiseres] met ingang van 1 mei 2022 de huurovereenkomst betreffende de woning aan het [straatnaam] [nummeraanduiding] in [plaatsnaam] zal voortzetten;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om de woning aan het [straatnaam] [nummeraanduiding] in [plaatsnaam] uiterlijk op 30 april 2022 te verlaten, onder afgifte van sleutels aan [eiseres] ;
5.4.
verbiedt [gedaagde] de woning aan het [straatnaam] [nummeraanduiding] in [plaatsnaam] na zijn vertrek op uiterlijk 30 april 2022 nog te betreden (behoudens uitdrukkelijke toestemming van [eiseres] );
5.5.
veroordeelt [gedaagde] om zich uiterlijk op 2 mei 2022 bij de gemeente [.] uit te schrijven van het adres [straatnaam] [nummeraanduiding] in [plaatsnaam] ;
5.6.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
In reconventie
5.9.
wijst de vordering af;
5.10.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2022.