ECLI:NL:RBMNE:2022:1679
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak ongegrond verklaard; procesorde en tijdigheid van beroepsgronden
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 april 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. De heffingsambtenaar van de gemeente had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 290.000,- per 1 januari 2020, waarop een aanslag onroerendezaakbelastingen was opgelegd. Eiser, eigenaar van de woning, was het niet eens met deze waarde en stelde een lagere waarde van € 255.000,- voor. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat eiser zijn beroepsgronden te laat had aangevoerd, wat in strijd was met de goede procesorde. De rechtbank oordeelde dat van een belanghebbende verwacht mag worden dat hij zijn beroepsgronden tijdig indient. Eiser had op de zitting een beroepsgrond ingetrokken en een andere beroepsgrond over de aankoopprijs van de woning pas op de zitting ingebracht, wat de rechtbank niet kon accepteren. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld, mede door de overgelegde taxatiematrix. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de referentiewoningen goed vergelijkbaar waren met de woning van eiser en dat er rekening was gehouden met de gedateerde voorzieningen. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, en is openbaar uitgesproken op 13 april 2022.