Overwegingen
1. Eiseres heeft bij verweerder verzocht om een persoonlijke betalingsregeling voor de
terugbetaling van teveel ontvangen kinderopvangtoeslag in de jaren 2012, 2013 en 2016. Verweerder heeft dit verzoek - in eerste instantie - afgewezen omdat verweerder van mening was dat de terugvordering was ontstaan als gevolg van opzet of grove schuld van eiseres. Hierdoor zou eiseres twee jaar lang een bedrag van € 900,00 per maand moeten betalen.
2. Eiseres was het niet eens met dit besluit (bestreden besluit I) omdat zij niet aan deze
betalingsregeling kon voldoen en heeft daarom dit beroep ingesteld. Na het instellen van dit beroep is er op 22 januari 2021 alsnog een persoonlijke betalingsregeling toegestaan, waarbij is aangegeven dat eiseres daarover nog wordt benaderd en dat zij tot die tijd haar schulden niet hoeft te betalen (bestreden besluit II).
3. In aanvulling op het voorgaande heeft eiseres zich gemeld voor een herbeoordeling
van haar kinderopvangtoeslag bij het Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT). Het UHT heeft vastgesteld dat eiseres in aanmerking komt voor compensatie omdat zij is aangemerkt als gedupeerde in de toeslagaffaire. Bij brief van 6 januari 2022 heeft verweerder eiseres daarom bericht dat de door verweerder van eiseres teruggevorderde bedragen hierdoor zijn komen te vervallen.
4. De eerste vraag die de rechtbank (ambtshalve) dient te beantwoorden is of eiseres voldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep.
5. Procesbelang is het belang dat een belanghebbende heeft bij de uitkomst van een procedure. Op grond van vaste rechtspraak gaat het erom of het doel dat de belanghebbende voor ogen staat, met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor de belanghebbende van feitelijke betekenis is. In beginsel heeft een belanghebbende die opkomt tegen een besluit, belang bij een beoordeling van zijn bezwaar of beroep, tenzij vast komt te staan dat ieder belang bij de procedure ontbreekt of is komen te vervallen.Procesbelang kan ook zijn gelegen in het willen krijgen van vergoeding van de schade die is geleden door het besluit waartegen beroep is ingesteld.
6. De rechtbank constateert dat met bestreden besluit II verweerder opnieuw op het bezwaar van eiseres heeft beslist en alsnog een persoonlijke betalingsregeling heeft toegestaan. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd tegen bestreden besluit II. Gelet hierop is verweerder met bestreden besluit II volledig tegemoetgekomen aan hetgeen eiseres in beroep bij de rechtbank heeft gevraagd. Daarbij komt dat verweerder in voornoemde brief van 6 januari 2022 aan eiseres bericht dat de terugvorderingsbeschikkingen niet meer open staan omdat alle openstaande schulden en terugvorderingen, die zijn opgelegd voor 31 december 2020, zijn kwijtgescholden. Dit betekent dat eiseres geen schulden meer heeft waar zij met verweerder een betalingsregeling voor hoeft te treffen.
7. Naar het oordeel van de rechtbank leidt dit er in beginsel toe dat eiseres geen
procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep.
8. Ter zitting heeft eiseres echter gesteld dat zij nog steeds (lichamelijk en psychisch) leed en dus schade ondervindt door de besluitvorming van verweerder. Eiseres heeft weliswaar inmiddels een bedrag ontvangen van verweerder ter compensatie voor de jaren 2012, 2013 en 2016 maar daarmee heeft verweerder, volgens eiseres, geen rekening gehouden met de stressvolle en angstige jaren die eiseres ook nadien heeft doorgemaakt. Eiseres vindt dan ook dat haar schade nog niet afdoende is gecompenseerd en dat haar procesbelang daarin is gelegen.
9. Zoals hiervoor in overweging 5 overwogen kan en procesbelang gelegen zijn in de wens om (nadere) schadevergoeding te willen gaan vorderen.
10. Verweerder heeft echter ter zitting toegelicht dat eiseres op 18 februari 2022 een beschikking heeft ontvangen naar aanleiding van haar verzoek voor een herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag bij het UHT. Op grond van de Compensatieregeling heeft eiseres een bedrag van € 46.730 toegewezen gekregen. Daarbij heeft verweerder erkend in 2012, 2013 en 2016 fouten te hebben gemaakt bij de kinderopvangtoeslag van eiseres. In de brief staat verder dat zij tegen deze beschikking bezwaar kan maken, bijvoorbeeld als de berekening van het bedrag van de compensatie niet klopt. In de brief staat ook dat wanneer er sprake is van meer schade/schade-onderdelen die nog niet zijn meegenomen, eiseres zich kan wenden tot de onafhankelijke Commissie Werkelijke Schade. Deze commissie zal in een dergelijk geval beoordelen of er aanleiding is om aanvullende compensatie te verstrekken.
11. De rechtbank is van oordeel dat vanwege het feit dat er specifieke mogelijkheden voor eiseres bestaan (de Compensatieregeling en Commissie Werkelijke Schade) om de door haar gestelde schade vergoed te krijgen, haar procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep niet op afdoende wijze is gelegen in haar wens om nadere compensatie te verkrijgen.
12. De rechtbank hecht er daarbij waarde aan dat door verweerder uitdrukkelijk is toegezegd dat ervoor wordt gezorgd dat er telefonisch contact wordt opgenomen met eiseres in de week van 21 maart 2022 om haar te begeleiden en te ondersteunen bij het nemen van tijdige en juiste stappen om het juiste bedrag aan compensatie te krijgen, waaronder het tijdig bezwaar maken tegen de beschikking van 18 februari 2022 en/of het indienen van een verzoek bij Commissie Werkelijke Schade.
13. Gezien het voorgaande heeft eiseres geen procesbelang meer bij een beoordeling van bestreden besluit I. Het beroep van eiseres zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
14. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank bepaalt dat verweerder aan eiseres het
door haar betaalde griffierecht moet vergoeden, omdat verweerder dit heeft toegezegd in de brief van 6 januari 2022. Eiseres kan zich daarvoor wenden tot verweerder. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.