ECLI:NL:RBMNE:2022:1666
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluit tot intrekking van een last onder dwangsom en verzoek om proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoeker en de burgemeester van de gemeente Utrecht. De zaak betreft een last onder dwangsom die door de burgemeester was opgelegd in een besluit van 19 januari 2021. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 25 april 2021. Hierop heeft verzoeker beroep ingesteld. In een later besluit van 22 september 2021 heeft de burgemeester het primaire besluit ingetrokken, wat leidde tot de intrekking van het beroep door verzoeker, die tevens verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder, de burgemeester, in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat, aangezien verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker, het verzoek om proceskostenveroordeling kennelijk gegrond is. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.841,-, gebaseerd op de door verzoeker gemaakte kosten voor rechtsbijstand.
Daarnaast heeft de rechtbank verweerder erop gewezen dat hij verplicht is om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 360,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Verzoeker heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak, binnen een termijn van zes weken na verzending van de uitspraak.