ECLI:NL:RBMNE:2022:1665

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
UTR 21/4364
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van WW-uitkering wegens verblijf in het buitenland en de gevolgen voor het recht op uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de beëindiging van een WW-uitkering. De eiser had sinds 28 oktober 2019 een WW-uitkering, maar het Uwv beëindigde deze per 1 maart 2021, omdat eiser sinds 10 maart 2020 in het buitenland verbleef. Eiser betwistte dit en stelde dat hij geen vaste woon- of verblijfplaats had en dat zijn bankpas door zijn vriendin in Malta werd gebruikt. De rechtbank oordeelde dat het Uwv voldoende bewijs had geleverd dat eiser in het buitenland verbleef, onder andere door het ontbreken van betalingen in Nederland en het gebruik van de bankpas in Malta. Eiser had de mogelijkheid om tegenbewijs te leveren, maar slaagde daar niet in. De rechtbank concludeerde dat het Uwv terecht de WW-uitkering had beëindigd en verklaarde het beroep van eiser ongegrond. De uitspraak benadrukt de verplichting van het bestuursorgaan om relevante feiten te verzamelen en de bewijslast die op de eiser rust om onjuistheid van de feiten aan te tonen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4364

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 april 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.B.B. Beelaard),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

(gemachtigde: J. Swart).

Inleiding

1. Het Uwv heeft aan eiser per 28 oktober 2019 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Op 16 april 2020 heeft het Uwv aan eiser toestemming verleend om met behoud van zijn WW-uitkering in de periode 15 april 2020 tot 26 mei 2020 te onderzoeken of hij als zelfstandige kan starten.
2. Uwv Handhaving heeft bij eiser in december 2020 een telefonische controle verricht. De uitkomst van die controle heeft geleid tot een nader onderzoek naar een mogelijke overtreding van de inlichtingenplicht. Dat nadere onderzoek heeft geleid tot het onderzoeksrapport van 24 maart 2021. Uit het onderzoek komt naar voren dat eiser sinds
10 maart 2020 in het buitenland verblijft anders dan vanwege vakantie.
3. Op 26 maart 2021 heeft het Uwv besloten de WW-uitkering van eiser per 1 maart 2021 te beëindigen. Eiser heeft tegen de beëindiging van zijn uitkering bezwaar gemaakt.
3. Bij besluit van 1 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
4. De zaak is behandeld op de zitting van 1 maart 2022 door middel van een online-verbinding. Eiser is niet verschenen, wel zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Het bestreden besluit
5. Het Uwv heeft zijn besluit om eisers uitkering te beëindigen gehandhaafd. Volgens het Uwv heeft eiser sinds 10 maart 2020 in het buitenland verbleven. Het Uwv heeft zich daarbij gebaseerd op een onderzoek waaruit blijkt dat vanaf 10 maart 2020 betalingen en geldopnames op Malta zijn gedaan. Vanaf die datum tot 1 maart 2021, de datum waarop de uitkering is stopgezet, is geen enkele pinbetaling in Nederland gedaan. Gelet op de tijdsduur van bijna een jaar aan betalingen in Malta en dat er geen betalingen in Nederland zijn te zien, is daarmee het verblijf in het buitenland bevestigd.
Beroep eiser
6. Eiser voert aan dat het bestreden besluit op onvoldoende en onvolledig onderzoek berust, omdat het Uwv heeft nagelaten onderzoek te verrichten door wie de betalingen in het buitenland zijn verricht. Eiser stelt dat uit het feit dat er geen andere betalingen op de bankrekening zichtbaar zijn, niet de conclusie kan worden getrokken dat hij in het buitenland heeft verbleven. Eiser betwist dat hij al die tijd in het buitenland heeft verbleven. Hij heeft geen vaste woon- en verblijfplaats, hij heeft een internationale ziektekostenverzekering, hij betaalt geen huur en leeft van contant geld uit seizoenswerk. Hij betaalt daarom alle boodschappen contant en dat is ook de reden dat er weinig tot geen betalingen in Nederland zichtbaar zijn op zijn rekening. Zijn vriendin in Malta maakt gebruik van zijn bankpas en heeft daar dus opnamen en betalingen gedaan. Eiser vindt dat het Uwv ten onrechte ervan uit gaat dat degene die geld opneemt of een betaling verricht, ook de persoon is op wiens naam de bankrekening staat. Hij heeft op de hoorzitting de naam van zijn vriendin doorgegeven. Er zou daar nader onderzoek naar worden gedaan, maar dat is nagelaten. Daardoor heeft het Uwv niet de nodige kennis over de relevante feiten verzameld en daarom berust het bestreden besluit op onvoldoende en onvolledig onderzoek.
Beoordelingskader
7. De werknemer die buiten Nederland woont of verblijf houdt anders dan wegens vakantie, heeft geen recht op uitkering [1] . Het recht op uitkering eindigt met ingang van de dag waarop de werknemer geen recht op uitkering meer heeft [2] .
8. Bij besluiten tot intrekking van een WW-uitkering gaat het om belastende besluiten waarbij het aan het bestuursorgaan is om de nodige kennis over de relevante feiten en omstandigheden te vergaren. Die last om informatie te vergaren brengt mee dat het in een geval als dit het aan het Uwv is om de feiten aan te dragen aan de hand waarvan aannemelijk is dat eiser vanaf 10 maart 2020 buiten Nederland verbleef anders dan wegens vakantie. Indien op grond van de gepresenteerde feiten aannemelijk is dat eiser vanaf die datum buiten Nederland verbleef anders dan wegens vakantie, dan ligt het op de weg van eiser de onjuistheid daarvan met tegenbewijs, berustend op objectieve en verifieerbare gegevens, aannemelijk te maken.
Beoordeling rechtbank
9. Op de zitting heeft gemachtigde van het Uwv ter nadere onderbouwing van het bestreden besluit gewezen op de IP-loggegevens, waaruit is gebleken dat eiser vanaf
10 maart 2020 niet vanuit Nederland heeft ingelogd, maar vanuit het buitenland en dan vooral vanaf Malta via de Maltese provider Mellita. Omdat Mellita geen VPN-provider is, wil het Uwv daarmee het bezwaar van eiser weerleggen dat hij met een VPN-verbinding vanuit bijna iedere locatie in de wereld kan inloggen zonder dat hij zich daadwerkelijk daar bevindt. Volgens eiser lagen deze gegevens niet ten grondslag aan het bestreden besluit.
10. Naar het oordeel van de rechtbank is het in strijd met de goede procesorde als het Uwv op de zitting zijn conclusie over eisers VPN-verbinding alsnog ten grondslag legt aan het bestreden besluit. Het Uwv heeft in het bestreden besluit uitdrukkelijk besloten geen rekening te houden met de locatie van eisers IP-inloggegevens en heeft dat onderdeel dus niet ten grondslag gelegd aan zijn besluit. Het Uwv vond op dat moment dat de bankafschriften voldoende zijn stelling ondersteunden dat eiser in het buitenland heeft verbleven. Het is de rechtbank niet ontgaan dat het Uwv ook in het verweerschrift zijn bevindingen met betrekking tot de locatie van de IP-inloggegevens van eiser onder de aandacht heeft willen brengen. Omdat verweerder uitdrukkelijk heeft beslist dat hij geen rekening houdt met de informatie omtrent de IP-inloggegevens, vindt de rechtbank dat uit het verweerschrift niet mocht worden afgeleid dat het Uwv dat onderdeel alsnog ten grondslag legde aan het bestreden besluit.
11. Het voorgaande betekent dat de rechtbank de conclusie van het Uwv over de VPN-verbinding niet meeneemt in haar beoordeling of het Uwv aannemelijk heeft gemaakt dat eiser vanaf 10 maart 2020 buiten Nederland verbleef anders dan wegens vakantie.
12. Naar het oordeel van de rechtbank is het Uwv geslaagd in zijn bewijslast om feiten aan te dragen aan de hand waarvan voldoende aannemelijk is gemaakt dat eiser vanaf 10 maart 2020 buiten Nederland verbleef. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking.
Vaststaand feit is dat eiser geen vaste woon- of verblijfplaats heeft in Nederland. Eiser heeft dit niet betwist. Uit het onderzoeksrapport van 24 maart 2021 is gebleken dat de opgevraagde bankafschriften zijn beoordeeld. Uit de banktransacties is gebleken dat vanaf 10 maart 2020 tot en met 29 januari 2021 geen enkele betaling in Nederland is verricht. Eisers bankpas is gebruikt voor geldopnamen, het betalen van een rekening van een ziekenhuis en voor het betalen van de boodschappen bij diverse winkels waaronder [supermarkt] op Malta. Een aanvullend onderzoek is nog verricht naar de periode vanaf 31 januari 2021 tot 1 april 2021. Uit het onderzoeksrapport van 7 april 2021 blijkt dat ook in die periode geen pinbetalingen zijn verricht in Nederland en dat geldopnames uitsluitend op Malta zijn gedaan.
13. Nu het Uwv naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiser vanaf 10 maart 2020 buiten Nederland verbleef anders dan wegens vakantie, lag het op de weg van eiser de onjuistheid daarvan met tegenbewijs, berustend op objectieve en verifieerbare gegevens, aannemelijk te maken. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser daarin niet geslaagd. Eiser heeft niets overgelegd dat er op duidt dat hij wel vanaf 10 maart 2020 in Nederland verbleef. Hij heeft ook geen uitleg gegeven waarom zijn vriendin zijn bankpas op Malta gebruikt en hij zelf in Nederland verblijft zonder zijn pas en uitsluitend met contant geld zijn boodschappen en andere uitgaven betaalt. Hoewel eiser meerdere keren in de gelegenheid is gesteld om feitelijke gegevens aan te leveren, waaruit zou blijken dat hij wel in Nederland verbleef, heeft hij geen enkel bewijs overgelegd. Eiser heeft in beroep herhaald dat hij altijd alle boodschappen contant heeft betaald. Hij heeft daarvan echter geen enkel bewijs overgelegd, waardoor zou kunnen worden getwijfeld aan de conclusie van het Uwv. Ook op de zitting kon de gemachtigde van eiser hierover geen nadere uitleg geven, omdat hij al een paar maanden geen contact meer heeft gehad met zijn cliënt. Vanwege het ontbreken van ieder tegenbewijs lag het niet op de weg van het Uwv om nog nader onderzoek te verrichten naar eisers vriendin op Malta en haar al dan niet gebruik van eisers bankpas. Het Uwv heeft daarvan in redelijkheid kunnen afzien.
De beroepsgrond slaagt daarom niet.
14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De beslissing is uitgesproken op 20 april 2022 en wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
(
is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen)
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een beroepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.artikel 19, eerste lid, aanhef en onder e, van de WW
2.artikel 20, eerste lid, aanhef en onder a, van de WW