In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 januari 2022 een beschikking gegeven in het kader van de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA). De verzoeksters, drie besloten vennootschappen die deel uitmaken van een concern dat kunstwerken verhuurt, hebben te maken met een aanzienlijke schuldenlast van € 9,8 miljoen, waarvan Rabobank de grootste schuldeiser is met een vordering van € 3,2 miljoen. De rechtbank heeft een afkoelingsperiode van twee maanden afgekondigd, ingaande 17 december 2021, om de verzoeksters in staat te stellen een akkoord aan te bieden aan hun schuldeisers. Tijdens deze periode is het Rabobank niet toegestaan om haar vorderingen te incasseren zonder toestemming van de rechtbank, mits de verzoeksters vervangende zekerheid bieden voor de schulden. De verzoeksters hebben een betaalsysteem afgesproken met Rabobank, waarbij zij maandelijks hun verplichtingen kunnen nakomen zonder dat de positie van Rabobank verslechtert. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afkoelingsperiode noodzakelijk is om de onderneming van de verzoeksters voort te zetten en dat dit in het belang van de gezamenlijke schuldeisers is. De rechtbank heeft de verzoeksters ook verplicht om binnen twee maanden een akkoord aan te bieden, zoals vereist door de wet.