ECLI:NL:RBMNE:2022:1655

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
16-041401-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor phishing met toepassing van jeugdstrafrecht en oplegging van jeugddetentie

Op 26 april 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan phishing. De verdachte, geboren in 2001, werd beschuldigd van het oplichten van rekeninghouders van diverse banken door hen te bewegen hun inloggegevens te verstrekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen in de periode van 1 januari 2019 tot en met 11 februari 2021 meerdere rekeninghouders heeft opgelicht en computervredebreuk heeft gepleegd. De verdachte heeft een rol gespeeld in een georganiseerde phishingoperatie waarbij slachtoffers via sms-berichten werden benaderd met valse betaalverzoeken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 150 dagen, waarvan 24 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en het volgen van onderwijs. De vordering van de Rabobank, die schadevergoeding eiste, werd deels toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat de feiten bewezen waren, maar sprak hem vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van phishing en de impact op slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.041401.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2001] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 26 mei 2021 (pro forma), 16 juni 2021 (pro forma), 27 september 2021 (regie), 28 maart 2022 (inhoudelijke behandeling) en 26 april 2022 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officieren van justitie mrs. M.M. Lemstra en A.M.C.V. Fellinger (hierna: de officier van justitie), en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.P.J. Botterblom, advocaat te Nijkerk, naar voren hebben gebracht.
De inhoudelijke behandeling vond gelijktijdig, maar niet gevoegd, plaats met de behandeling van de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (parketnummer 16.041456.21) en [medeverdachte 2] (parketnummer 16.041434.21). Zij worden in dit vonnis verder aangeduid als [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 27 september 2021 nader omschreven. De nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
1.
in de periode van 1 januari 2019 tot en met 11 februari 2021 te Barneveld en/of Driebergen-Rijsenburg en/of Soesterberg, althans in Nederland, samen met anderen, althans alleen, 10 rekeninghouders van diverse banken heeft opgelicht door die rekeninghouders te bewegen tot het ter beschikking stellen van (inlog)gegevens van hun bank accounts;
2.
in de periode van 16 oktober 2019 tot en met 11 februari 2021 te Barneveld en/of Soesterberg en/of Driebergen-Rijsenburg , althans in Nederland, zich samen met anderen, althans alleen, schuldig heeft gemaakt aan computervredebreuk door het opzettelijk wederrechtelijk binnendringen in computersystemen en/of servers van diverse banken door in te loggen met onrechtmatig verkregen inloggegevens van 10 rekeninghouders van die banken;
3.
in de periode van 16 oktober 2019 tot en met 11 februari 2021 te Driebergen-Rijsenburg en/of Soesterberg en/of Zeist, althans in Nederland, samen met anderen, althans alleen, wederrechtelijk een of meer geldbedragen, die toebehoorden aan 6 rekeninghouders van diverse banken heeft weggenomen door middel van een valse sleutel, te weten met oplichting verkregen (inlog)gegevens;
4.
in de periode van 1 augustus 2020 tot en met 11 februari 2021 te Soesterberg en/of Barneveld en/of Driebergen-Rijsenburg , althans in Nederland, zich samen met anderen, althans alleen, schuldig heeft gemaakt aan het vervaardigen, verkopen, verwerven, invoeren, verspreiden of anderszins ter beschikking stellen of voorhanden hebben van een technisch hulpmiddel, te weten een of meer zogenoemde phishing panel(s) en/of applicaties voor het versturen van SMS-berichten in bulk, met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, 138b of 139c van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Inleiding
Het opsporingsonderzoek dat bekend is onder de naam 4CC21BOOG (hierna: onderzoek Boog) en aan dit vonnis ten grondslag ligt, is gestart naar aanleiding van een aangifte van Achmea inhoudende dat op 8 en 10 februari 2021 een zogenoemde smishing campagne (phishing via sms-berichten) uit de naam van Achmea-Zilveren Kruis had plaatsgevonden. Het ging om sms-berichten waarin stond dat de ontvanger een rekening open had staan en moest betalen om verhoging te voorkomen. Betaling kon door op een link te klikken in het sms-bericht, waarna de ontvanger op een nagebouwde website van Achmea-Zilveren Kruis kwam.
Het Cyber Defence Center van Achmea heeft onderzoek gedaan naar de links die in de sms-berichten stonden en heeft daarbij achterhaald dat de website waarop men terecht kwam na het klikken op de link werd beheerd vanaf het IP-adres [IP-adres] . Op dit IP-adres is vervolgens een IP-tap aangesloten, waaruit het vermoeden ontstond dat er op 11 februari 2021 live phishing activiteiten plaatsvonden. De politie is daarop binnengetreden in de woning die hoorde bij het voornoemde IP-adres aan de [adres] in [woonplaats] (hierna: [woonplaats] ) en trof daar verdachte en zijn twee medeverdachten ( [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ) aan. Daarnaast werden er vier ingeschakelde laptops en 22 mobiele telefoons aangetroffen en in beslag genomen. Het onderzoek heeft zich vervolgens gericht op het uitlezen en analyseren van deze laptops en telefoons. Dit heeft geleid tot de verdenking van de feiten die in de tenlastelegging zijn neergelegd.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het uitgevoerde onderzoek aan de laptops en telefoons rechtmatig heeft plaatsgevonden. Indien de rechtbank van oordeel is dat er wel sprake is van een vormverzuim, heeft de officier van justitie gesteld dat kan worden volstaan met een constatering van dat vormverzuim.
De officier van justitie acht de onder feit 1 ten laste gelegde oplichting, met uitzondering van de oplichting van [aangever 1] , wettig en overtuigend te bewijzen. Ook acht de officier van justitie de onder feit 2 ten laste gelegde computervredebreuk en de onder feit 3 ten laste gelegde diefstal door middel van een valse sleutel wettig en overtuigend te bewijzen. Verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben deze feiten tezamen en in vereniging gepleegd. In dat kader geldt dat phishing alleen succesvol is indien er sprake is van een duidelijke, vooraf afgesproken taakverdeling, werkwijze en informatiedeling tussen de betrokkenen. Verdachte heeft een verklaring afgelegd over zijn rol. Uit het dossier volgt dat er tussen de voornoemde verdachten al geruime tijd voor 11 februari 2021 een samenwerking gaande was. Daarnaast acht de officier van justitie de onder feit 4 ten laste gelegde overtreding van artikel 139d van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), die ziet op de phishing panels die verdachte heeft gemaakt en verhuurd, wettig en overtuigend te bewijzen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij de verweren die de advocaten van de medeverdachten hebben gevoerd over het onrechtmatig plaatsgevonden onderzoek aan de telefoons van die verdachten. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat in zoverre sprake is van een vormverzuim en dat dit tot rechtsgevolgen leidt, dan dienen diezelfde consequenties te volgen ten aanzien van het onderzoek aan de telefoon van verdachte.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van hetgeen onder feit 1 en/of feit 2 en/of feit 3 ten laste is gelegd ten aanzien van de aangevers [aangever 2] , [aangever 3] , [aangever 4] , [aangever 5] , [aangever 6] , [aangever 7] en [aangever 1] . Voor wat betreft de onder 3 ten laste gelegde diefstal ten aanzien van [aangever 8] heeft de raadsman partieel vrijspraak bepleit voor het bedrag van € 502,38. Het voorgaande heeft tot gevolg dat de raadsman tot een beperkte bewezenverklaring van de onder feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegde periode komt, namelijk 24 februari 2020 tot en met 3 juli 2020, nu dit de periode betreft waarbinnen de aangiftes van [aangever 9] , [aangever 8] en [aangever 10] vallen. Deze aangevers bankierden bij de Rabobank en zijn via Marktplaats benaderd. Verdachte dient dus te worden vrijgesproken van alle gedragingen die niet zien op Marktplaats en de Rabobank. De raadsman heeft bovendien vrijspraak bepleit van het onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde medeplegen, nu er geen wettig en overtuigend bewijs is voor de nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten.
Verder heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte geen betrokkenheid had bij de phishing activiteiten die zagen op Woningnet/Woon Net, zodat verdachte hiervan partieel moet worden vrijgesproken.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
Bewijsmiddelen [1]
De hierna weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Verdachte heeft de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten ten aanzien van de aangevers [aangever 9] , [aangever 8] en [aangever 10] , bekend alsmede feit 4. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 maart 2022; [2]
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 10 juni 2021, genummerd 20210524.1405.14262, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een bekennende verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina’s 1068 tot en met 1082;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 6 april 2021, met bijlage, genummerd PL0900-2021105879-2, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een verklaring van aangever [aangever 9] , doorgenummerde pagina’s 1029 tot en met 1034;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 3 april 2020, met bijlage, genummerd PL2100-2020071380-1, opgemaakt door de politie Eenheid Oost-Brabant, houdende een verklaring van aangever [aangever 8] , doorgenummerde pagina’s 1025 tot en met 1028;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 8 juli 2020, genummerd PL0600-2020316229-2, opgemaakt door de politie Eenheid Oost-Nederland, houdende een verklaring van aangever [aangever 10] , doorgenummerde pagina’s 1015 tot en met 1017;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 25 maart 2021, genummerd 2103151246.PVB, opgemaakt door de politie Eenheid Oost-Utrecht, houdende chats via Telegram over het verhuren van panels, aangetroffen op de telefoon van verdachte, doorgenummerde pagina’s 375 tot en met 379;
De raadsman heeft wel vrijspraak bepleit ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 voor zover deze betrekking hebben op [aangever 1] . De rechtbank werkt deze bewijsmiddelen daarom hieronder uit.
Aangifte van [aangever 1] met bijlage:
Op 28 oktober 2019 in de avond logde ik in op mijn mobiele telefoon ING internetbankieren. Ik zag dat er op 25 oktober 2019 2 keer een bedrag was afgeschreven via online bankieren naar naam: [naam] rekeningnummer [rekeningnummer] , 1 keer een bedrag van 790 euro en 1 keer een bedrag 700 euro. Ik zag dat er diezelfde dag 2 keer een bedrag van 956,48 euro en 2 keer een bedrag van 948,29 euro was gestort door [rekeninghouder] met rekeningnummer [rekeningnummer] . Ik zag dat dit gebeurd was op 25 oktober 2019, tussen 18:37 uur tot 18:43 uur en dat er bij omschrijving [naam] stond. Hierna zag ik dat er 3 keer een bedrag van 1000 euro en 1 keer een bedrag van 810 euro was gepind bij de ING Stadhuisplein te Rotterdam met pinautomaat nummer 005083. Het geld is gepind tussen 18:42 uur tot 18:44 uur. Hierna zag ik weer drie bijschrijvingen van 2 keer 956,48 euro en 1 keer 948,29 euro van [rekeninghouder] met rekeningnummer [rekeningnummer] . Ik wist niet hoe dit kon gebeuren. Mijn moeder heeft op 29 oktober contact opgenomen met de ING om navraag te doen over de gestorte en gepinde bedragen. Ik hoorde dat mijn moeder tegen mij zei dat er op 16 oktober een nieuwe bankpas met pincode is aangevraagd en verstuurd naar mijn adres. Kennelijk heeft iemand uit mijn naam een nieuwe pinpas met pincode aangevraagd op mijn naam. De medewerkster van de ING bank gaf aan dat er fraude is gepleegd met mijn bankpas. [3] Ik voeg een schermafbeelding bij en afschrijvingen toe aan de aangifte. [4]
Een proces-verbaal van bevindingen:
Op 22 februari 2021 is onderzoek gedaan naar de data van een Apple Iphone X, met IMEI-nummer [IMEI-nummer] . In de DCIM-map van het toestel werd ook een filmpje aantroffen, waarop te zien is dat er is ingelogd op de ING bankieren app van ene [aangever 1] , rekeningnummer [rekeningnummer] . Ik, verbalisant, merkte op dat de verdachte transacties die aangever [aangever 1] noemde in zijn aangifte, overeen komen met de transacties die te zien zijn op de video in de telefoon van [verdachte] . [5]
Verklaring verdachte ter zitting:
Het klopt dat de Apple iPhone X, met IMEI-nummer [IMEI-nummer] , mijn telefoon is. Op het filmpje zie je mij inloggen, dat is in 2019. Ik ben in de rekening geweest. [6]
Verhoor verdachte:
A: Je maakt een link aan. Je verstuurd een link naar mensen en die sturen deze link weer door aan andere mensen. Als er dan iemand op de link klikte, dan zag ik dat in mijn paneel. Als er dan nog onvolledige gegevens waren, vroeg ik aan degene die op de (phishing) link had geklikt of die persoon overige gegevens ook wilde invullen. Dan gaan we meestal door totdat het slachtoffer stopt of totdat ik in zijn rekening zit. [7]
4.4.2
Bewijsverweer: (on)rechtmatigheid onderzoek telefoon
Ten aanzien van de vraag of het onderzoek aan de telefoon van verdachte rechtmatig heeft plaatsgevonden, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank overweegt dat het Prokuratuur-arrest (H.K. t. Estland, C-746/18) [8] van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU) niet analoog toegepast kan of moet worden op het onderzoek inhoudende het uitlezen van de telefoons. De uitleg die het HvJ EU in het Prokuratuur-arrest geeft, ziet op de richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie (2002/58/EG). Die richtlijn heeft betrekking op de opslag en verwerking van verkeersgegevens via openbare communicatienetwerken en via openbare elektronische-communicatiediensten. Bij het uitlezen van telefoons gaat het om gegevens die door de betrokkene zelf, in dit geval verdachte, zijn bewaard. Daarop is de richtlijn niet van toepassing.
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad [9] volgt dat het doen van onderzoek door een opsporingsambtenaar aan inbeslaggenomen elektronische gegevensdragers en geautomatiseerde werken teneinde de beschikking te krijgen over daarin opgeslagen of beschikbare gegevens geen voorafgaande rechterlijke toetsing of tussenkomst van de officier van justitie vereist volgens de wet. Indien de met het onderzoek samenhangende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer als beperkt kan worden beschouwd, biedt de algemene bevoegdheid van opsporingsambtenaren, neergelegd in artikel 94 tot en met artikel 96 van het Wetboek van Strafvordering daarvoor voldoende legitimatie. Dit zal het geval kunnen zijn indien het onderzoek slechts bestaat uit het raadplegen van een gering aantal bepaalde op de elektronische gegevensdrager of in het geautomatiseerde werk opgeslagen of beschikbare gegevens.
Indien dat onderzoek zo verstrekkend is dat een min of meer compleet beeld is verkregen van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van de gebruiker van de gegevensdrager of het geautomatiseerde werk, kan dat onderzoek jegens hem onrechtmatig zijn. Daarvan zal in het bijzonder sprake kunnen zijn wanneer het gaat om onderzoek van alle in de elektronische gegevensdrager of het geautomatiseerde werk opgeslagen of beschikbare gegevens met gebruikmaking van technische hulpmiddelen. Mede gelet op het vooralsnog ontbreken van een daarop toegesneden wettelijke regeling, overwoog de Hoge Raad – kort gezegd – dat indien het onderzoek na inbeslagneming een meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer meebrengt, onderzoek door de officier van justitie en de rechter-commissaris in de rede ligt. Daarbij valt – in het licht van artikel 8 EVRM – wat betreft onderzoek door de rechter-commissaris in het bijzonder te denken aan gevallen waarin op voorhand is te voorzien dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer zeer ingrijpend zal zijn.
De rechtbank dient dus vast te stellen of het aan de telefoon van verdachte uitgevoerde onderzoek tot gevolg heeft gehad dat er een meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte is gemaakt en daarmee sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek jegens verdachte.
In zijn algemeenheid kan worden gezegd dat een privételefoon tegenwoordig veel informatie bevat die de gebruiker niet altijd met een derde zou delen, maar dat dit niet inhoudt dat elk onderzoek aan een privételefoon dan ook direct een meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer in voornoemde zin oplevert. Daarvoor dient te worden gekeken naar de concrete feiten en omstandigheden van het geval.
De rechtbank constateert dat er bij het onderzoek aan de telefoon van verdachte weinig persoonlijke informatie is aangetroffen. De raadsman heeft ook niet aangevoerd dat er concrete privégegevens van verdachte uit het onderzoek naar voren zijn gekomen waaruit een min of meer compleet beeld is verkregen van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van verdachte. De rechtbank is daarmee van oordeel dat er door het onderzoek aan de telefoon van verdachte geen sprake is van een meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte. Er is dan ook geen sprake van een vormverzuim. De informatie uit de telefoon van verdachte is rechtmatig verkregen en kan voor het bewijs worden gebruikt.
4.4.3
Bewijsoverwegingen
De werkwijze
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de rekeninghouders [aangever 9] , [aangever 8] en [aangever 10] via whatsapp-berichten over een te verrichten betaling een link toegestuurd kregen die afkomstig leek te zijn van Marktplaats. In die berichten werden zij bewogen de link aan te klikken, om daarna op een website terecht te komen die eruit zag als een officiële website van de Rabobank (een phishingwebsite). Met het invullen van diverse inloggegevens voor hun bankaccounts zodat tot betaling kon worden overgegaan, werden die gegevens afgevangen door verdachte. Vervolgens werden van de rekeningen van [aangever 8] en [aangever 10] diverse overboekingen gedaan.
Bovenstaande werkwijze, te categoriseren als online betaalfraude, meer specifiek phishing of smishing, kenmerkt zich door een aantal typologieën, zoals het gebruiken maken van leads lijsten (lijsten met bijvoorbeeld telefoonnummers die kunnen worden gebruikt om een bericht te versturen naar een groot aantal potentiële slachtoffers), het gebruik van bepaalde technische hulpmiddelen, zoals SMS Burst Tooling, de wijze van oplichting (het sturen van een linkje, dat lijkt op een legitiem betaalverzoek, waarna het slachtoffer op een phishing website komt) en het gebruik van geldezels (money mules) met de bedoeling om het geld daarna door middel van een pinopname te cashen.
[aangever 1]
Op de telefoon van verdachte is een filmpje aangetroffen waarop is te zien dat verdachte in de rekening van [aangever 1] is ingelogd. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij een link aanmaakt en als het slachtoffer op de link klikt, dat hij dan degene is die “in de rekening gaat”. Verdachte heeft over het aangetroffen filmpje ter zitting verklaard dat hij in 2019 in die rekening is geweest, maar dat hij het geld van die rekening niet heeft gestolen. Gelet op beide verklaringen in samenhang bezien acht de rechtbank de feiten 1 en 2 ten aanzien van [aangever 1] wettig en overtuigend bewezen.
Medeplegen
De rechtbank overweegt dat bij phishing het geheel van handelingen zelden door één persoon wordt verricht, maar in de regel plaatsvindt via een nauwkeurig afgestemde taakverdeling, werkwijze en informatiedeling tussen diverse betrokken personen om het traject zo snel mogelijk te laten verlopen voordat slachtoffers in de gaten krijgen dat hun bankrekening wordt leeggehaald.
Verdachte heeft tegenover de politie vrij specifiek verklaard over zijn rol en die van anderen bij de door hem gepleegde phishing. Verdachte heeft verklaard dat hij mensen had waarmee hij de phishing pleegde en dit niet alleen deed in de bewezenverklaarde periode. Die mensen die verdachte ‘had’, hadden vervolgens weer mensen met bankpassen. Met die bankpassen kon het buitgemaakte geld worden opgenomen. In het kader van deze rolverdeling was ook een ‘winstverdeling’ afgesproken. Verdachte heeft verklaard dat hij zijn mensen vond via sociale media. Hij werkte meestal samen met dezelfde mensen. Verdachte zelf was degene die het panel heeft gebouwd, die het panel gebruikte en beheerde, de site klaarzette en online hield, de sms’jes verstuurde, de ‘clicks’ van potentiële slachtoffers ontving en het mobiel bankieren op een andere telefoon activeerde. Bij het gehele proces van phishing waren volgens verdachte echter meerdere mensen betrokken. Zo waren specifiek de taken die gedaan moesten worden na het verkrijgen van toegang tot de rekening belegd bij anderen. Verdachte heeft geen namen willen noemen van de mensen met wie hij samenwerkte, maar dit doet volgens de rechtbank niet af aan het gegeven dat er gelet op het voornoemde sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en andere personen.
Gelet op de verklaring van verdachte bezien in combinatie met de aard van de ten laste gelegde feiten (alles tezamen te scharen onder de noemer phishing), is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten tezamen en in vereniging met een of meer anderen heeft gepleegd.
4.4.4
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 3 ten laste gelegde diefstal ten aanzien van aangever [aangever 1] . Op de telefoon van verdachte is weliswaar een filmpje aangetroffen waarop is te zien dat verdachte in de rekening van [aangever 1] is ingelogd, maar verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij het geld van die rekening niet heeft gestolen. De rechtbank heeft geen reden om die verklaring niet betrouwbaar te achten. De rechtbank spreekt verdachte op basis van het voorgaande ten aanzien van [aangever 1] van feit 3 vrij.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat er eveneens geen wettig en overtuigend bewijs is voor de feiten die aan verdachte onder 1, 2 en 3 worden verweten ten aanzien van de aangevers [aangever 2] , [aangever 3] , [aangever 4] , [aangever 5] , [aangever 6] en [aangever 7] . Verdachte ontkent deze feiten en uit het dossier blijkt ook niet van actieve betrokkenheid van verdachte bij deze aangevers.
Ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde diefstal van aangever [aangever 8] zal de rechtbank, in lijn met het standpunt van de verdediging, verdachte partieel vrijspreken voor een bedrag van € 502,38. Dit bedrag is afgeschreven van de rekeningen van de moeder van aangever [aangever 8] . Volgens de aangifte beheerde aangever [aangever 8] die rekeningen voor haar moeder, maar daaruit volgt niet dat het geld op die rekeningen haar eigendom is. Het geld behoorde daarom niet toe aan [aangever 8] en de diefstal heeft dus niet jegens haar plaatsgevonden.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op tijdstippen in de periode van 25 oktober 2019 tot en met 4 juli 2020 te Barneveld, althans Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels rekeninghouders van de ING Bank en/of de Rabobank, te weten
- [aangever 9]
- [aangever 8]
- [aangever 10]
- [aangever 1]

heeft bewogen tot het ter beschikking stellen van (inlog)gegevens (waaronder gebruikersnaam en/of wachtwoord en/of betaalpasgegevens en/of verificatiecode) van hun ING Bank en/of Rabobank accounts, hebben verdachte en zijn mededader(s) (telkens) met het voren omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:

- kopieën van en/of nagemaakte websites van Marktplaats en/of de Rabobank en/of IDEAL, gehost op meerdere voor het afvangen van bovenvermelde gegevens (hierna: phishing) bedoelde servers en/of websites en/of (vervolgens)
- voornoemde rekeninghouders een of meer berichten gestuurd, als waren deze berichten afkomstig van Marktplaats, en/of (vervolgens)
- voornoemde rekeninghouders, door de inhoud van voornoemde berichten bewogen tot het klikken op een hyperlink, waarna zij werden doorverwezen en/of geleid naar een of meerdere valse/namaak website(s) van de Rabobank, en/of (vervolgens)
- voornoemde rekeninghouders, bewogen op die valse/namaak website van de Rabobank zijn (inlog)gegevens (waaronder gebruikersnaam en/of wachtwoord en/of betaalpasgegevens en/of verificatiecode), in te vullen,

waardoor bovengenoemde rekeninghouders werden bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);

2.
op tijdstippen in de periode van 25 oktober 2019 tot en met 4 juli 2020 te Barneveld, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in geautomatiseerde werken, te weten computersyste(e)m(en) en/of server(s) van de ING bank en/of de Rabobank is binnengedrongen met behulp van een valse sleutel, te weten door het (telkens) inloggen met onrechtmatig verkregen (inlog)gegevens van rekeninghouder(s) van de ING bank en/of de Rabobank te weten
- [aangever 1]
- [aangever 9]
- [aangever 8]
- [aangever 10] ;
3.
op tijdstippen in de periode van 26 maart 2020 tot en met 4 juli 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer geldbedragen, welke geldbedragen toebehoorden aan rekeninghouders van de Rabobank, te weten:
- [aangever 10] (3000,- euro)
- [aangever 8] (479,61 euro)

waarbij hij, verdachte, en zijn mededader(s) het weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s), te weten met oplichting verkregen inlog(gegevens) voor het inloggen op internetbankieren en/of het autoriseren van een mobiel bankieren app en/of het autoriseren van een overboeking, in elk geval (een) sleutel(s) tot het gebruik waarvan hij, verdachte, en zijn mededader(s) niet gerechtigd waren;

4
op tijdstippen in de periode van 1 september 2020 tot en met 11 februari 2021 te Barneveld, althans in Nederland, telkens met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd: een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen is tot het plegen van een zodanig misdrijf, vervaardigt, verspreidt of anderszins ter beschikking stelt of voorhanden heeft, immers heeft hij
- een of meer phishing panels, voor het beheren van phishing websites vervaardigd en voorhanden gehad en verhuurd (te weten (in ieder geval) phishing panels voor het simuleren en/of beheren van een onechte versie van de internetomgeving van de SNS Bank en/of ABN AMRO en/of ING en/of Rabobank en/of Triodos Bank en/of Zilveren Kruis en/of Tikkie en/of DIGID en/of Marktplaats en/of PostNL en/of een andere organisatie, met de bedoeling om daarmee zichzelf of een of meer ander(en) toegang te verschaffen tot geautomatiseerde werken van een of meerdere bank(en).
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
Feit 2
medeplegen van computervredebreuk, meermalen gepleegd;
Feit 3
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
Feit 4
met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd, een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen is tot het plegen van een zodanig misdrijf, vervaardigen, verspreiden of anderszins ter beschikking stellen en voorhanden hebben, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 150 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 24 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als (bijzondere) voorwaarden een meldplicht bij reclassering, het volgen van onderwijs en het meewerken aan het onderzoek passend- en haalbaarheid interventie Hack_Right;
- een taakstraf van 60 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen jeugddetentie.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het adolescentenstrafrecht, in lijn met het advies van de reclassering, dient te worden toegepast. Verdachte dient overeenkomstig het psychologisch onderzoek van 14 maart 2022 als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd voor de feiten die hij gepleegd heeft. Er dient verder rekening te worden gehouden met het feit dat verdachte geen relevante documentatie heeft en met de inhoud van het reclasseringsadvies van 9 maart 2022. Verdachte wil graag meewerken aan de bijzondere voorwaarden, zoals de reclassering die heeft geadviseerd. De raadsman heeft tot slot aangevoerd dat verdachte niet terug moet naar de gevangenis en dat hij zich wat dat betreft kan vinden in de eis van de officier van justitie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan oplichting door middel van phishing van diverse rekeninghouders. Daarbij is er ook sprake geweest van computervredebreuk en voor twee rekeninghouders is de oplichting daadwerkelijk gepaard gegaan met diefstal van gelden van hun rekening(en). Verdachte heeft geen respect getoond voor eigendommen van een ander en heeft alleen gehandeld vanuit eigen financieel gewin. Door te doen alsof hij handelde uit naam van een betrouwbare organisatie heeft verdachte ingespeeld op het vertrouwen en verantwoordelijkheidsgevoel van de slachtoffers, én heeft hij dit vertrouwen ernstig beschaamd. Verdachte heeft zich echter niet bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers of overige gevolgen voor de maatschappij in het algemeen.
Persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 24 februari 2022;
- een reclasseringsadvies van 9 maart 2022, uitgebracht door Reclassering Nederland;
- een psychologisch rapport van 14 maart 2022, opgemaakt door A.I. de Zwart, GZ-psycholoog.
Uit het uittreksel volgt dat verdachte in 2017 met politie en justitie in aanraking is gekomen voor een vermogensdelict.
Uit het reclasseringsadvies blijkt dat het recidiverisico wordt ingeschat als laag. De reclassering beschrijft dat verdachte zijn leven na de schorsing van de voorlopige hechtenis een positieve wending heeft gegeven. Hij heeft een goede band met zijn ouders, volgt een ICT-opleiding, doet het goed op school en is gemotiveerd om deel te nemen aan de interventie bij Hack_Right. Verdachte heeft deze punten tijdens de terechtzitting aan de rechtbank verder toegelicht. Hij ziet nu in wat hij slachtoffers heeft aangedaan en wil zijn talenten op een andere manier inzetten. De reclassering adviseert bij een strafoplegging een drietal bijzondere voorwaarden, te weten: een meldplicht, het volgen van onderwijs en het meewerken aan het onderzoek ten behoeve van Hack_Right.
De reclassering heeft verder geadviseerd tot toepassing van het jeugdstrafrecht. Indicatoren hiervoor zijn de continuering van de schoolgang, de beïnvloedbaarheid van verdachte en het feit dat verdachte ontvankelijk is voor ondersteuning en/of beïnvloeding door volwassenen. De reclassering denkt hierbij specifiek aan het contact dat verdachte heeft op school, onder andere met zijn mentor. De psycholoog komt in haar rapportage tot dezelfde conclusie en ziet ook argumenten voor de toepassing van het jeugdstrafrecht. De rechtbank neemt dit advies over.
Uit het psychologisch rapport volgt verder het advies om de bewezenverklaarde feiten enigszins in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Dit vloeit voort uit de bij verdachte geconstateerde naïviteit en beïnvloedbaarheid, maar ook het opportunisme en een lacunair geweten, die de keuzes en gedragingen van verdachte hebben beïnvloed. De psycholoog heeft geconstateerd dat er bij verdachte onvoldoende remming uitging van zijn geweten, omdat verdachte het in zijn zoektocht naar waardering lastig had om het juiste te doen. De rechtbank neemt dit advies over en zal de feiten in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar vergelijkbare zaken. De landelijke oriëntatiepunten voor de strafoplegging (LOVS) voor fraude, waarbij het benadelingsbedrag bepalend is, doen naar het oordeel van de rechtbank in het algemeen geen recht aan een oplichting als de onderhavige (phishing). Phishing is een vorm van oplichting die doorgaans op grootschalige wijze wordt uitgevoerd en daarmee een hoop potentiële gedupeerden bereikt. In de huidige (digitale) maatschappij maakt deze variant van oplichting een grote inbreuk op het vertrouwen van de maatschappij in het digitale berichten- en betalingsverkeer. Dit zijn dan ook redenen waarom deze variant van oplichting, mede vanuit een oogpunt van normbevestiging en generale preventie, zwaar wordt bestraft. Uit vergelijkbare zaken blijkt dat met geen andere straf kan worden volstaan dan met het opleggen van een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt.
De rechtbank weegt in dit geval ook mee dat uit het dossier blijkt dat er sprake is geweest van phishing op een veel grotere schaal; er zijn veel meer (potentiële) slachtoffers benaderd en dit is gebeurd over een nog veel langere periode. Uit het onderzoeksrapport ‘Fraudevictimisatie in Nederland’ onder leiding van prof.dr. M. Jumger van de Universiteit Twente van 29 maart 2022 volgt dat slachtoffers van online fraude zelden aangifte doen. [10] Uit het onderzoek in deze zaak blijkt bovendien dat de opsporing van dit soort zaken ingewikkeld is: er dient te worden gezocht naar sporen die zijn achtergelaten in de ‘digitale wereld’. De bewezenverklaring is daarom beperkt gebleven.
Hoewel de officier van justitie in haar eis blijk heeft gegeven rekening te hebben gehouden met de adviezen van de deskundigen en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zal de rechtbank de eis niet volledig volgen, omdat zij tot een beperktere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie heeft betoogd.
Alles afwegende acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 150 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 24 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd (meldplicht, meewerken aan onderwijs en meewerken aan het onderzoek naar Hack_Right), passend en geboden.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de HP laptop terug kan naar verdachte. De overige goederen dienen verbeurd te worden verklaard, hetzij omdat het strafbare feit hiermee is begaan; hetzij omdat het is verkregen vanuit het strafbare feit.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft teruggave verzocht van de inbeslaggenomen goederen, in het bijzonder de HP laptop en de harde schijf (niet opgenomen op de beslaglijst). Deze zijn niet gebruikt voor het plegen van de strafbare feiten en ook niet aangeschaft met middelen vanuit die strafbare feiten verkregen. Ten aanzien van de inbeslaggenomen telefoon heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- een Apple telefoon (G2780433);
- een HP Notebook inclusief kabel (G2779229);
- een HP Notebook (G2779221);
- een Toshiba USB-stick en
- een stuk administratie, zwart
verbeurd verklaren. Met betrekking tot deze voorwerpen zijn de bewezenverklaarde feiten begaan.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten de HP Omen Laptop (G2804493) en de harde schijf (G21-4189-039).

10.BENADEELDE PARTIJ

[aangever 6] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd, maar vordert geen bedrag. Deze vordering behoeft daarom geen bespreking. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren en de benadeelde partij veroordelen in de kosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
De Rabobank heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 20.236,23. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit. De rechtbank bespreekt deze vordering hieronder.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de Rabobank volledig voor toewijzing vatbaar is, nu er sprake is van rechtstreekse schade.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de Rabobank dient te worden afgewezen dan wel dat de Rabobank niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. De raadsman heeft dit standpunt als volgt toegelicht. Voor het bedrag dat ziet op de vergoeding die de Rabobank aan de gedupeerden [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heeft betaald, geldt dat er geen rechtstreeks verband is met het aan verdachte ten laste gelegde feit. Er is door de verdediging vrijspraak bepleit voor de ten laste gelegde diefstal ten aanzien van aangeefster [aangever 5] zodat ook het bedrag dat de Rabobank aan deze aangeefster heeft betaald dient te worden afgewezen. Bovendien heeft de Rabobank alle bedragen als coulancebetaling betaald en die betalingen kunnen niet als rechtstreekse schade als gevolg van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit worden gezien. De Rabobank heeft daarnaast geen onderbouwing aangeleverd voor de onderzoekskosten die worden gevorderd.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Rechtstreekse schade
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de schade die de Rabobank vordert voor vergoeding in aanmerking komt.
Vooropgesteld moet worden dat een benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding kan indienen als er sprake is van schade die rechtstreeks aan haar is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. Dat volgt uit artikel 361 en 51f, eerste lid, Sv. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat deze eis niet te strikt moet worden uitgelegd. Er moet worden gekeken naar de concrete omstandigheden van het geval, waarbij de vraag of het slachtoffer is geraakt in het belang dat de geschonden norm beschermt, niet doorslaggevend is. Niet uitgesloten is dat de schade weliswaar niet het rechtstreekse gevolg is van de bewezen verklaarde gedraging als zodanig, maar dat – gelet op de uit de bewijsvoering blijkende gedragingen van de verdachte – de door de benadeelde partij geleden schade in zodanig nauw verband staat met het bewezen verklaarde feit, dat die schade redelijkerwijs moet worden aangemerkt als rechtstreeks aan de benadeelde partij door dat feit te zijn toegebracht, zoals bedoeld in voornoemde wetsartikelen.
Gelet op de omstandigheden in deze zaak is sprake van een zodanig nauw verband tussen de schade die de Rabobank heeft geleden en de door verdachte gepleegde feiten, dat de schade redelijkerwijs moet worden aangemerkt als rechtstreeks aan de Rabobank te zijn toegebracht. Verdachte is schuldig bevonden aan oplichting, computervredebreuk en diefstal met een valse sleutel, waarbij geldbedragen van de bankrekeningen van de rekeninghouders zijn overgeboekt. Voor zover de Rabobank haar klanten heeft gecompenseerd voor de schade is dat in het maatschappelijke verkeer een voorzienbare reactie en het rechtstreekse gevolg van een fraude die zich richt op klanten van een bank.
Materiële schade
Uit het voorgaande volgt dat de Rabobank als gevolg van het hiervoor onder 3 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering toewijzen voor zover deze ziet op de vergoeding van de materiële schade van [aangever 10] ter hoogte van € 3.000,- nu de Rabobank deze schade aan [aangever 10] heeft vergoed en daardoor dus zelf in haar vermogenspositie is benadeeld.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren voor zover deze ziet op schade die is vergoed aan slachtoffers die niet in het bewezenverklaarde feit voorkomen. Ten aanzien van deze slachtoffers is namelijk geen sprake van schade die rechtstreeks voortvloeit uit het door verdachte gepleegde strafbare feit.
Door de Rabobank is niet onderbouwd hoeveel tijd is besteed aan de afhandeling van de schade van [aangever 10] . Op basis van haar schattingsbevoegdheid bepaalt de rechtbank dat één uur aan arbeid redelijk is. Het arbeidsloon bepaalt zij, conform de vordering van Rabobank, op € 120,- per uur. Dat betekent dat van de gevorderde onderzoekskosten een bedrag van € 120,- voor toewijzing vatbaar is. De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige gedeelte van de gevorderde onderzoekskosten niet-ontvankelijk verklaren. Deze zien immers op kosten die zijn gemaakt voor slachtoffers die niet in het bewezenverklaarde feit voorkomen.
Het totaal toe te wijzen bedrag aan materiële schade komt daarmee op € 3.120,- (€ 3.000,- + € 120,-). Dit schadebedrag dient te worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 juli 2020 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel niet opleggen. De schadevergoedingsmaatregel is er namelijk om natuurlijke personen te ontlasten bij de inning van schadevergoeding. Een rechtspersoon mag in beginsel geacht worden zelf de wegen te kennen om een vordering te incasseren, in tegenstelling tot een natuurlijke persoon. De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding om van dit beginsel af te wijken.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 47, 57, 77c, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 138ab, 139d, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 150 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van 24 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
Algemene voorwaarden
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Bijzondere voorwaarden
- als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt op het kantoor van de Reclassering [adres] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* onderwijs volgt en de ICT-opleiding af rondt op het ROC te [plaats] , of een soortgelijke instelling in overleg met de reclassering;
* meewerkt aan onderzoek naar de passend- en haalbaarheid van Hack_Right interventies. Verdachte geeft daartoe openheid van zaken over zijn computergedrag en inzage in zijn gebruik van gegevensdragers. Verdachte werkt mee, ook indien dit meerdere uren per week zal zijn, aan interventies vanuit dat programma indien dat in deze periode haalbaar blijkt.
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • een Apple telefoon (G2780433);
  • een HP Notebook inclusief kabel (G2779229);
  • een HP Notebook (G2779221);
  • een Toshiba USB-stick (MD3021021_649110) en
  • een stuk administratie, zwart (MD3021021_649116);
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • HP Omen Laptop (G2804493);
  • de harde schijf (G21-4189-039, pagina 1010A);
Benadeelde partij Rabobank
- wijst de vordering van Rabobank toe tot een bedrag van € 3.120,-;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de Rabobank van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart de Rabobank voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt verdachte ook hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [aangever 6]
  • verklaart [aangever 6] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.J.B. Corbeij, voorzitter, mrs. E.J.W. Verhaagh en N.M.H. van Ek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Dijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 april 2022. De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
Hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1-1-2019 tot en met 11 februari 2021 te Barneveld en/of Driebergen-Rijsenburg en/of te Soesterberg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meer
rekeninghouder(s) van de ING bank en/of de Rabobank en/of de Volksbank en/of de ABN AMRO bank, althans een (of meer) bank(en), te weten
- [aangever 2]
- [aangever 3]
- [aangever 4]
- [aangever 5]
- [aangever 6]
- [aangever 7]
- [aangever 1]
- [aangever 9]
- [aangever 6]
- [aangever 8]
- [aangever 10]
en/of een ander of anderen
heeft/hebben bewogen tot het ter beschikking stellen van (inlog)gegevens (waaronder gebruikersnaam en/of wachtwoord en/of betaalpasgegevens en/of verificatiecode) van zijn/haar/hun ING Bank en/of Rabobank en/of Volksbank en/of ABN AMRO bank, althans een (of meer) bank(en) account(s) althans gegevens,hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) met het voren omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- Kopieen van en/of nagemaakte websites van PostNL en/of Achmea en/of Woningnet en/of Marktplaats en/of DHL pakket service en/of een of meer andere organisaties/bedrij(f)(ven) en/of de ING bank en/of de Rabobank en/of de Volksbank en/of de ABN AMRO bank, althans een (of meer) bank(en), en/of IDEAL gehost op meerdere voor het afvangen van bovenvermelde gegevens (hierna: phishing) bedoelde servers en/of websites en/of (vervolgens)
- Voornoemde rekeninghouders een of meer sms-berichten gestuurd, als waren deze sms-berichten afkomstig van PostNL en/of Achmea en/of Woningnet en/of Marktplaats en/of DHL pakket service en/of een of meer andere organisaties/bedrij(f)(ven), en/of (vervolgens)
- Voornoemde rekeninghouder(s), althans enig persoon handelend namens die rekeninghouder(s), door de inhoud van voornoemde sms-berichten bewogen tot het klikken op een hyperlink, waarna zij werden doorverwezen en/of geleid naar een of meerdere valse/namaak website(s) van PostNL en/of Achmea en/of Woningnet en/of Marktplaats en/of DHL pakket service en/of een of meer andere organisaties/bedrijf(f)(ven) en/of de ING bank en/of de Volksbank en/of de Rabobank en/of de ABN AMRO bank, althans een (of meer) bank(en) en/of IDEAL, en/of (vervolgens)
- voornoemde rekeninghouder(s) althans enig persoon handelend namens die rekeninghouder(s) , bewogen op die/een valse/namaak website(s) van PostNL en/of Achmea en/of Woningnet en/of Marktplaats en/of DHL pakket service en/of een of meer andere organisaties/bedrijf(ven) en/of de ING Bank en/of de Volksbank en/of de Rabobank en/of de ABN AMRO bank, althans een (of meer) bank(en) en/of IDEAL zijn/haar/hun (inlog)gegevens (waaronder gebruikersnaam en/of wachtwoord en/of betaalpasgegevens en/of verificatiecode), in te vullen,
waardoor bovengenoemde rekeninghouder(s) en/of ander(en) werden bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 oktober 2019 tot en met 11 februari 2021 te Barneveld en/of Soesterberg en/of Driebergen-Rijsenburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) (een) geautomatiseerd(e) werk(en), te weten computersyste(e)m(en) en/of server(s) van de ING bank en/of de Volksbank en/of de Rabobank en/of een (of meer andere) bank(en) van rekeninghouder(s) van de ING bank en/of de Volksbank en/of de Rabobank en/of een (of meer andere) bank(en) is/zijn binnengedrongen door het doorbreken van een beveiliging en/of door een technische ingreep en/of met behulp van valse signalen of een valse sleutel en/of door het aannemen van een valse hoedanigheid te weten door het (telkens) inloggen met onrechtmatig verkregen inlognamen en/of wachtwoorden en/of andere (inlog)gegevens van rekeninghouder(s) van de ING bank en/of de Volksbank en/of de Rabobank en/of een (of meer andere) bank(en), te weten
1. [aangever 2]
2. [aangever 3]
3. [aangever 4]
4. [aangever 5]
5. [aangever 7]
6. [aangever 1]
7. [aangever 9]
8. [aangever 6]
9. [aangever 8]
10. [aangever 10]
en/of
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) door tussenkomst van de/het geautomatiseerd(e) werk(en) waarin hij is binnengedrongen de toegang heeft verworven tot één of meer geautomatiseerde werk(en) van één of meer derde(n), te weten de computersyste(e)m(en) en/of server(s) van de ING bank en/of de Volksbank en/of de Rabobank en/of de ABN AMRO bank en/of een (of meer andere) bank(en), welk feit hij, verdachte, (telkens) heeft gepleegd door tussenkomst van een openbaar telecommunicatienetwerk (te weten het internet);
(Artikel art 138ab lid 3 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op een of meer tijdstippen, gelegen in of omstreeks de periode van 16-10-2019 tot en met 11 februari 2021 te Driebergen-Rijsenburg en/of Soesterberg en/of Zeist, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een of meer geldbedragen, welke geldbedragen geheel of ten dele toebehoorden aan een of meer rekeninghouders van de ING Bank en/of de Rabobank en/of de Volksbank en/of de ABN AMRO bank en/of de SNS bank, en/of een (of meer andere) bank(en), te weten:
- [aangever 3] (250,- euro)
- [aangever 4] (250,- euro)
- [aangever 5] (1.153,83 euro)
- [aangever 1] (5.300,- euro)
- [aangever 10] (3000,- euro)
- [aangever 8] (999,99 euro)
en/of een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) het weg te nemen geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s),te weten met oplichting verkregen gebruikersna(a)m(en) en/of wachtwoord(en) en/of inlog(gegevens) voor het inloggen op internetbankieren en/of het autoriseren van een mobiel bankieren app en/of het autoriseren van een overboeking, in elk geval (een) sleutel(s) tot het gebruik waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren;
Artikel 311, 4 e en 5 e lid, Wvsr
4
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2020 tot en met 11 februari 2021 te Soesterberg en/of Barneveld en/of Driebergen-Rijsenburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, telkens met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, 138b of 139c van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd: een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen is tot het plegen van een zodanig misdrijf, vervaardigt, verkoopt, verwerft, invoert, verspreidt of anderszins ter beschikking stelt of voorhanden heeft, immers heeft hij
- een of meer zogenaamde phishing panels, voor het maken en/of beheren van phishing websites vervaardigd en/of voorhanden gehad en/of verhuurd (te weten (in ieder geval) phishing panels voor het simuleren en/of beheren van een onechte versie van de internetomgeving van de SNS Bank en/of ABN AMRO en/of ING en/of Rabobank en/of Triodos Bank en/of Zilveren Kruis en/of Tikkie en/of DIGID en/of Marktplaats en/of PostNL en/of Woon Net en/of een of meer andere organisaties en/of banken, en/of
- applicatie(s) bestemd voor het versturen van SMS-bericht(en) in bulk van zogeheten phishing-smsjes en/of phishing-whatsapp-berichten (met daarin een phishing link die – bij activeren/aanklikken naar een of meer van voornoemde onechte phishing websites leidde) voorhanden gehad, met de bedoeling om aan hemzelf en/of zijn mededader(s) en/of anderen (een) inlogcode ('s) en/of inloggegevens en/of klantgegevens af te vangen die toegang geven tot het/de geautomatiseerde (betaal)syste(e)m(en) van een of meerdere bank(en) en/of
(vervolgens) (die) inloggegevens verworven en/of ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad met de bedoeling om daarmee zichzelf of een of meer ander(en) toegang te verschaffen tot geautomatiseerde werken van een of meerdere bank(en);
(139d, tweede lid sub a en b Sr)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 juni 2021, genummerd 20210602.1005.14262, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 1111. Verder zijn er nog drie aanvullende processen-verbaal opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland van respectievelijk 23 september 2021, 6 december 2021 en 23 februari 2022, doorgenummerd 1112 tot en met 1170. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Alle bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.
2.Een proces-verbaal ter terechtzitting van 28 maart 2022.
3.Een proces-verbaal van aangifte van 2 november 2019, pagina 1011.
4.Een proces-verbaal van aangifte van 2 november 2019, pagina’s 1012 en 1013.
5.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 maart 2021, pagina’s 383 en 384.
6.De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 maart 2022.
7.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 10 juni 2021, pagina 1070.
8.HvJ EU 2 maart 2021, ECLI:EU:C:2021:152.
9.HR 4 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:592.
10.fraudevictimisatie-in-nederland.pdf (utwente.nl)