ECLI:NL:RBMNE:2022:165

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
21 januari 2022
Zaaknummer
21/2712 en 21/3151
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor appartementencomplex in Houten

Op 18 januari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarbij eisers zich verzetten tegen de bouw van een appartementencomplex met 28 appartementen op een perceel tegenover hun woningen in Houten. De vergunninghouder had op 18 november 2020 een omgevingsvergunning aangevraagd, die op 20 mei 2021 door het college van burgemeester en wethouders was verleend. Eisers stelden dat het bouwplan in strijd was met de beheersverordening Houten Noord en Zuid, die voorschrijft dat het perceel alleen overeenkomstig het bestaande gebruik mag worden gebruikt, en dat bouwwerken alleen vervangen mogen worden door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid had kunnen afwijken van deze verordening, omdat het bouwplan past binnen de doelstellingen van de Woonvisie en bijdraagt aan de verduurzaming van de woningvoorraad. De rechtbank vond dat de zorgen van eisers over geluidsoverlast van de dry coolers op het dak van het appartementencomplex niet voldoende onderbouwd waren en dat de geluidsbelasting aanvaardbaar was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de omgevingsvergunning rechtmatig was verleend. De rechtbank wees erop dat er geen recht op vrij uitzicht bestaat en dat de belangen van de vergunninghouder en het algemeen belang van woningbouw zwaarder wogen dan de bezwaren van eisers. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 21/2712 en 21/3151
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 januari 2022 in de zaak tussen

[…] , allen te [woonplaats] , (21/2712)

(gemachtigde: ing. L. Visscher), eisers sub 1

[eisers sub 2] , te [woonplaats] , (21/3151)eisers sub 2, en samen met eisers sub 1: eisers,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten (het college), verweerder
(gemachtigde: mr. A.R.E. Maris en D.H. Wieringa)
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
Parzijde B.V., te Amsterdam, vergunninghouder,
(gemachtigde: mr. E. Beele).

Inleiding

Eisers wonen aan de [adressen] . Op het perceel tegenover hun woningen (het perceel) staat een leegstaand kantoorpand. Vergunninghouder wil het kantoorpand slopen en daarvoor in de plaats een appartementencomplex met 28 appartementen bouwen (het bouwplan).
Vergunninghouder heeft hiervoor op 18 november 2020 een omgevingsvergunning aangevraagd. Op 4 februari 2021 heeft het college een ontwerp-omgevingsvergunning ter inzage gelegd. Eisers hebben hiertegen een zienswijze ingediend.
Het college heeft op 20 mei 2021 aan derde-belanghebbende een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van 28 appartementen en voor het afwijken van de beheersverordening Houten Noord en Zuid (het bestreden besluit).
Eisers zijn het hier niet mee eens. Zij hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 18 januari 2022 op zitting behandeld. Namens eisers sub 1 is [eiser lid 1] verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Eisers sub 2 zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, vergezeld door [naam begeleider gemachtigde] .
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

De rechtbank heeft de beroepen van eisers op de zitting gevoegd. Deze uitspraak ziet op beide beroepen.
De rechtbank stelt verder vast dat op de behandeling van deze zaak de Crisis- en herstelwet (Chw) van toepassing is omdat met het bouwplan meer dan 11 woningen worden gebouwd.
Dit betekent dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer kunnen worden aangevoerd. [1] In de beroepsclausule van het bestreden besluit was dit echter niet vermeld. Pas op 12 november 2021 heeft de rechtbank partijen geïnformeerd dat de Chw van toepassing is op deze zaak. Gelet hierop zal de rechtbank de na de beroepstermijn ingediende beroepsgronden bij haar beoordeling betrekken. Verder moet de rechtbank het beroep van eisers in overeenstemming met afdeling 8.2.3. van de Algemene wet bestuursrecht versneld behandelen. De bestuursrechter doet uitspraak binnen zes maanden na afloop van de beroepstermijn. [2] De rechtbank is er, doordat niet tijdig is onderkend dat de Chw van toepassing was op de zaak, niet in geslaagd om binnen deze termijn uitspraak te doen. Dit betreft een wettelijke, maar geen fatale termijn. Dat betekent dat er geen gevolgen zijn voor dit beroep.
4. Tussen partijen is niet in geschil dat het bouwplan in strijd is met de beheersverordening Houten Noord en Zuid. In de beheersverordening staat namelijk dat het perceel alleen overeenkomstig het bestaande gebruik mag worden gebruikt (dus als kantoor), en dat bouwwerken vervangen mogen worden door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie. [3] Het bouwplan voldoet hier niet aan, omdat er op het perceel appartementen worden gebouwd en de afmetingen van het appartementencomplex groter zijn en het appartementencomplex deels op een ander plek wordt gebouwd. Het college heeft de omgevingsvergunning verleend door gebruik te maken van de zogenaamde buitenplanse afwijkingsmogelijkheid uit artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Het college kan zo’n omgevingsvergunning alleen verlenen als het bouwplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
5. Eisers vinden dat er een goede onderbouwing ontbreekt waarom het college afwijkt van de beheersverordening. Eisers sub 1 vrezen voor geluidsoverlast van de dry coolers die op het dak van het appartementencomplex worden geïnstalleerd. Zij hebben ter onderbouwing van hun standpunt een notitie van hun gemachtigde, werkzaam bij de Nederlandse Stichting Geluidshinder (NSG) van 18 december 2021 overgelegd. Eisers sub 2 vinden het bouwplan te massaal. Zij verliezen door de zijvleugel van het appartementencomplex hun vrije uitzicht. Eerder keken zij op een geluidswal en nu op de parkeerplaats en de zijvleugel. Ook zijn zij bang door overlast van koplampen, omdat het terrein oplopend is en er 21 parkeerplaatsen tegenover hun woningen komen. Verder vinden eisers sub 2 dat het participatietraject onzorgvuldig is verlopen.
6. Over dit laatste kan de rechtbank kort zijn. Het is geen wettelijke verplichting om voorafgaand aan een besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning een participatietraject te volgen. Dat betekent dat de rechtbank niet kan toetsen of het participatietraject zorgvuldig is verlopen. De rechtbank toetst alleen of het bestreden besluit (de omgevingsvergunning) rechtmatig is.
7. Bij die toets geldt het volgende. Bij zijn besluit om af te wijken van de beheersverordening heeft het college beleidsruimte. Als het college vindt dat dat het bouwplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, kan hij er voor kiezen om zijn bevoegdheid tot afwijking van het bestemmingsplan te gebruiken. De rechtbank toetst of het college, bij een afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. Dat is een beperkte toets.
8. Het college heeft toegelicht dat hij wil meewerken aan het bouwplan, omdat de ontwikkeling past in de doelstellingen van de Woonvisie. De appartementen zijn hoofdzakelijk bedoeld voor ouderen en starters. De woningen worden ook gasloos gebouwd, waarmee zij een bijdrage leveren aan de verduurzaming van de woningvoorraad. Verder geldt dat het appartementencomplex wordt gerealiseerd binnen een bestaande kantoorlocatie, zodat geen uitbreiding buiten stedelijk gebeid noodzakelijk is. Ook wordt voorzien in eigen parkeerbehoefte voor auto’s en fietsen. De rechtbank kan deze toelichting volgen. Wat eisers sub 2 zeggen over de gevreesde overlast van koplampen maakt dat niet anders. Het college heeft toegelicht dat de situatie nu ook al zo is dat er parkeerplaatsen tegenover de woningen van eisers sub 2 zijn en dat in de nieuwe situatie beplanting komt te staan tussen de parkeerplaatsen en de woningen. De overlast zal naar verwachting minimaal zijn. De rechtbank heeft op basis van de stukken die zij heeft, geen reden om hier aan te twijfelen.
9. Het uitzicht van eisers sub 2 wordt weliswaar beperkt, maar de rechtbank vindt niet dat het college dit belang zwaarder had moeten laten wegen dan het belang van vergunninghouder en het algemeen belang van woningbouw. Het uitzicht van eisers sub 2 was al beperkt door de geluidswal. Bovendien bestaat er in Nederland geen recht op een vrij uitzicht.
10. De rechtbank is het ook niet met eisers sub 1 eens dat het bestreden besluit in strijd is met een goede ruimtelijke ordening vanwege het geluid van de dry coolers. Volgens eisers sub 1 mag de geluidsbelasting van de dry coolers op hun woningen maximaal 35 dB(A) in de nacht bedragen, en overdag en in de avond iets meer. De norm van 35 dB(A) is echter geen wettelijke norm. De rechtbank moet toetsen of het geluid van de dry coolers op de woningen van eisers sub 1 aanvaardbaar is. De rechtbank vindt dat het college voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidniveau. In de notitie van Rho van 12 april 2021 staat dat het geluidniveau van een dry cooler op 36 meter ongeveer 28 dB(A) bedraagt. Rho heeft dit berekend aan de hand van de technische informatie van de leverancier. Het college en vergunninghouder hebben in de stukken en op de zitting toegelicht dat het plan concreet inhoudt dat er twee dry coolers worden geplaatst die op 5 meter van de bron 52 dB(A) produceren. Weliswaar zullen de twee dry coolers elkaar versterken, maar het college heeft toegelicht dat dit ongeveer 3 tot 6 dB(A) extra oplevert. Daarmee vindt de rechtbank het voldoende aannemelijk dat de geluidsbelasting op de woningen van eisers sub 1, op meer dan 36 meter afstand, van een aanvaardbaar niveau is.
11. De notitie van NSG maakt dat niet anders. NSG heeft verschillende scenario’s berekend met als uitgangspunt een dry cooler met een bronvermogen van 70 dB(A), waaronder het scenario dat er twee dry coolers worden geplaatst. Volgens NSG levert dat op 10 meter van de bron een geluidsbelasting van 45 dB(A) op. De dry coolers komen op meer dan 36 meter van de woningen van eisers sub 1, dus ook als uitgegaan wordt van de berekeningen van NSG is het niet aannemelijk dat sprake is van een onaanvaardbaar geluidsniveau. Daarbij vindt de rechtbank van belang dat sinds 1 april 2021 in het Bouwbesluit voor dit soort installaties een norm van 40 dB(A) op een aangrenzend perceel is opgenomen. Het is aannemelijk, ook uitgaande van de berekening van NSG, dat de geluidsbelasting op de woningen van eisers sub 1 daaronder zal blijven.
12. Op de zitting heeft de gemachtigde van eisers sub 1 nog toegelicht dat het bronvermogen van de twee dry coolers die worden geplaatst hoger is dan de 70 dB(A) waar Rho in de notitie van 12 april 2021 vanuit gaat. Hij heeft toegelicht dat daardoor de geluidsbelasting op de woningen van eisers sub 1 de norm van 35 dB(A) met 14 dB(A) overdag en 19 dB(A) in de nacht zal overschrijden en dat er dus sprake zal zijn van een geluidsbelasting van 49 dB(A) en 54 dB(A), maar dit is niet onderbouwd met een rapport. De rechtbank vindt de enkele toelichting van de gemachtigde op zitting onvoldoende om te twijfelen aan de conclusie dat ook met de twee dry coolers op het dak er sprake is van een aanvaardbare geluidsbelasting, ook omdat in het rapport van NSG staat dat twee dry coolers met een bronvermogen van 70 dB(A) op slechts tien meter van de bron 45 dB(A) produceren.
Conclusie
13. Het college heeft in redelijkheid mogen afwijken van de beheersverordening en heeft de omgevingsvergunning mogen verlenen. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college ook geen proceskosten hoeft te vergoeden.
14. Op de zitting zijn partijen gewezen op de mogelijkheid om tegen deze uitspraak in hoger beroep te komen op de wijze zoals onderaan dit proces-verbaal staat omschreven.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2022 door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. T.E.G. van Heukelom, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 1.1, eerste lid, onder a, van de Chw, in samenhang met artikel 1.6a van de Chw.
2.Artikel 1.6, vierde lid, van de Chw.
3.Artikel 3.1, onder a en b van de planregels bij de beheersverordening Houten Noord en Zuid.